Teruggaaf van teveel betaalde inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Ons kenmerk: DGB 2008-01576 U

Geachte voorzitter,

Bijgaand doe ik u mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toekomen een nota ter beantwoording van vragen van het lid van uw Kamer Omtzigt over teruggaaf van teveel betaalde inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de staatssecretaris van Financi ën en de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over teruggaaf van teveel betaalde inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Ingezonden 17 maart 2008)

1.

Is het u bekend dat in mededeling 7 loonheffingen van de Belastingdienst (november 2007) werd beschreven hoe onder andere de teruggaaf van teveel betaalde inkomensafhankelijke bijdrage ZVW premie over 2006 zou plaatsvinden? Welke standaarden golden er uit algemene regels of uit die mededeling voor

  • minimumbedrag dat terugbetaald diende te worden;
  • uiterste termijn van terugbetaling;
  • werknemers die al in 2006 uit dienst getreden zijn;
  • verrekening met de loonbelasting/inkomstenbelasting van de werknemer?
    Kunt u deze standaarden op een rij zetten?

2.
Herinnert u zich dat u op 18 januari 2008 aan de Kamer meedeelde dat voor bedrijven die de termijn niet gehaald hadden andere standaarden gelden? Kunt u die op de punten uit vraag 1, vergelijken met de standaarden van bedrijven die wel op tijd hadden terugbetaald (Kamerstuk 31 066, nr. 25)?

Antwoord op vraag 1 en 2
In de periode maart - december 2007 is in de mededelingen loonheffingen diverse malen aandacht besteed aan de teruggaaf van teveel ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW). Daarbij is uitwerking gegeven aan de wettelijke regeling volgens de ZVW. Deze regeling voorziet niet in een minimumbedrag waaronder geen teruggaaf plaatsvindt. De inhoudingsplichtige moet het voor een bepaalde werknemer terugontvangen bedrag als negatief loon boeken in het loontijdvak waarin de teruggaaf wordt ontvangen.

Voor werknemers die niet meer in dienst zijn op het tijdstip van de uitbetaling aan de inhoudingsplichtige worden twee situaties onderscheiden. In de eerste situatie heeft de werknemer in het jaar van uitbetaling nog wel loon van zijn inhoudingsplichtige ontvangen. In dat geval moet de inhoudingsplichtige voor de werknemer nog een loonaangifte doen, waarop het terugontvangen bedrag als negatief loon wordt vermeld. Op de door de inhoudingsplichtige uitgereikte jaaropgaaf wordt het negatieve loon gesaldeerd met het ook ontvangen positieve loon. Als in het lopende jaar geen loonuitbetalingen aan de desbetreffende werknemer meer zijn gedaan, kan de inhoudingsplichtige volstaan met het uitreiken van een jaaropgaaf aan de werknemer waarop het negatieve loon is vermeld. In beide gevallen ontvangt de werknemer de verrekening voor eerder teveel ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage ZVW terug via zijn aangifte inkomstenbelasting.

Nadat in december 2007 uitbetalingen hadden plaatsgevonden, bleek er in de praktijk een aantal problemen te rijzen die om een oplossing vroegen. Deze zijn geadresseerd in de brief van 18 januari 20081. Allereerst kunnen inhoudingsplichtigen ervoor kiezen bedragen van maximaal € 13 per werknemer niet als negatief loon in hun loonadministratie te verwerken, omdat de daarmee samenhangende administratieve last niet in verhouding zou staan tot het daarmee te bereiken voordeel voor de werknemer.

Ten tweede is in de brief geregeld dat het inhoudingsplichtigen die niet in staat zijn een negatiefloonboeking uit te voeren, is toegestaan het van de Belastingdienst terugontvangen bedrag in z’n geheel door te storten naar de desbetreffende werknemer.

Ten derde is in de brief een opmerking gemaakt over de verrekening met werknemers die niet meer bij de inhoudingsplichtige in dienst zijn en die voor hem niet traceerbaar zijn. Als het traceren van een werknemer met een redelijke inspanning niet lukt, dan mag de inhoudingsplichtige ervan uitgaan dat het initiatief bij de werknemer ligt. De werknemer is door de Belastingdienst over het recht op teruggaaf geïnformeerd en kan dus desgewenst zelf contact met zijn voormalige inhoudingsplichtige opnemen.

3.
Deelt u de mening dat het er in het bijzonder op lijkt dat terugbetalingen netto aan de werknemer mochten geschieden; klopt dat en hoeveel geld wordt netto terugbetaald, zonder inhouding van belastingen en premies? Hoeveel geld derft de staat aan inkomsten?

Antwoord op vraag 3
De inkomensafhankelijke bijdrage ZVW wordt door de inhoudingsplichtige ingehouden bij de werknemer en heeft geen invloed op het belastbare loon van de werknemer. In veel gevallen moet de inhoudingsplichtige het bedrag van de ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage aan zijn werknemer vergoeden. Die vergoeding maakt deel uit van het belastbaar loon van de werknemer, zodat hij daarover loonbelasting betaalt. Daar waar achteraf bezien teveel inkomensafhankelijke bijdrage is ingehouden, is ook een te hoge vergoeding ontvangen. Die vergoeding kwam voor rekening van de inhoudingsplichtige. Daarom betaalt de Belastingdienst de boven het maximum ingehouden bijdrage aan de inhoudingsplichtige terug. In retrospectief heeft de werknemer teveel loonbelasting betaald. Dit wordt gecorrigeerd door middel van een negatiefloonboeking. Een en ander wordt met cijfervoorbeeld 1 toegelicht.

Cijfervoorbeeld 1

Werknemer A heeft gedurende het hele jaar 2006 twee dienstbetrekkingen gehad. Zijn ZVW-loon bij inhoudingsplichtige X bedroeg € 20 000, zijn ZVW-loon bij inhoudingsplichtige Y bedroeg € 30 000. Uitgaande van een bijdragepercentage ZVW van 6,5%, een maximumbijdrage-inkomen van € 30 015 en een proportioneel tarief loonbelasting van 40%, verloopt de heffing als volgt.

In het jaar 2006
Inhoudingsplichtige X houdt € 1300 inkomensafhankelijke bijdrage ZVW in (6,5% van € 20 000) en draagt dat af aan de Belastingdienst. Inhoudingsplichtige X moet de ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage vergoeden aan werknemer A. Deze vergoeding bedraagt dus € 1300 en moet tot het belastbaar loon van werknemer A worden gerekend. Het belastbaar loon van werknemer A bedraagt dan ook € 21 300. Hierover houdt inhoudingsplichtige X € 8520 loonbelasting in (40% van € 21 300) en draagt deze af aan de Belastingdienst.
Inhoudingsplichtige Y houdt € 1950 inkomensafhankelijke bijdrage ZVW in (6,5% van € 30 000) en draagt dat af aan de Belastingdienst. Inhoudingsplichtige Y moet de ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage vergoeden aan werknemer A. Deze vergoeding bedraagt dus € 1950 en moet tot het belastbaar loon van werknemer A worden gerekend. Het belastbaar loon van werknemer A bedraagt dan ook € 31 950. Hierover houdt inhoudingsplichtige Y € 12 780 loonbelasting in (40% van € 31 950) en draagt deze af aan de Belastingdienst.

Na afloop van het jaar 2006: verrekening door de Belastingdienst
Na afloop van het jaar 2006 constateert de Belastingdienst dat voor werknemer A inkomensafhankelijke bijdrage ZVW is ingehouden over een inkomen van € 50 000. Het maximumbijdrage-inkomen bedraagt € 30 015. Dit betekent achteraf bezien dat over € 19 985 ten onrechte inkomensafhankelijke bijdrage ZVW is ingehouden. Omdat werknemer A van zijn inhoudingsplichtigen een vergoeding heeft ontvangen, is het teveel ingehouden bedrag in feite voor rekening van inhoudingsplichtige X en inhoudingsplichtige Y gekomen. De Belastingdienst betaalt dat pondspondsgewijs aan hen terug. Dit verloopt als volgt.
Van de teveel aan werknemer A vergoede inkomensafhankelijke bijdrage is € 20 000/euro 50 000e deel toerekenbaar aan inhoudingsplichtige X en € 30 000/euro 50 000e deel toerekenbaar aan inhoudingsplichtige Y. In totaal is € 1300 teveel inkomensafhankelijke bijdrage aan werknemer A vergoed (6,5% van € 19 985). De Belastingdienst betaalt daarvan € 520 (2/5e deel) terug aan inhoudingsplichtige X en € 780 (3/5e deel) terug aan inhoudingsplichtige Y.

Na afloop van het jaar 2006: verrekening door de inhoudingsplichtigen X en Y
Werknemer A heeft in 2006 loonbelasting betaald over de ontvangen vergoeding van te veel betaalde inkomensafhankelijke bijdrage ZVW. Het wettelijke systeem voorziet erin dat werknemer A daarvoor compensatie ontvangt. Daartoe moeten inhoudingsplichtigen X en Y een zogenoemde negatiefloonboeking uitvoeren. Dit houdt in dat ze het belastbaar loon van werknemer A in het tijdvak waarin de terugbetaling is gekomen eenmalig met het bedrag van de terugontvangen vergoeding voor inkomensafhankelijke bijdrage moeten verlagen. Het enige gevolg daarvan is dat in het desbetreffende tijdvak minder loonbelasting van het reguliere loon van werknemer A wordt ingehouden. Daardoor ontvangt hij een hoger netto loon.
Stel dat werknemer A in het tijdvak waarin de terugbetaling voor teveel vergoede inkomensafhankelijke bijdrage ZVW aan zijn inhoudingsplichtigen plaatsvindt bij inhoudingsplichtige X gedurende het hele jaar een belastbaar maandloon had van € 1700 en bij inhoudingsplichtige Y een belastbaar maandloon van € 2500.
Inhoudingsplichtige X zou normaal gesproken € 680 loonbelasting inhouden en afdragen aan de Belastingdienst (40% van € 1700). Werknemer A zou dan netto € 1020 van inhoudingsplichtige X uitbetaald krijgen (euro 1700 -/- € 680). Na de ontvangst van de teveel vergoede inkomensafhankelijke bijdrage ZVW moet inhoudingsplichtige X het belastbaar loon echter eenmalig met het terugontvangen bedrag verlagen. Het belastbaar loon bedraagt in dat tijdvak dan ook € 1180 (euro 1700 -/- € 520). De af te dragen loonbelasting bedraagt € 472 (40% van € 1180). Werknemer A ontvangt van inhoudingsplichtige X een nettoloon van € 1228 (euro 1700 -/- € 472). De facto heeft werknemer A aldus € 208 compensatie ontvangen voor de eerder over de teveel vergoede inkomensafhankelijke bijdrage ZVW (euro 680 -/- € 472). Kort gezegd ontvangt hij 40% van € 520 terug. Deze compensatie komt ten laste van de schatkist (en compenseert hiermee de teveel verkregen inkomsten als gevolg van de teveel ingehouden en vergoede inkomensafhankelijke bijdrage ZVW in het jaar 2006). In alle andere maandtijdvakken wordt door inhoudingsplichtige X gewoon over € 1700 loonheffing ingehouden.
Inhoudingsplichtige Y zou normaal gesproken € 1000 loonbelasting inhouden en afdragen aan de Belastingdienst (40% van € 2500). Werknemer A zou dan netto € 1500 van inhoudingsplichtige Y uitbetaald krijgen (euro 2500 -/- € 1000). Na de ontvangst van de teveel vergoede inkomensafhankelijke bijdrage ZVW moet inhoudingsplichtige Y het belastbaar loon echter eenmalig met het terugontvangen bedrag verlagen. Het belastbaar loon bedraagt in dat tijdvak dan ook € 1720 (euro 2500 -/- € 780). De af te dragen loonbelasting bedraagt € 688 (40% van € 1720). Werknemer A ontvangt van inhoudingsplichtige Y een nettoloon van € 1812 (euro 2500 -/- € 688). De facto heeft werknemer A aldus € 312 compensatie ontvangen voor de eerder over de teveel vergoede inkomensafhankelijke bijdrage ZVW (euro 1000 -/- € 688). Kort gezegd ontvangt hij 40% van € 780 terug. Deze compensatie komt ten laste van de schatkist (en compenseert hiermee de teveel verkregen inkomsten als gevolg van de teveel ingehouden en vergoede inkomensafhankelijke bijdrage ZVW in het jaar 2006). In alle andere maandtijdvakken wordt door inhoudingsplichtige Y gewoon over € 2500 loonheffing ingehouden.

Daar waar een inhoudingsplichtige niet in staat is in zijn loonadministratie een negatiefloonboeking te maken, mag hij ervoor kiezen het van de Belastingdienst terugontvangen bedrag in zijn geheel door te storten naar de betrokken werknemer. Dit leidt tot een hogere belastingopbrengst, omdat geen afboeking op het belastbaar loon plaatsvindt. Hierdoor wordt meer loonheffing ingehouden dan op grond van het wettelijke systeem eigenlijk nodig was geweest. De werknemer wordt gecompenseerd door de doorbetaling van het door de inhoudingsplichtige ontvangen bedrag. Het feitelijke nadeel slaat neer bij de inhoudingsplichtige, die daar echter zelf voor heeft gekozen.

Waar het wettelijke systeem wordt gevolgd, leidt dit ertoe dat het belastbaar loon van de werknemer wordt verlaagd met het bedrag van de negatiefloonboeking. Dit kan gunstig zijn waar een werknemer in aanmerking komt voor inkomensafhankelijke regelingen. In verband daarmee is met betrekking tot 2006 voorgeschreven dat de inhoudingsplichtige uitsluitend het gehele terugontvangen bedrag aan de werknemer mag overmaken en niet slechts een gedeelte daarvan. Zo ontvangt de werknemer niet slechts compensatie voor eerder teveel betaalde belasting, maar wordt hij ook gecompenseerd voor mogelijke gevolgen van zijn hogere belastbare inkomen bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen. Een en ander wordt met het volgende cijfervoorbeeld toegelicht.

Cijfervoorbeeld 2

Uitwerking van de brief van 18 januari 2008
Inhoudingsplichtige X uit cijfervoorbeeld 1 is niet in staat een negatiefloonboeking in zijn loonadministratie te voeren. Hij kiest er om die reden voor de in de brief van 18 januari toegestane handelwijze toe te passen.
Inhoudingsplichtige X heeft van de Belastingdienst € 520 terugontvangen als compensatie voor de eerder door hem teveel aan werknemer A vergoede inkomensafhankelijke bijdrage ZVW. Inhoudingsplichtige X betaalt dit bedrag volledig door aan werknemer A. Werknemer A ontvangt dus een bedrag van € 520 van inhoudingsplichtige X.
Inhoudingsplichtige X voert geen negatiefloonboeking door. Het belastbaar loon van werknemer A stelt hij op € 1700. Hierover houdt hij € 680 loonbelasting in (40% van € 1700). Inhoudingsplichtige X betaalt aan werknemer A een nettoloon uit van € 1020.

Vergelijking met cijfervoorbeeld 1
Werknemer A: in cijfervoorbeeld 1 ontving werknemer A in het desbetreffende tijdvak een nettoloon van van € 1228. In dit cijfervoorbeeld ontvangt werknemer A een nettoloon van € 1020, plus een doorbetaling van € 520. In totaal ontvangt hij in het desbetreffende loontijdvak dus een bedrag van € 1540. Dit is € 312 meer dan in cijfervoorbeeld 1.
In cijfervoorbeeld 1 is het belastbare loon van werknemer A € 520 lager dan in cijfervoorbeeld 2. Dit kan betekenen dat werknemer A minder geld ontvangt op grond van een of meer inkomensafhankelijke regelingen. De gedachtegang is geweest dat de € 312 die hij in cijfervoorbeeld 2 meer ontvangt, dient ter compensatie van die mogelijke effecten.

Inhoudingsplichtige X: in cijfervoorbeeld 1 ontving inhoudingsplichtige X een bedrag van € 520 van de Belastingdienst retour. Hij mocht dit geld houden. In cijfervoorbeeld 2 kiest hij er voor dit bedrag door te betalen aan werknemer A. Voor inhoudingsplichtige X is dit een nadeel. De keuze voor deze handelwijze impliceert echter dat inhoudingsplichtige X van mening is dat dit nadeel opweegt tegen de nadelen van een geforceerde negatiefloonboeking.

Belastingdienst: zowel in cijfervoorbeeld 1 als in cijfervoorbeeld 2 betaalt de Belastingdienst € 520 uit aan inhoudingsplichtige X. In cijfervoorbeeld 1 boekt inhoudingsplichtige X bovendien negatief loon, waardoor de aan de Belastingdienst voor werknemer A afgedragen loonheffing € 472 bedraagt. In cijfervoorbeeld 2 vindt geen negatiefloonboeking plaats, zodat inhoudingsplichtige € 680 loonheffing afdraagt. De Belastingdienst ontvangt in cijfervoorbeeld 2 dus € 208 meer loonheffing.

In het voorgaande is geabstraheerd van premieheffing werknemersverzekeringen. Strikt genomen zou gesteld kunnen worden dat de vergoeding die door de inhoudingsplichtige wordt doorbetaald aan zijn werknemer als loon voor de sociale verzekeringen verloond zou moeten worden.2 Feitelijk is dit niet gebeurd. Het is echter duidelijk dat de gederfde premie in dit geval veel lager is geweest dan het voor de Staat als gevolg van de door de inhoudingsplichtige toegepaste handelwijze optredende belastingvoordeel.

4.
Op grond van welke bevoegdheid is er geen loon en/of inkomstenbelasting in rekening gebracht over de terugbetaalde inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet?

5.
Bent u van mening dat het gelijkheidsbeginsel geschonden is voor de groep die op tijd terugbetaald heeft in vergelijking met de groep die later onder andere voorwaarden heeft terugbetaald?

Antwoord op vraag 4 en 5
Er is gebruik gemaakt van de algemene aanwijzingsbevoegdheid van de staatssecretaris van Financiën ten opzichte van de Belastingdienst. In de kern is namelijk geregeld dat de Belastingdienst erin zal berusten als een inhoudingsplichtige er voor kiest gebruik te maken van de in de brief van 18 januari jl. beschreven handelwijze. Afgeleid daarvan ontstaat daarmee voor de desbetreffende inhoudingsplichtige de zekerheid dat hij die handelwijze zonder nadelige consequenties kan volgen. Overigens kan op het niveau van de werknemer worden gesteld dat het negatieve loon waarop hij normaal gesproken aanspraak had kunnen maken, in de praktijk wegvalt tegen het bedrag dat hij als positief loon van zijn inhoudingsplichtige doorbetaald heeft gekregen.

Het gelijkheidsbeginsel is niet geschonden. Inhoudingsplichtigen die besluiten gebruik te maken van de handelwijze zoals die in de brief van 18 januari jl. is beschreven, kunnen geen negatiefloonboeking in hun loonadministratie doorvoeren. Zij zijn reeds om die reden niet vergelijkbaar met inhoudingsplichtigen die wel negatiefloonboekingen kunnen verwerken. Bovendien wordt de handelwijze uit de brief van 18 januari jl. niet dwingend voorgeschreven. Inhoudingsplichtigen kunnen daarvoor op grond van een individuele afweging kiezen. In die afweging kunnen zij de administratieve lasten van het conform de wettelijke regeling verwerken van de teruggaven als n egatief loon afzetten tegen het financiële nadeel dat ze leiden als gevolg van de volledige doorstorting van het terugontvangen bedragen. Per saldo kunnen ze dan ook geacht worden niet voordeliger of nadeliger uit te zijn dan inhoudingsplichtigen die wel de wettelijk voorgeschreven handelwijze volgen. Uit cijfervoorbeeld 2 blijkt dat de handelwijze uit de brief van 18 januari jl. leidt tot een hogere belastingopbrengst. In die zin is er dan ook geen sprake van begunstigend beleid.

6.
Kunt u deze vragen, in verband met de aangekondigde extra uitvraag van gegevens over 2007, binnen een week beantwoorden.

Antwoord op vraag 6
Gelet op het in de vraag genoemde belang zijn de vragen met spoed afgehandeld.

1: Kamerstukken II 2007-2008, 31 066, nr. 25.
2: Daar waar het loon van de werknemer hoger is dan het maximumpremieloon, zou betaling van premies werknemersverzekeringen er overigens vervolgens weer toe geleid hebben dat tot een hoger bedrag teveel premie werknemersverzekeringen zou zijn betaald, waarna in een volgend jaar vervolgens weer teruggaaf voor het teveel betaalde had moeten plaatsvinden.