Bijstellingsregeling 2010

DIRECTORAAT-GENERAAL VOOR FISCALE ZAKEN

DIRECTIE DIRECTE BELASTINGEN

's-Gravenhage, 10 december 2009

Nr. DB 2009/719 M, Staatscourant 2009, 20620


De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op afdeling 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 12a, 32bb en 32bc van de Wet op de loonbelasting 1964, de artikelen 30a en 31 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, artikel 35a van de Successiewet 1956, artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 10, vierde lid, van de Wet op de vennootschapbelasting 1969, artikel 10aa van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 en artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken;

Besluit:

Artikel I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 2.10 worden de bedragen in de tarieftabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

Bij een belastbaar
inkomen uit werk en woning van meer dan
maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I II III IV
- euro 18 218

-

2,35%
euro 18 218 euro 32 738 euro 428 10,85%
euro 32 738 euro 55 817
euro 2 003
42%
euro 55 817
- euro 11 696
52%

B. In artikel 2.10a worden de bedragen in de tarieftabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

Bij een belastbaar
inkomen uit werk en woning van meer dan
maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I II III IV
- euro 18.218 2,35%
euro 18 218 euro 32.738 euro 428 10,70%
euro 32 738 euro 55.817 euro 2 003
42%
euro 55 817
- euro 11 696
52%

C. In artikel 3.15, eerste lid, wordt “euro 4200” vervangen door: euro4300.

D. Artikel 3.19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de in het tweede lid opgenomen tabel wordt “euro 1 000 000” telkens vervangen door: € 1 010 000.
2. In de in het tweede lid opgenomen tabel, derde kolom, wordt “euro 13 000” vervangen door: € 13 130.
3. Het laatstvermelde percentage van de in het tweede lid opgenomen tabel, derde kolom, wordt vervangen door: 1,45%.

E. In artikel 3.41, tweede lid, worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

bedraagt het percentage


euro 2 200

0

euro 2 200

euro 37 000

25

euro 37 000

euro 72 000

21

euro 72 000

euro 106 000

12

euro 106 000

euro 140 000

8

euro 140 000

euro 175 000

5

euro 175 000

euro 209 000

2

euro 209 000

euro 245 000

1

euro 245 000

-

0

F. In artikel 3.42, vierde lid, onderdelen a en b, wordt “euro 113 000 000” vervangen door: € 115 000 000.

G. In artikel 3.68, eerste lid, wordt “euro 11 590” vervangen door: € 11 811.

H. Artikel 3.76 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

is gelijk aan of meer dan

maar minder dan

bedraagt de zelfstandigenaftrek

-

euro 13 960

euro 9427

euro 13 960

euro 16 195

euro 8764

euro 16 195

euro 18 425

euro 8105

euro 18 425

euro 52 750

euro 7222

euro 52 750

euro 54 985

euro 6593

euro 54 985

euro 57 220

euro 5895

euro 57 220

euro 59 450

euro 5204

euro 59 450

-

euro 4574


2. In het derde lid wordt “euro 2070” vervangen door: € 2110.

I. Artikel 3.77 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt “euro 11 806” vervangen door: € 12 031.
2. In het tweede lid wordt “euro 5904” vervangen door: € 6017.
3. In het vierde lid wordt “euro 14 024” vervangen door: € 14 291.

J. Artikel 3.87 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

bij een reisafstand per openbaar vervoer

van meer dan

maar niet meer dan

op jaarbasis

-

10 km

-

10 km

15 km

euro 425

15 km

20 km

euro 568

20 km

30 km

euro 951

30 km

40 km

euro 1178

40 km

50 km

euro 1537

50 km

60 km

euro 1710

60 km

70 km

euro 1898

70 km

80 km

euro 1962

80 km

-

euro 1989

2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt “euro 1951” vervangen door: € 1989.
3. In het zesde lid wordt “euro 1951” vervangen door: € 1989.

K. In artikel 3.97, tweede lid, onderdeel a, wordt “euro 4144” vervangen door: € 4262.

L. Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de in het eerste lid opgenomen tabel wordt “euro 1 000 000” telkens vervangen door: € 1 010 000.
2. In de in het eerste lid opgenomen tabel, derde kolom, wordt “euro 5500” vervangen door: € 5555.
3. Het laatstvermelde percentage van de in het eerste lid opgenomen tabel, derde kolom, wordt vervangen door: 0,80%.
4. In het vijfde lid wordt “euro 1 000 000” telkens vervangen door “euro 1 010 000”. Voorts worden “euro 9000” en “1%” vervangen door respectievelijk € 9090 en 1,15%.

M. In artikel 3.114, eerste lid, wordt “euro 4144” vervangen door: € 4262.

N. Artikel 3.118, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt “euro 147 500” vervangen door: € 150 500.
2. In onderdeel c wordt en “euro 33 500” vervangen door: € 34 100.

O. In artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, wordt “euro 20 097” vervangen door: € 20 479.

P. Artikel 3.126a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onderdeel a, onder 3o, wordt “euro 20 097” vervangen door: € 20 479.
2. In het vijfde lid wordt “euro 4068” vervangen door: € 4146.

Q. Artikel 3.127 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt “euro 6703” telkens vervangen door “euro 6831”. Voorts wordt “euro 13 238” vervangen door: € 13 490.
2. In het derde lid worden “euro 11 345” en “euro 155 827” vervangen door respectievelijk € 11 561 en € 158 788.

R. Artikel 3.129, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt “euro 424 978” vervangen door: € 433 053.
2. In onderdeel b wordt “euro 212 495” vervangen door: € 216 533.
3. In onderdeel c wordt “euro 106 253” vervangen door: € 108 272.

S. In artikel 3.133, tweede lid, onderdeel d, wordt “euro 4068” vervangen door: € 4146.

T. In artikel 6.17, derde lid, worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

wordt gezinshulp geacht extra te zijn voor zover
de uitgaven voor gezinshulp meer bedragen dan
het in deze kolom vermelde percentage van het
verzamelinkomen vóór toepassing van de
persoonsgebonden aftrek


euro 29 901

0%

euro 29 901

euro 44 852

1%

euro 44 852

euro 59 799

2%

euro 59 799


3%


U. Artikel 6.20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, worden “euro 7 152” en “euro 118” vervangen door respectievelijk € 7288 en € 121.
2. In het eerste lid, onderdeel b, worden “euro 7 152” en “euro 38 000” vervangen door respectievelijk € 7288 en € 38 722.
3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt “euro 38 000” telkens vervangen door: € 38 722.
4. In het tweede lid worden “euro 7 152”, “euro 14 304”, “euro 118” en “euro 236” vervangen door respectievelijk € 7288, € 14 576, € 121 en € 242.

V. Artikel 6.29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt “euro 49” vervangen door: € 50.
2. In het tweede lid wordt “euro 56” vervangen door: € 57.

W. In artikel 8.9, eerste lid, wordt “93 1/3%” vervangen door: 86 2/3%.

X. Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, tweede volzin, onderdeel a, worden “1,738%” en “euro 154” vervangen door respectievelijk 1,737% en € 157.
2. In het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, worden “12,381%”, “euro 8859” en “euro 1534” vervangen door respectievelijk 11,888%, € 9041 en € 1564.
3. In het tweede lid, tweede volzin, onderdeel c, worden “euro 42 509” en “euro 54” vervangen door respectievelijk € 43 385 en € 56.
4. In het tweede lid, derde volzin, wordt “euro 42 509” vervangen door: € 43 385.
5. In het derde lid, onderdeel a, worden “14,747%” en “euro 1792” vervangen door respectievelijk 14,235% en € 1827.
6. In het derde lid, onderdeel b, worden “17,095%” en “euro 2048” vervangen door respectievelijk 16,555% en € 2087.
7. In het derde lid, onderdeel c, worden “19,442%” en “euro 2304” vervangen door respectievelijk 18,884% en € 2348.

Y. Artikel 8.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt “euro 8859” vervangen door: € 9041.
2. In het zevende lid worden “euro 8859” en “euro 45 916” vervangen door respectievelijk € 9041 en € 46 790.

Z. Artikel 8.14a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “euro 4619” vervangen door: € 4706.
2. In het tweede lid worden “euro 770”, “euro 4619” en “euro 1765” vervangen door respectievelijk € 785, € 4706 en € 1799.

AA. In artikel 8.15, tweede lid, wordt “euro 902” vervangen door: € 920.

AB. In artikel 8.16, tweede lid, wordt “euro 1484” vervangen door: € 1513.

AC. In artikel 8.16a, tweede lid, wordt “euro 678” vervangen door: € 691.

AD. Artikel 8.17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt “euro 34 282” vervangen door: € 34 934.
2. In het tweede lid wordt “euro 661” vervangen door: € 674.

AE. In artikel 8.18, tweede lid, wordt “euro 410” vervangen door: € 418.

AF. In artikel 8.18a, tweede lid, wordt “euro 195” vervangen door: € 199.

AG. In artikel 9.4, eerste lid, onderdeel a, wordt “euro 43” vervangen door: € 44.

AH. Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt “euro 752” vervangen door: € 767.
2. In het zesde lid, onderdeel a, wordt “euro 752” vervangen door: € 767.

Artikel II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 12a, eerste lid, wordt “euro 40 000” vervangen door: € 41 000.

B. In artikel 32bb, tweede lid, wordt “euro 508 500” vervangen door: € 519 000.

C. In artikel 32bc, derde lid, wordt “euro 508 500” vervangen door: € 519 000.

Artikel III

In artikel 10aa, eerste en tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt “euro 10 309” vervangen door “euro 10 481”. Voorts wordt “euro 11 407” vervangen door: € 11 597.

Artikel IV

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “euro 2655” vervangen door: € 2706.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt “euro 3186” vervangen door: € 3247.
3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt “euro 1275” vervangen door: € 1299.
4. In het tweede lid wordt “euro 2655” vervangen door: € 2706.
5. In het derde lid wordt “euro 319” vervangen door: € 325.

B. In artikel 14, derde lid, wordt “euro 23 034” vervangen door: € 23 507.

Artikel V

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 24, eerste lid, worden de bedragen in de tarieftabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

Gedeelte van de belaste verkrijging Indien geërfd of verkregen wordt door:
I. echtgenoot,
kinderen,
afstammelingen in
tweede of verdere
graad of een verkrijger
als bedoeld in het
tweede lid 1)
II. broers, zusters,
bloedverwanten in de
rechte opgaande lijn
III. andere
verkrijgers,
uitgezonderd de
rechtspersonen bedoeld in het vierde
lid
a b a b a b
0- 23 196
0 5 0 26 0 41
23 196- 46 384
1 159 8 6 030
30 9 510
45
46 384- 92 756
3 014
12 12 986
35 19 944
50
92 756- 185 501
8 578 15 29 216 39 43 130
54
185 501- 370 991 22 489 19 65 386 44 93 212 59
370 991- 927 457 57 732 23 147 001 48 202 651 63
927 457 en het hogere
bedrag van de belaste
verkrijging
185 719 27 414 104
53 553 224
68
1) voor afstammelingen in de tweede of verdere graad bedraagt de belasting het ingevolge deze kolom verschuldigde, vermeerderd met 60% daarvan

B. Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder 4o, onderdeel a, wordt "euro 532 570" vervangen door: € 542 689.
2. In het eerste lid, onder 4o, onderdeel b, worden "euro 4556", "euro 10 323" en "euro 13 658" vervangen door respectievelijk € 4643, € 10 520 en € 13 918.
3. In het eerste lid, onder 4o, onderdeel c, wordt "euro 10 323" vervangen door: € 10 520.
4. In het eerste lid, onder 4o, onderdeel d, worden "euro 10 323" en "euro 27 309" vervangen door respectievelijk € 10 520 en € 27 828.
5. In het eerste lid, onder 4o, onderdeel e, worden "euro 532 570", "euro 266 288", "euro 213 026", "euro 159 769" en "euro 106 510” vervangen door respectievelijk € 542 689, € 271 348, € 217 074, € 162 805 en € 108 534.
6. In het eerste lid, onder 4o, onderdeel f, wordt "euro 45 513" vervangen door: € 46 378.
7. In het eerste lid, onder 6o, wordt "euro 10 323" vervangen door: € 10 520.
8. In het eerste lid, onder 7o, wordt "euro 1976" vervangen door: € 2014.
9. In het tweede lid worden "euro 13 658”, “euro 10 323” en "euro 9105” vervangen door respectievelijk € 13 918, € 10 520 en € 9278.
10. In het derde lid worden "euro 152 166" en "euro 76 089" vervangen door respectievelijk € 155 058 en € 77 535.

C. Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder 5o, wordt "euro 4556" telkens vervangen door “euro 4643”. Voorts wordt "euro 22 760" vervangen door: € 23 193.
2. In het eerste lid, onder 7o, wordt "euro 2734" vervangen door: € 2786.

Artikel VI

De Kostenwet invordering rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 2 wordt “euro 14” vervangen door: € 15.

B. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden “euro 36” en “euro 10 643” vervangen door respectievelijk € 37 en € 11 026.
2. In het tweede lid wordt “euro 14” vervangen door: € 15.
3. In het derde lid wordt “euro 14” vervangen door: € 15.

C. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden “euro 50”, “euro 64”, “euro 14” en “euro 25" vervangen door respectievelijk € 52, € 66, € 15 en € 26.
2. In het tweede lid wordt “euro 14” vervangen door: € 15.

Artikel VII

In artikel 7, vijfde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt “euro 4341” vervangen door: € 4424.

Artikel VIII

In artikel 10, eerste lid, onderdeel j, van de Wet op de vennootschapbelasting 1969 wordt “euro 508 500” vervangen door: € 519 000.

Artikel IX

In artikel 2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken wordt “euro 21 810 013” vervangen door: € 22 409 788.

Artikel X

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.
2. Deze regeling wordt aangehaald als: Bijstellingsregeling 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling geeft uitvoering aan de indexeringsvoorschriften, neergelegd in afdeling 10.1 van de Wet IB 2001, de artikelen 12a, 32bb en 32bc van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964), de artikelen 30a en 31 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, artikel 35a van de Successiewet 1956, artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 10, vierde lid, van de Wet op de vennootschapbelasting 1969, artikel 10aa van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: UBLB 1965) en artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken. De voor de inkomstenbelasting toegepaste indexering aan de hand van de in de artikelen 10.1 en 10.7 van de Wet IB 2001 bedoelde tabelcorrectie is ook van belang voor de loonbelasting en de vennootschapsbelasting. De artikelen 20a, tweede lid, en 22d van de Wet LB 1964 schrijven voor dat de in artikel 20a van die wet, onderscheidenlijk in de artikelen 22, 22a, 22aa, 22b, 22c en 22ca van die wet, vermelde bedragen en percentages bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege worden vervangen door de overeenkomstige bedragen en percentages van artikel 2.10 van de Wet IB 2001, onderscheidenlijk in de artikelen 8.10, 8.11, 8.16a, 8.17, 8.18 en 8.18a van de Wet IB 2001. Artikel 8, veertiende lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 schrijft voor dat het aan het slot van het vijfde lid van dat artikel vermelde bedrag van rechtswege wordt vervangen door het overeenkomstige bedrag van artikel 3.15, eerste lid, van de Wet IB 2001.

Toepassing tabelcorrectiefactor

De per 1 januari 2010 toe te passen tabelcorrectiefactor bedraagt 1,019. De bedragen die worden aangepast ingevolge artikel I, onderdelen A tot en met K, N tot en met V en Z tot en met AH, artikel II, artikel V, artikel VII en artikel VIII van deze regeling zijn bijgesteld op basis van deze tabelcorrectiefactor.

In deze regeling vindt voor het eerst bijstelling plaats van:
• de tarieftabel in artikel 2.10a van de Wet IB 2001 (artikel I, onderdeel B, van deze regeling). De tabel is bijgesteld op gelijke wijze als de bijstelling van artikel 2.10 van die wet, namelijk door de tabelcorrectiefactor op de bedragen toe te passen en de uitkomst naar boven af te ronden op hele euro’s.
• het bedrag van de hoogste schijf in de tabel voor de berekening van het eigenwoningforfait in de artikelen 3.19, tweede lid, en 3.112, eerste lid, van de Wet IB 2001 (artikel I, onderdelen D en L, van deze regeling). De tabel is bijgesteld door toepassing van de tabelcorrectiefactor en de uitkomst af te ronden op de wijze zoals is voorgeschreven in artikel 10.5, eerste lid, van die wet, namelijk door afronding naar beneden op een veelvoud van € 10 000.
• de bedragen van uitgaven voor gezinshulp als bedoeld in de tabel in artikel 6.17, derde lid, van de Wet IB 2001 (artikel I, onderdeel T, van deze regeling). Deze tabel stond voor inwerkingtreding van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten in artikel 6.18, tweede lid, van de Wet IB 2001. De bijstelling geschiedt op gelijke wijze als bij het oude artikel 6.18, tweede lid, van de Wet IB 2001, namelijk door de tabelcorrectiefactor op de bedragen toe te passen en de uitkomst naar boven af te ronden op hele euro’s.
• de bedragen met betrekking tot de omvang van de in aanmerking te nemen uitgaven voor specifieke zorgkosten in artikel 6.20 van de Wet IB 2001 (artikel I, onderdeel U, van deze regeling). De bijstelling geschiedt door de tabelcorrectiefactor op de bedragen toe te passen en de uitkomst naar boven af te ronden op hele euro’s.
• het percentage in artikel 8.9, eerste lid, van de Wet IB 2001 (artikel I, onderdeel W, van deze regeling). Bijstelling geschiedt op grond van artikel 10.6a van de Wet IB 2001.
• de bedragen ter bepaling van de doorwerkbonus in artikel 8.12 van de Wet IB 2001 (artikel I, onderdeel Y, van deze regeling). Zie ook de toelichting op de indexering van de arbeidskorting en de doorwerkbonus.
• het bedrag van het pensioengevende loon, bedoeld in artikel 32bc, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (artikel II, onderdeel C, van deze regeling). Bij de Bijstellingsregeling 2009 is dit bedrag bijgesteld voor 2009 op grond van artikel V van de Wet van 11 december 2008 tot wijziging van enige belastingwetten (Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen) (Stb. 547). De bijstelling geschiedt door de tabelcorrectiefactor op het bedrag toe te passen en de uitkomst naar boven af te ronden op hele euro’s.
• het bedrag van de vergoeding, bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken (artikel IX van deze regeling). Het bedrag is bijgesteld aan de hand van de door het Centraal Planbureau in het Centraal Economisch Plan gepubliceerde verwachte “prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie” voor het kalenderjaar, verhoogd met een volumeopslag van 0,75%.

Niet vervangen bedragen

Vanwege de wijze van indexatie of de in het verleden gekozen afrondingsregel leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2010 niet tot een aanpassing van de in de artikelen 3.42, derde lid, 3.42a, derde lid, 3.47, derde lid, en 9.4, vijfde lid, van de Wet IB 2001 en artikel 3, vierde lid, en artikel 4, derde lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen vermelde bedragen, het in artikel 3.87, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001 eerstgenoemde bedrag, het in artikel 2, tweede lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen eerstgenoemde bedrag, het in artikel 3, eerste lid, van die wet als tweede genoemde bedrag en het in artikel 6.31, eerste lid, onderdeel a, genoemde percentage.

Bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privé-gebruik woning, het eigenwoningforfait, de kamerverhuurvrijstelling en de vermindering van de uitgaven voor monumentenpanden

De bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privé-gebruik woning (artikel 3.19 van de Wet IB 2001), het eigenwoningforfait (artikel 3.112 van de Wet IB 2001), de kamerverhuurvrijstelling (artikelen 3.97 en 3.114 van de Wet IB 2001) en de vermindering van de uitgaven voor monumentenpanden (artikel 6.31 van de Wet IB 2001) vindt plaats ingevolge de artikelen 10.3, 10.3a, 10.4, 10.5 en 10.6 van de Wet IB 2001 zoals die artikelen luiden per 1 januari 2010. Bijstelling vindt plaats op basis van de verhouding van het indexcijfer woninghuren over juli 2009 tot dat cijfer over juli 2008 (factor ih) en voor de bij te stellen percentages tevens met de verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden die betrekking hebben op 2008 en het gemiddelde van die waarden die betrekking hebben op 2009 (factor iw). De factor ih voor 2010 bedraagt 107,66/104,70. De verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden voor 2009 en het gemiddelde van de waarden voor 2008 bedraagt volgens opgave van de waarderingskamer 100:100.4 (een gemiddelde waardestijging van 0,4%). De factor iw bedraagt daarmee 100/100,4. Vanwege de op grond van artikel 10.5 van de Wet IB 2001 toe te passen afrondingen leidt dit niet tot een aanpassing van de bijtellingspercentages. De percentages voor eigen woningen met een eigenwoningwaarde van boven € 1 mln zijn door toepassing van artikel 10.3a van de Wet IB 2001 verhoogd en vervolgens op dezelfde wijze afgerond als artikel 10.5 van die wet voorschrijft met betrekking tot de in de artikelen 10.3 en 10.4 van die wet bedoelde percentages.

Indexering inkomensgrens en percentages arbeidskorting en doorwerkbonus

De in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdelen a en b, en derde lid, van de Wet IB 2001 vermelde percentages, de in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdelen a en b, van die wet eerstvermelde bedragen en de in artikel 8.12, eerste lid, onderdeel b, en zevende lid, van die wet eerstvermelde bedragen worden bijgesteld op basis van artikel 10.7 van die wet en zijn opgenomen in artikel I, onderdelen X en Y, van deze regeling.
Voor de aanpassing van de percentages is het fiscale equivalent van 50% van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2010 "euro 9041" en het fiscale equivalent van 225% van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2010: € 43 385.

Indexering hoofdstuk 5 van de Wet IB 2001

Op grond van artikel II van de Fiscale vereenvoudigingswet 2010 vindt artikel 10.1 van de Wet IB 2001 geen toepassing bij het begin van het kalenderjaar 2010 op de bedragen, genoemd in de artikelen 5.3, 5.5, 5.6, 5.10, 5.13 en 5.16 van de laatstgenoemde wet.

Aanpassing van verschillende bedragen van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
In artikel V van deze regeling worden de bedragen van de afdrachtvermindering en het toetsloon voor de afdrachtvermindering onderwijs aangepast. De aanpassing van de bedragen van de afdrachtvermindering vindt plaats ingevolge artikel 30a van Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. De aanpassing geschiedt door vermenigvuldiging van de bestaande bedragen met de verhouding van het bedrag van het volwassenen-minimumloon per 1 januari van het kalenderjaar (zijnde € 1407,60) tot dat bedrag per 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar (zijnde € 1381,20). Op grond daarvan zijn de bedragen van de afdrachtverminderingen vermenigvuldigd met de factor 1407,60/1381,20. De bedragen worden rekenkundig afgerond op hele euro’s. Het toetsloon voor de afdrachtvermindering onderwijs wordt op grond van artikel 31 van genoemde wet gesteld op het fiscale equivalent van 130% van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2010.

Bedragen in deze regeling die per 1 januari 2010 bij wet nader worden gewijzigd

De hierna genoemde bij deze regeling bijgestelde bedragen zullen na die bijstelling per 1 januari 2010 worden vervangen door andere:
• De artikelen 24, 32 en 33 van de Successiewet 1956 en de daarin genoemde bedragen worden met ingang van 1 januari 2010 vervangen ingevolge artikel I, onderdelen U, AC, AE en AGa, van de wet van 23 december 2009 tot wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (Vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956) (Stb 564).
• Het schijventarief van de artikelen 2.10 en 2.10a van de Wet IB 2001 (artikel I, onderdelen A en B, van deze regeling): het tarief met ingang van 1 januari 2010 is opgenomen in artikel I, onderdelen B en C, van het Belastingplan 2010;
• De tabel voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek van artikel 3.41 van de Wet IB 2001 (artikel I, onderdeel E, van deze regeling): de tabel met ingang van 1 januari 2010 is opgenomen in artikel I, onderdeel H, van het Belastingplan 2010;
• Het maximum bedrag van de arbeidskorting van artikel 8.11, tweede lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001 (artikel I, onderdeel X, van deze regeling) wordt ingevolge artikel I, onderdeel S, van het Belastingplan 2010 verlaagd met € 75 tot € 1489. De bedragen in het derde lid, onderdelen a, b en c, worden eveneens met € 75 verlaagd tot respectievelijk € 1752, € 2012 en € 2273.
• Het eerstgenoemde bedrag in artikel 8.14a, tweede lid, van de Wet IB 2001 van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (artikel I, onderdeel Z, van deze regeling) wordt ingevolge artikel I, onderdeel T, van het Belastingplan 2010 verlaagd met € 10 (tot € 775). Het laatstgenoemde bedrag in artikel 8.14a, tweede lid, van de Wet IB 2001 wordt verhoogd met € 60 (tot € 1859).
• Het bedrag van de alleenstaande ouderkorting van artikel 8.15 van de Wet IB 2001 (artikel I, onderdeel AA, van deze regeling) wordt ingevolge artikel I, onderdeel U, van het Belastingplan 2010 verhoogd met € 25 tot € 945.
• Het bedrag van de ouderenkorting van artikel 8.17, tweede lid, van de Wet IB 2001 (artikel I, onderdeel AD, van deze regeling) wordt ingevolge artikel I, onderdeel V, van het Belastingplan 2010 verhoogd met € 10 tot € 684.
• Het bedrag genoemd in artikel 10.7, derde lid, onderdeel a, en zesde lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001 wordt verlaagd met € 50 tot € 717.

De Staatssecretaris van Financiën,

mr.drs. J.C. de Jager