De rechtsstaat en de bestrijding van racisme

Toespraak door minister Hirsch Ballin tijdens het symposium: Een veilig Israel in een vreedzaam Midden-Oosten, georganiseerd door het CIDI op 10 maart in het Vredespaleis in Den Haag.

Mij is gevraagd te spreken over het recht als barrière tegen de import van haat en geweld uit het Midden-Oosten. Een uiterst actueel thema. Want het raakt aan de problemen in onze samenleving op het gebied van discriminatie en racisme. Complexe vraagstukken, waar we hier diepgaand over moeten nadenken en die we zorgvuldig moeten bespreken.

Een betere plaats dan het Vredespaleis had u hiervoor nauwelijks kunnen kiezen. Het is gebouwd met het oog op het voorkomen van oorlog. Dit paleis belichaamt bij uitstek de droom van wereldvrede op basis van recht en rechtvaardigheid. En we mogen ons geïnspireerd voelen door de vele grootheden die zich vóór ons onder dit dak hebben geschaard.

Ik zal vandaag graag met u spreken over de rol van het recht als barrière tegen racisme, antisemitisme en vreemdelingenhaat en in het bijzonder ingaan op de Nederlandse situatie.

Mijns inziens staat het vertrouwen in de rechtsstaat namelijk centraal in de bestrijding van discriminatie en uitvloeisels daarvan zoals haat en geweld, ongeacht de bron die aanzet tot dergelijk gedrag. Niet alleen voor het beheersbaar houden van maatschappelijke tegenstellingen en het debat daarover, maar ook voor de verdediging van een op wederzijds respect gebaseerde samenleving.

Het streven naar vrede is onlosmakelijk verbonden met recht en rechtvaardigheid. Zonder recht is duurzame vrede vrijwel ondenkbaar, dan heerst chaos of tirannie. In een samenleving die een groot deel van haar burgers als onrechtvaardig ervaren, kan geen vrede zijn. Rechtvaardigheid houdt in dat misdaad, discriminatie en racisme zoals jodenhaat, homohaat en moslimhaat worden bestreden. Want waar die de ruimte krijgen, ontstaan segregatie, polarisatie, escalatie en uiteindelijk confrontatie. Heden en verleden laten zien waartoe dit kan leiden.

Maar ik wil de functie van het recht in de strijd tegen racisme en discriminatie in een breder perspectief plaatsen. Het recht is meer dan een stelsel van regels of voorwaarde voor een vreedzame samenleving.

De mensenrechten bewerkstelligen op nationale en internationale schaal dat volken en mensen tot hun recht kunnen komen en zich kunnen ontplooien naar eigen inzicht. De kern van de democratische gedachte -de mogelijkheid voor allen om mee te beslissen plus de bescherming van de rechten van minderheden- dient in de praktijk te worden vertaald in een stabiel en betrouwbaar rechtssysteem. De rechtsstaat vormt zo het fundament van de democratische samenleving en biedt kaders voor een samenleving waar ieder mens werkelijk vrij en gelijkwaardig is. Het is dus wenselijk, zelfs noodzakelijk, dat de overheid zonder onderscheid alle vormen van discriminatoir en racistisch gedrag bestrijdt.

De overheid kan dit natuurlijk niet alleen. Wereldwijd dienen overheden, non-gouvernementele organisaties én burgers te werken aan het bevorderen van interetnische contacten, sociale binding, participatie, wederzijds respect en eerbiediging van de rechtsstaat. Het CIDI beschouwt het als zijn taak op te komen voor het recht op veiligheid van het Joodse volk, en daarin verdient het steun. Zoals een ieder steun verdient die opkomt tegen racisme en discriminatie van een bevolkingsgroep.

Wat de beleving van de huidige situatie in Nederland betreft: deze wordt onder andere beschreven in het ‘Derde rapport over Nederland’ van de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (de ECRI) van de Raad van Europa. Hierin spreekt de ECRI positief over de vooruitgang in de bestrijding van racisme en discriminatie binnen Nederland. Het rapport laat zich echter in zorgelijke bewoordingen uit over de verslechtering, sinds 2000, van het klimaat in de publieke opinie over moslims. Ook de Raad voor maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) gaf vorig jaar aan dat er binnen de Nederlandse samenleving scherpe en soms onvruchtbare tegenstellingen bestaan.

De beleving van racisme en discriminatie is naar haar aard subjectief. Wij moeten deze, waar mogelijk, staven met feiten en cijfers. Daarbij moeten we ons realiseren dat de aangiftebereidheid bij discriminatie traditioneel laag is en blijft. Bekend is dat in Nederland in 2008:

- er landelijk 2.240 discriminatie-incidenten zijn geregistreerd door de politie;

- de meeste discriminatoire incidenten zijn gericht tegen (vermeende) buitenlanders: de discriminatiegrond ‘ras/nationaliteit’ beslaat 40% van het totaal;

- discriminatie-incidenten op grond van een godsdienstige overtuiging beslaan 16% van het totaal, 6% van de incidenten kende een antisemitische achtergrond;

- discriminatie op grond van ras/nationaliteit en godsdienst bestaat voor het overgrote deel uit beledigingen;

- discriminatie uit zich vaak in woord en geschrift (61%);

- in 13% van de discriminatie-incidenten is sprake van geweldpleging, voor ras/nationaliteit en godsdienst liggen deze percentages enigszins lager;

- discriminatie blijkt vooral een mannenaangelegenheid.

Deze gegevens laten zien dat de strijd tegen discriminatie nog niet gestreden is. Overigens is dat niet een louter Nederlands verschijnsel. Ook in andere landen lijkt er sprake van een wij-zij- denken tussen verschillende bevolkingsgroepen waarbij moslims worden gezien als een afzonderlijke groep.

Dit is een zeer zorgwekkende ontwikkeling. Vooral omdat het erop lijkt dat vele factoren van psychologische, culturele en sociale aard door elkaar heenlopen. Ook speelt een rol dat veel mensen in Nederland, niet in de laatste plaats joodse mensen, overlast ervaren van allochtone jongeren met een moslimachtergrond.

Zulk wangedrag komt in feite eerder voort uit gedragsstoornissen en machocultuur dan religieuze overtuiging. Door de complexheid van de problematiek ligt een simpele oplossing helaas niet voor de hand. Dat leidt tot frustratie en geeft ruimte aan populistische bewegingen die alle problemen onder één noemer schuiven: het ligt aan de islam. Zoals wij weten zijn zulke generalisaties onjuist en ondeugdelijk.

Het geeft geen pas om de daden van enkelen aan allen toe te rekenen. We moeten, waar we kunnen, segregatie en polarisatie in de samenleving te lijf gaan. En Justitie dient krachtig het recht te handhaven tegen strafbare vormen van discriminatie en racisme.

Ons beleid is erop gericht én de aangiftebereidheid te verhogen én de alertheid en kennis bij politie en Openbaar Ministerie te vergroten om tot een succesvolle vervolging te komen. Uitgangspunt is dat het OM discriminatie steeds vervolgt en de strafeis bij een commuun delict met 50% verhoogt als dit een discriminatoir karakter kent. Er wordt jaarlijks een criminaliteitsbeeld opgesteld waar de zojuist genoemde cijfers ook uit stammen.

Zoals gezegd speelt het recht een cruciale ordenende rol en vormt het een voorwaarde voor maatschappelijke vrede. Maar de rechtsstaat bestaat bij de gratie van het vertrouwen dat de burgers daarin hebben, in het bijzonder in de instellingen en instituties die haar vertegenwoordigen. Het behoud van dit vertrouwen vereist continue arbeid. De rechtsstaat ontleent zijn legitimatie mede aan de mate waarin hij bijdraagt aan het voorzien in de behoeften van de samenleving. Burgers moeten weten dat -en waarvoor- ze een beroep kunnen doen op toegankelijke instellingen van de rechtsstaat, zoals het bestuur, de rechter en de politie. Het rechtssysteem dient dus stabiel te zijn en tegelijkertijd actueel en op de praktijk gericht.

In Nederland is het met dat vertrouwen in de rechtsstaat niet slecht gesteld. Dat blijkt uit sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Het vertrouwen van burgers in de rechtspraak, het rechtssysteem en de rechter is stabiel rond de 60%. Daarmee scoort Nederland in internationaal opzicht hoog en staan we in de top 5 binnen Europa.

Het behoud van vertrouwen vergt onderhoud. Waar het gaat om de bestrijding van discriminatie, zijn in de afgelopen jaren verschillende maatregelen getroffen. Ik noem er enkele:

· er is een nationaal netwerk van antidiscriminatiebureaus die een toegankelijke en onafhankelijke service bieden in iedere gemeente;

· het OM en de politie verzekeren een actieve opsporing van discriminatiezaken;

· de registratie en monitoring van incidenten is verbeterd;

· onderzoek naar discriminatie wordt gestimuleerd;

· aangiftebereidheid wordt aangemoedigd;

· het publieke bewustzijn wordt gestimuleerd.

Ook zijn er keuzes gemaakt die laten zien dat ingrijpende hervormingen van het rechtssysteem op dit moment niet nodig zijn om het vertrouwen erin te behouden. Dat moet ruimte bieden voor verscheidenheid, bijvoorbeeld ten aanzien van slachten en voedselbereiding, zodat aan joodse en islamitische spijswetten kan worden voldaan. Maar op wezenlijke punten zoals de vrijheid en gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, hetero’s en homo’s, mensen ongeacht hun godsdienst of levensovertuiging, moeten wij pal staan voor de rechtsstaat en gelijke bescherming van eenieder zonder onderscheid.

Kortom, het recht kan vele functies dienen, het bakent grenzen af, en schept ook ruimte.

Dames en heren,

Ik kom tot slot op het beheersbaar houden van maatschappelijke tegenstellingen en het debat daarover. Zowel ECRI als RMO constateren dat de toon van het debat in Nederland over de islam in de afgelopen jaren harder geworden is. Velen zeggen wat ze denken, en nemen daarbij geen blad voor de mond.

In mijn optiek zijn de regels in dit opzicht helder: iedereen is voor de wet gelijk, discriminatie op grond van ras, geloof of afkomst is te allen tijde verboden. Dat beginsel is vastgelegd in het eerste artikel van onze Grondwet. Het vormt het fundament van onze democratische rechtsstaat waar ieder mens werkelijk vrij en gelijkwaardig is.

Ik spreek dan ook bij deze gelegenheid uit dat het wenselijk én noodzakelijk is, dat de overheid zonder onderscheid alle vormen van racisme en discriminatie bestrijdt, samen met de inzet van mensen en met organisaties als het bijvoorbeeld het CIDI. En ik zal mij daar, ook gedurende deze ontstuimige fase in de Nederlandse politiek, met hart en ziel voor inzetten.

Mijn dank gaat daarbij uit naar degenen hier aanwezig die zich hebben ingespannen voor wederzijds respect in de samenleving , John Manheim voorop.