Wijziging van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001

Wijziging van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001

Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken; directie Directe Belastingen

Besluit 18 juli 2007 Nr. DB2007-346M, Stcrt. nr. 140

De staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 25 van de Wet op de loonbelasting 1964;

Besluit:

Artikel I

Artikel 64, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot het vierde en vijfde lid, vervangen door:

1. Ten aanzien van de loon uit tegenwoordige dienstbetrekking genietende werknemer die met betrekking tot een kalenderkwartaal als student of scholier wordt aangemerkt, kan in afwijking in zoverre van artikel 25, eerste lid, van de wet, voor loonbetalingen waarvan het inhoudingstijdstip in dat kwartaal is gelegen, dat kwartaal als loontijdvak worden aangemerkt. De eerste volzin wordt niet toegepast ten aanzien van de student of scholier die niet schriftelijk, gedagtekend en ondertekend te kennen heeft gegeven dat te zijnen aanzien het kwartaal als loontijdvak kan worden aangemerkt.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt met betrekking tot een kalenderkwartaal een werknemer als student of scholier aangemerkt:

a. de werknemer die bij het begin van het kalenderkwartaal recht heeft op een gift, een voorwaardelijke gift of een prestatiebeurs op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
b. de werknemer die bij het begin van het kalenderkwartaal recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
c. de werknemer voor wie bij het begin van het kalenderkwartaal recht bestaat op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet;
d. de werknemer die bij het begin van het kalenderkwartaal staat ingeschreven bij een onderwijsinstelling waar hij een voltijdse opleiding volgt en die inwoner is van een lidstaat van de Europese Unie, van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland en die in het bezit is van een door de Minister van Financiën aangewezen internationale studentenkaart.

3. Voor de toepassing van het eerste lid bewaart de inhoudingsplichtige bij zijn loonadministratie een schriftelijke door de werknemer gedagtekende en ondertekende verklaring dat te zijnen aanzien het kwartaal als loontijdvak kan worden aangemerkt alsmede:

a. ingeval het tweede lid, onderdeel a, van toepassing is, het correspondentienummer;
b. ingeval het tweede lid, onderdeel b, van toepassing is, het correspondentienummer;
c. ingeval het tweede lid, onderdeel c, van toepassing is, het registratienummer;
d. ingeval het tweede lid, onderdeel d, van toepassing is, een kopie van de internationale studentenkaart.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na publicatie in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën,

Toelichting

Algemeen

Op grond van artikel 64 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 kan voor studenten en scholieren het kwartaal als loontijdvak in aanmerking worden genomen. Door een kwartaal als loontijdvak in aanmerking te nemen wordt een kwart van de jaarlijkse algemene heffingskorting en arbeidskorting benut, waardoor in de regel niet of nauwelijks loonheffing ingehouden hoeft te worden. Hierdoor wordt in veel gevallen voorkomen dat de student of scholier een T-biljet moet indienen om de ingehouden loonheffing terug te vragen.

Ook bij de werknemersverzekeringen is sprake van een studenten- en scholiere nregeling. Deze is geregeld in artikel 3.13 van de Regeling Wfsv. Deze wijziging in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 sluit aan bij de wijziging van de studenten- en scholierenregeling in de Regeling Wfsv per 1 juli 2007. Hiermee wordt de definitie van de groep studenten en scholieren die in aanmerking komt voor deze twee regelingen met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2007 gelijkgeschakeld.

Artikelsgewijs

Artikel I

Het eerste, tweede en derde lid van artikel 64 vervangen het eerste lid van artikel 64. Hierbij zijn zowel inhoudelijke als niet inhoudelijke wijzigingen aangebracht.

De wijziging van het eerste lid en de toevoegingen van het tweede lid, onderdelen a en c, en de aanhef van het derde lid zijn van redactionele aard.

In artikel 64, tweede lid, onderdeel b, is een verwijzing naar de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en studiekosten opgenomen. Deze verwijzing vervangt de verwijzing naar de Wet tegemoetkoming studiekosten. Dit is een technische wijziging omdat de laatstgenoemde wet met ingang van 1 augustus 2001 is vervangen door de eerstgenoemde wet.

Op grond van het toegevoegde onderdeel d van het tweede lid, is de regeling ook van toepassing op studenten en scholieren die bij het begin van het kalenderkwartaal staan ingeschreven bij een onderwijsinstelling waar zij een voltijdse opleiding volgen en die inwoner zijn van een lidstaat van de Europese Unie, van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland en die in het bezit zijn van een door de Minister van Financiën aangewezen internationale studentenkaart. Internationale studentenkaarten zullen aangewezen worden door middel van een beleidsbesluit van het Ministerie van Financiën. Een internationale studentenkaart zal alleen aangewezen worden indien deze aan twee criteria voldoet. Het eerste criterium is dat de kaart voldoende waarborgen biedt dat de houder van de kaart daadwerkelijk ingeschreven staat bij een voltijdse ople iding van een erkende onderwijsinstelling. Hierbij is van belang in welke mate voor de verkrijging van de kaart getoetst wordt of de aanvrager ingeschreven staat bij een voltijdse opleiding van een erkende onderwijsinstelling. Verder moet de kaart identiteitsgegevens bevatten die het gebruik van iemands anders kaart bemoeilijken. Hierbij kan gedacht worden aan de naam, de geboortedatum en een foto. Ingebouwde echtheidskenmerken die namaak van de kaart bemoeilijken, verhogen de betrouwbaarheid van de kaart ook. Het tweede criterium is dat de geldigheidsduur van de kaart beperkt is. Dit om te voorkomen dat iemand nog lange tijd een geldige internationale studentenkaart in het bezit kan hebben zonder dat diegene nog student of scholier is. Als eerste zal de ISIC (International Student Identity Card) aangewezen worden. Aan de hand van deze kaart kunnen de werkgever en de inspecteur van de Belastingdienst op eenvoudige wijze vaststellen dat de werknemer bij verkrijging van die kaart was ingeschreven bij een onderwijsinstelling. In de toekomst kunnen ook andere internationale studentenkaarten worden aangewezen.

In de onderdelen a tot en met d van het derde lid is voorgeschreven welke gegevens de inhoudingsplichtige ten aanzien van de desbetreffende werknemer in zijn loonadministratie moet bewaren. De toevoeging van de onderdelen a, b en c betreffen de gegevens die vóór 2007 vermeld konden worden op de bijlage studenten- en scholierenregeling bij de loonbelastingverklaring. Onder correspondentienummer wordt ook het O &W-nummer verstaan. Deze nummers zijn gelijk. In het derde lid, onderdeel d, is voorgeschreven dat de inhoudingsplichtige een kopie van de internationale studentenkaart in zijn loonadministratie bewaart indien voor de werknemer gebruik gemaakt wordt van de regeling op grond van het tweede lid, onderdeel d. Het is hierbij van belang dat de kopie de volledige voorkant van de kaart behelst en dat alle gegevens goed leesbaar zijn.

De Staatssecretaris van Financiën,