Inkomstenbelasting. Wettekst leidt tot onevenwichtigheid

Ondanks de onevenwichtige uitkomst van deze procedure ziet de staatssecretaris af van cassatieberoep. De duidelijke wettekst biedt geen mogelijkheid om het hofoordeel met succes aan te vechten. Er zal nader worden bezien op welke wijze bedoelde wetsbepaling kan worden aangepast.

A is als hoogleraar verbonden aan een Nederlandse universiteit en wordt door deze universiteit als directeur aangesteld bij een kunsthistorisch instituut in Italië. Hij verricht daar alle werkzaamheden en naar de omstandigheden beoordeeld, woont hij in Italië. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat A ter zake van zijn werkzaamheden als buitenlands belastingplichtige in de zin van art. 7.2, lid 7, Wet IB 2001 kan worden aangemerkt. In geschil is het antwoord op de vraag of A's salaris in Nederland onderworpen is aan belastingheffing als zijnde genoten uit dienstbetrekking bij de Staat der Nederlanden.

De rechtbank en na hoger beroep ook het hof beantwoordden die vraag ontkennend nu in genoemde wetsbepaling wordt gesproken over 'de dienstbetrekking bij de Staat der Nederlanden' en de universiteit daar niet onder valt.

De staatssecretaris stelt geen beroep in cassatie in en geeft een toelichting.

Toelichting staatssecretaris van 13 februari 2008, nr. DGB 2008-236, n.a.v. uitspraak Hof Den Bosch van 3 januari 2008, 2007/00003, 2002, Wet IB 2001 7.2