Inkomstenbelasting: kosten 'Masterclass Tandheelkunde' vormden aftrekbare bedrijfskosten

In een toelichting merkt de staatssecretaris op dat hij het weliswaar oneens is met de beslissing van het hof, maar dat hij afziet van cassatie. Dit gelet op het ontbreken van een (financieel) belang door de kostentoerekening aan meerdere jaren.

B en zijn echtgenote drijven in firmaverband een tandartsenpraktijk. B heeft deelgenomen aan de 'Masterclass Tandheelkunde'. Deze masterclass is uitsluitend gericht op tandartsen met een tandartsenpraktijk. De hieraan verbonden kosten ad € 63 450 heeft B ten laste van het resultaat gebracht. De inspecteur heeft de uitgaven aangemerkt als scholingsuitgaven en tot een bedrag van € 7 500 in aftrek toegelaten.

Het hof deelt de visie van B dat hier sprake is van bedrijfskosten, nu deze kosten zijn gemaakt om het hem mogelijk te maken zijn onderneming te drijven op een wijze die passend is binnen de normale ontwikkeling van zijn onderneming en de groei daarvan bij te kunnen houden. Van een wanverhouding tussen de uitgaven en het nut ervan voor de onderneming is volgens het hof geen sprake.

De staatssecretaris laat weten dat hij afziet van cassatieberoep. In een toelichting merkt hij op dat het door het hof toerekenen van de kosten aan meerdere jaren ertoe leidt dat in 2002 een (financieel) belang om beroep in cassatie in te stellen, ontbreekt. Het hofoordeel dat sprake is van bedrijfs- of beroepskosten lijkt de staatssecretaris onjuist. Deze opvatting kan slechts in een incidenteel beroepschrift in cassatie aan de orde worden gesteld.

Toelichting staatssecretaris van 11 augustus 2009 nr. DGB 2009-4035 n.a.v. uitspraak Hof Arnhem van 7 juli 2009 , 2008/00075, 2002, Wet IB 2001 3.8