Omzetbelasting. Vrijstelling diensten door lijkbezorgers, crematoria en expoitanten van begraafplaatsen

Omzetbelasting. Vrijstelling diensten door lijkbezorgers, crematoria en exploitanten van begraafplaatsen

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten

Besluit van 24 januari 2008, nr. CPP2008/39M, Stcrt. nr. 32

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit betreft een herziene versie van het besluit CPP2005/2195M. Het besluit is herzien in verband met beslissingen van de Hoge Raad over de reikwijdte van de vrijstelling voor de diensten door lijkbezorgers. Daarnaast zijn enkele tekstuele aanpassingen aangebracht. De teksten over integratieheffing en vervoer van (overleden) personen zijn geheel verwijderd, omdat het rechtstreekse toepassing van de wettelijke bepalingen betreft.

1. Inleiding

In de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de wet) zijn de diensten verricht door lijkbezorgers vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting (artikel 11, eerste lid, onderdeel h, van de wet). Deze bepaling in de wet is gebaseerd op artikel 371 van de btw-richtlijn en de daarbij behorende bijlage X, deel B, onderdeel 4. Op grond van dat onderdeel kunnen de lidstaten de diensten verricht door lijkbezorgers en crematoria vrijstellen. Dat geldt ook voor de leveringen door lijkbezorgers die met deze diensten in rechtstreeks verband staan. Als voorwaarde geldt dat de lidstaten deze vrijstelling al verleenden op 1 januari 1978. Nederland voldoet aan die voorwaarde en heeft de vrijstelling gehandhaafd.

1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen

wet

Wet op de omzetbelasting 1968

vrijstelling

artikel 11, eerste lid, onderdeel h, van de Wet

btw-richtlijn

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347 van 11 december 2006)

2. Reikwijdte van de vrijstelling

De Hoge Raad heeft geoordeeld 1) dat de vrijstelling een objectief karakter draagt. Hierbij is de aard van de dienst bepalend voor de vrijstelling en niet de dienstverrichter. Slechts die diensten kunnen worden vrijgesteld die kenmerkend en essentieel zijn voor de diensten die door een lijkbezorger worden verricht.
.....
1) Hoge Raad 27 januari 2006, nummers 40 403 en 40 750.

Uit de ontstaansgeschiedenis van de vrijstelling en naar maatschappelijke opvattingen kunnen de volgende diensten als kenmerkende en essentiële diensten van een lijkbezorger worden aangemerkt 1):
- de verzorging en opbaring van het lichaam van de overledene;
- de verzorging van de uitvaartplechtigheid;
- het dragen van de lijkkist;
- de teraardebestelling of crematie (inclusief de asverstrooiing).
.....
1) Zie ook conclusie AG 22 december 2004, CPG 40403.

Hierbij is van belang dat deze diensten een afzonderlijk geheel vormen en een kenmerkend en essentieel deel uitmaken van de lijkbezorging 1). In het kader van dit besluit wordt als een lijkbezorger aangemerkt diegene die één of meer van deze kenmerkende diensten verricht. Dat betekent dat een ondernemer geen aanspraak kan maken op de vrijstelling als de verleende dienst slechts een onderdeel vormt van een van de genoemde kenmerkende en essentiële diensten. Dat is bijvoorbeeld het geval als alleen een rouwcentrum ter beschikking wordt gesteld.
.....
1) Vergelijk Hof van Justitie EG, C-169/04, 4 mei 2006 (Abbey National).

Goedkeuring
De wettelijke vrijstelling is beperkt tot de diensten van lijkbezorgers. De btw-richtlijn biedt de mogelijkheid ook leveringen door lijkbezorgers, die in rechtstreeks verband staan met die diensten, vrij te stellen. Om de wetstoepassing zoveel mogelijk te vereenvoudigen keur ik goed dat leveringen door lijkbezorgers buiten de heffing van omzetbelasting blijven, als die leveringen in rechtstreeks verband staan met de hiervoor genoemde kenmerkende en essentiële diensten 1). Ik verbind aan deze goedkeuring de voorwaarde dat de lijkbezorger de terzake aan hem in rekening gebrachte omzetbelasting niet in aftrek brengt.
.....
1) Dat is bijvoorbeeld het geval als de lijkbezorger rouwkaarten levert die door de nabestaande(n) zullen worden verzonden. Daarentegen staat de levering van een grafmonument in een te ver verwijderd verband met de hiervoor genoemde kenmerkende en essentiële diensten, zodat de vrijstelling op die levering niet van toepassing is.

3. Exploitanten van begraafplaatsen en crematoria

Bij de invoering van de wet per 1 januari 1969 (Kamerstukken 1968, 9324, Memorie van Antwoord) is bevestigd dat de diensten verricht door exploitanten van begraafplaatsen en crematoria ook onder de vrijstelling vallen.

Goedkeuring
Er bestaat geen bezwaar tegen dat ten aanzien van de prestaties verricht door exploitanten van begraafplaatsen en crematoria heffing van omzetbelasting achterwege blijft. Tot deze prestaties kan ook de vestiging van het recht van eigen graf worden gerekend. Ik verbind aan deze goedkeuring de voorwaarde dat de lijkbezorger de terzake aan hem in rekening gebrachte omzetbelasting niet in aftrek brengt.

4. Inwerkingtreding en intrekking regeling

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van het kalenderkwartaal volgend op de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit is het besluit CPP2005/2195M ingetrokken.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 januari 2008.

De staatssecretaris van Financiën,
namens deze:
de directeur-generaal Belastingdienst,
mr. J. Thunnissen.