Inkomstenbelasting. Huisvestingskosten kantoor in huurwoning

De staatssecretaris heeft laten weten waarom hij afziet van cassatie tegen de uitspraak waarin het hof aftrek toestond van huisvestingskosten voor het gebruik van een kantoor/werkruimte in een huurwoning.

B gebruikt een deel (25%) van zijn huurwoning als kantoor/werkruimte voor zijn onderneming. Hij brengt in verband daarmee een bedrag aan huisvestingskosten in aftrek op de winst, hetgeen door de inspecteur niet wordt aanvaard. In geschil is of dat terecht is.
Nadat de rechtbank het beroep van B ongegrond had verklaard, gaat B met succes in hoger beroep. Volgens het hof moet eerst worden vastgesteld hoe het huurrecht volgens de regels van de vermogensetikettering moet worden gekwalificeerd. Het hof overweegt dat nu vaststaat dat 25% van de woning voor de onderneming wordt gebruikt en 75% voor privé, er sprake is van keuzevermogen. Dit betekent dat B binnen de grenzen van de redelijkheid blijft wanneer hij het huurrecht van de woning als ondernemingsvermogen etiketteert. Nu het huurrecht niet tot het privé-vermogen behoort, kan geen sprake zijn van een uitsluiting van de huisvestingskosten ex art. 3.17 Wet IB 2001. Het met het huurrecht verband houdende deel van de kosten kan dan ook ten laste van het inkomen uit werk en woning komen.
De staatssecretaris gaat niet in cassatie en geeft een toelichting, zie onderstaande doorklik
Toelichting staatssecretaris van 10 november 2008, nr. DGB 2008-5424, n.a.v. uitspraak Hof Amsterdam van 1 oktober 2008, 2007/00839, 2004, Wet IB 2001 3.16 en 3.17