BTW-tarief op energiebesparende maatregelen

Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-Gravenhage

Datum
Betreft Btw-tarief op energiebesparende maatregelen

Ons kenmerk
DV/2010/138
Uw brief (kenmerk)

Bijlagen

Geachte voorzitter,

Bij brief van 18 februari 2010 heeft de vaste commissie voor Financiën mij verzocht nader onderzoek te doen naar de mate waarin de verlaging van het btw-tarief op energiebesparende maatregelen als tariefvoordeel wordt doorberekend aan de consument. Daarnaast heeft de vaste commissie voor Financiën mij verzocht, voor het nog doorlopende deel van de regeling, de Kamer te informeren of naar mijn oordeel het doel van de regeling wordt bereikt: wordt het tariefvoordeel doorberekend aan de consument?
In antwoord daarop deel ik u het volgende mede.

In een concurrerende markt mag verwacht worden dat een btw-verlaging op de langere termijn volledig wordt doorberekend. Daarvoor verwijs ik naar een eerder uitgevoerd onderzoek. In 2003 heeft de Kamer op verzoek van onder andere VNO-NCW het CPB de opdracht gegeven om een onderzoek uit te voeren naar de effecten op de werkgelegenheid van de btw-verlaging op arbeidsintensieve diensten. In dit kader is ook aandacht besteed aan de doorberekening van de btw-verlaging in de prijzen/tarieven. Het CPB concludeerde dat te verwachten is dat de btw-verlaging op de lange termijn volledig wordt doorberekend aan de consument. De reden hiervoor is dat prijsconcurrentie de winstmarges op de lange termijn weer terugbrengt naar het oorspronkelijke evenwichtsniveau. Consumenten krijgen namelijk na verloop van tijd meer informatie over de mate waarin verschillende aanbieders de btw-verlaging hebben doorgevoerd en zullen alternatieve aanbieders uitproberen. Vervolgens stappen ze over naar de aanbieder met de meest aantrekkelijke prijs-kwaliteitsverhouding. De aanbieders merken dit proces in hun afzet en zullen de btw-verlaging langzamerhand doorgeven aan de consumenten. Daarnaast zal de tijdelijke hogere marge bij de aanbieders toetreding uitlokken van nieuwe aanbieders. Hierdoor neemt de concurrentie en de druk op de prijzen toe.
Het ligt in de rede dat de conclusies van het voorgaande onderzoek eveneens van toepassing zijn op de verlaging van het btw-tarief op energiebesparende maatregelen.

Overigens wil ik opmerken dat het verlaagde btw-tarief op energiebesparende werkzaamheden een regeling is die nog maar pas in werking is getreden. De maatregel is per amendement tot stand gekomen en geldt pas sinds 1 juli 2009. In oktober 2009 is de regeling bij Nota van wijziging op het BP2010 aangepast. Hierdoor kent de regeling per 1 januari 2010 een andere invulling dan voorheen. Ook was er sprake van een overgangsregeling tot 1 april 2010.

Gezien de verwachting van volledige doorberekening op de langere termijn zie ik van aanvullend onderzoek af.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

1) Kamerstukken II 2008/09, 31 301, nr. 19.
2) Kamerstukken II 2009/10, 32 128, nr. 11.