Bijlage - Kamerbrief inzake verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 26 juli 2010

Verslag Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) 26 juli 2010

Soedan

De Raad sprak uitgebreid over de prioriteiten van de EU voor Soedan. De komende periode zal in het teken staan van de aanloop naar het zelfbeschikkingsreferendum voor Zuid-Soedan, dat is voorzien in januari 2011.

HV Ashton noemde het zelfbeschikkingsreferendum in Zuid-Soedan als mogelijk één van de belangrijkste uitdagingen voor de internationale gemeenschap in 2011. HV Ashton zette de prioriteiten uiteen van het EU-beleid ten aanzien van Soedan, zoals technische en financiële assistentie voor de referenda in Zuid-Soedan en Abyei, een EU-waarnemingsmissie ten behoeve van de verkiezingen, steun aan het African Union High Level Implementation Panel, hulp bij capaciteitsopbouw in Zuid-Soedan, het verbeteren van de veiligheidssituatie in Darfur, het bevorderen van naleving van de mensenrechten en het bevorderen van Soedanese samenwerking met het Internationaal Strafhof. Een officieel verzoek voor een EU-waarnemingsmissie van de Soedanese autoriteiten wordt binnen afzienbare tijd verwacht.

Commissaris Georgieva (internationale samenwerking en humanitaire hulp) benadrukte daarnaast het belang van een erkenning van de uitkomst van het referendum door de internationale gemeenschap. Ook onderstreepte zij de noodzaak van ontwikkelingshulp aan Zuid-Soedan, met het oog op de relatief zeer zwakke ontwikkelingssituatie en humanitaire omstandigheden. Hiertoe zal uit het negende Europese Ontwikkelingsfonds een aanvullend bedrag van €150 miljoen beschikbaar worden gesteld voor met name Zuid-Soedan. Ook de verslechterde humanitaire en veiligheidssituatie in zowel Darfur als Soedan verdient volgens Commissaris Georgieva blijvende aandacht. De Commissie zal hiervoor extra middelen vrijmaken. Commissaris Georgieva onderstreepte dat UNAMID zich zal moeten blijven focussen op haar kerntaak, het waarborgen van veiligheid.

Verschillende ministers spraken hun steun en waardering uit voor de EU-inspanningen en konden zich vinden in de door HV Ashton en Commissaris Georgieva gepresenteerde prioriteitsstelling. Een aantal ministers stelde dat het opbouwen van de overheid in Zuid-Soedan een grote uitdaging vormt die tot bijzondere aandacht noopt van de EU. Enkele ministers pleitten voor het spoedig uitsturen van een nieuwe EU-waarnemingsmissie teneinde ook zicht te houden op het registratie- en identificatieproces. Enkele ministers stelden daarnaast dat de EU-waarnemingsmissie ook het Abyei-referendum mee zou moeten nemen.

De Raad nam conclusies aan over de situatie in Soedan en de EU-prioriteiten in de komende periode.

Iran

Voortbouwend op de verklaring van de Europese Raad van 17 juni jl. besloot de Raad tot het instellen van additionele sancties tegen Iran. Het aangenomen Raadsbesluit bevat zowel bepalingen ter implementatie van de VNVR-resolutie terzake die op 9 juni 2010 werd aangenomen, als aanvullende Europese maatregelen. De EU besloot onder meer tot het instellen van extra maatregelen in de handelssector, met een verbod op levering van gevoelige goederen en technologie. Ook is de Raad het eens geworden over vergaande Europese sancties in de olie en gassector, met als doel om een voor Iran cruciale economische sector en financieringsbron van zijn nucleaire activiteiten te raken. De EU besloot tevens tot additionele maatregelen in de financiële sector, waaronder bevriezing van tegoeden van specifieke personen en organisaties (waaronder de Revolutionaire Garde) en streng toezicht op het betalingsverkeer met Iran. Ook besloot de EU om extra beperkingen op te leggen in de transportsector, in het bijzonder ten aanzien van de Iraanse luchtvaart en scheepvaart. De uitvoeringsverordening ter implementatie van het Raadsbesluit over de maatregelen tegen Iran zou volgens HV Ashton eind september gerealiseerd moeten zijn.

Ministers verwelkomden de aanvullende sanctiemaatregelen en wezen op het belang van spoedige implementatie. Ook wezen enkele ministers op het belang gelijktijdig te zoeken naar nieuwe wegen om de dialoog te openen en vroegen aandacht voor de voortdurende mensenrechtenschendingen in Iran.

De Raad nam conclusies aan over het nucleaire programma van Iran en het geheel aan Europese maatregelen dat met het oog hierop is aangenomen.

Gaza/MOVP (Midden-Oosten Vredesproces)

De ministers spraken over de stand van zaken met betrekking tot Gaza en het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). HV Ashton deed daarbij verslag van haar reis naar de regio van 17 tot 19 juli jl. HV Ashton merkte onder andere op dat de Palestijnse Autoriteit financieel is verzwakt en riep landen op die financiële toezeggingen hebben gedaan, deze spoedig na te komen.

De ministers verwelkomden het bezoek van de HV en spraken hun waardering uit voor het feit dat zij de EU een sterker profiel gaf in de regio. Verschillende ministers benadrukten de noodzaak van een goede afstemming van de inspanningen van de EU met o.a. die van het Kwartet en VS-gezant George Mitchell. Enkele ministers stelden dat de EU President Abbas zou kunnen steunen door een veroordeling van de verdere uitbreiding van nederzettingen (in Oost-Jeruzalem) en een oproep aan Israel om de grenzen van 1967 te respecteren. Andere ministers benadrukten dat de EU zich bewust moet zijn van het binnenlandspolitieke krachtenveld waarbinnen premier Netanyahu opereert.

HV Ashton stelde dat verder moet worden nagegaan hoe de door de EU aangeboden ondersteuning aan de verruimde toegang tot Gaza van humanitaire hulp en normaal goederen- en personenverkeer vorm kan krijgen, mede met het oog op de toekomstige invulling van de EUBAM Rafah-missie.

HV Ashton heeft na afloop van de Raadsbijeenkomst een persverklaring over het MOVP uitgegeven langs de lijnen van de Raadsconclusies die daarover eerder zijn aangenomen. In de verklaring wordt o.a. het belang van directe besprekingen op korte termijn benadrukt en worden partijen opgeroepen zich te onthouden van acties die het vredesproces op negatieve wijze kunnen beïnvloeden.

Strategische partners: EU-India en EU-Brazilië

Voor de voorbereiding van de bespreking van het onderwerp strategische partners tijdens de Europese Raad in september zij verwezen naar de verslaglegging van de RAZ. Tijdens de RBZ is vanwege tijdsgebrek niet meer van gedachten gewisseld over de strategische relatie van de EU met India en Brazilië. Een discussie over dit onderwerp zal plaatsvinden tijdens de Gymnich-bijeenkomst van september.

EU-Georgië

De ministers zijn vanwege tijdsgebrek niet toegekomen aan de bespreking van de Europese betrokkenheid bij Georgië.

Kirgizië

De Raad nam conclusies aan over de gevolgen van het etnisch geweld in juni jl. in de steden Osh en Jalalabad in zuid-Kirgizië. In de conclusies roept de Raad op tot het houden van een onafhankelijk, transparant en omvattend onderzoek door de Kirgizische autoriteiten naar deze gebeurtenissen. Ook biedt de Raad steun aan voor een mogelijk internationaal onderzoek in aanvulling op dit nationale onderzoek. In de conclusies dringt de Raad bij de Kirgizische autoriteiten aan tot het nemen van alle mogelijke maatregelen om geweld en discriminatie te voorkomen, inter-etnische verzoening mogelijk te maken en ‘rule of law’ en respect voor de mensenrechten te bevorderen. De Raad verwelkomt in de conclusies de OVSE-betrokkenheid bij de crisisbeheersing in Kirgizië.

Balkan (Kosovo/Bosnië)

De ministers spraken over het advies van 22 juli jl. van het Internationaal Gerechtshof over de legaliteit van de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo. HV Ashton benadrukte het belang om naar de toekomst te kijken en de noodzaak voor een constructieve dialoog tussen Kosovo en Servië. HV Ashton zei toe zich actief in te zullen spannen om een gematigde houding van Servië in de VN te bevorderen, onder andere bij een eventueel tijdens de aanstaande AVVN door Servië in te dienen resolutie.

Verschillende ministers verwelkomden het vonnis en spraken steun uit voor de toegezegde inspanningen van de HV om een gematigde houding van Servië in de VN te bevorderen.

Nederland heeft benadrukt dat de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof geen reden is om versnelde stappen te nemen ten aanzien van de Servische lidmaatschapsaanvraag. Pas na de eerstvolgende rapportage van Brammertz aan de VN-veiligheidsraad in december zou de Raad pas moeten terugkomen op de vraag of de Europese Commissie verzocht kan worden een ‘avis’ op te stellen over de Servische EU-lidmaatschapsaanvraag.

De ministers spraken ook over de toekomstige strategie van de EU in Bosnië-Herzegovina (BiH). Een aantal ministers was van mening dat de EU flexibel met de voorwaarden voor de sluiting van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger (OHR), de zogeheten “5+2 conditionaliteit” 1 , moest omgaan. Enkele lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten evenwel het belang van de 5+2 conditionaliteit voor de geloofwaardigheid van de EU en stelden dat ook andere partners, als de VS en Turkije, deze lijn volgen. Het vasthouden aan de gestelde conditionaliteiten is nog steeds de beste manier om BiH te helpen zo snel mogelijk de nodige hervormingen door te voeren en een goed functionerend staatsbestel op te bouwen.

De HV concludeerde dat de 5+2 conditionaliteit centraal zal blijven staan en dat de OHR niet gesloten zal worden voordat aan deze voorwaarden wordt voldaan.

EU-Afrika

Onder AOB benadrukte België, gesteund door Portugal, het belang van de 3e EU-Afrika Top die op 29 en 30 november 2010 in Sirte, Libië is voorzien. De Top moet onder andere resulteren in een verdere operationalisering van het in 2007 tot stand gekomen strategische partnerschap tussen de EU en Afrika.

Cuba

Onder AOB bracht Spanje de recente ontwikkelingen omtrent de politieke gevangenen in Cuba kort ter sprake. Volgens Spanje zou Cuba zich gecommitteerd hebben aan de vrijlating van alle politieke gevangenen met uitzondering van hen die zich schuldig hebben gemaakt aan terrorisme. De komende maanden moet worden bezien of hier gevolg aan zal worden gegeven en of voor de Cubaanse autoriteiten vertrek uit Cuba een harde voorwaarde voor vrijlating is.

De RBZ besloot in juni jl., zoals vermeld in het verslag aan Uw Kamer, de evaluatie van het Gemeenschappelijk Standpunt van de EU betreffende Cuba met het oog op mogelijke positieve ontwikkelingen op korte termijn uit te stellen tot een volgende gelegenheid. Deze gelegenheid zal in het najaar moeten worden gevonden, wanneer meer duidelijkheid bestaat over de uitvoering van de gemaakte afspraken.

1 1)verdeling van staatseigendom (onroerend goed); 2) oplossing voor defensiebezittingen (wapens/munitie en onroerend goed); 3) duurzame regeling voor de status van Brcko; 4) akkoord over verdeling van de belastingsinkomsten; 5) werkende rechtstaat. Tevens zijn ondertekening van de Stabilisatie en Associatieovereenkomst en een positieve beoordeling van de situatie in Bosnië door de PIC Steering Board noodzakelijk voordat OHR kan worden gesloten.