Bijlage - Kamerbrief inzake Informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen

Fiche 1: verslag over het EU-burgerschap 2010

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Het Verslag over het EU-burgerschap 2010.Het wegnemen van de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers

Datum Commissiedocument

27 oktober 2010

Nr. Commissiedocument

COM (2010) 603/4

Pre-lex http://ec.europa.eu/justice/policies/citizenship/docs/com_2010_603_en.pdf

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad

Nog niet bekend

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie vanBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

  1. Essentie voorstel

De Commissie beoogt met dit verslag obstakels weg te nemen voor het benutten van het "Europees burgerschap". Het Europees burgerschap is sterk verbonden aan het functioneren van de interne markt. EU-burgers hebben onder andere het recht om zich op het grondgebied van de EU-lidstaten vrij te verplaatsen, het recht om te kiezen of gekozen te worden voor het Europees Parlement en de gemeenteraden van de lidstaat waarin een persoon verblijf heeft, het recht op bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties van iedere EU-lidstaat in landen buiten de EU en het recht om verzoekschriften te richten aan het Europees Parlement en andere EU-organen in één van de officiële talen van de Europese Unie.

De Commissie constateert echter dat er een kloof is tussen de toepasselijke wettelijke regels en de dagelijkse werkelijkheid van EU-burgers, vooral als het grensoverschrijdende situaties betreft. In het verslag kondigt de Commissie dan ook een 25-tal concrete maatregelen aan om administratieve lasten en andere obstakels voor burgers aan te pakken. De meeste van de genoemde maatregelen waarmee belemmeringen moeten worden weggewerkt vallen uiteen in drie hoofdcategorieën:

1. het garanderen dat de rechten van de burgers volledig worden gehandhaafd door de lidstaten, 2. het dagelijkse leven van de burgers te vergemakkelijken door de uitoefening van de individuele rechten te vereenvoudigen en 3. de burgers bewust te maken van hun rechten.

Deze acties zijn gegroepeerd om de volgende thema’s:

1. De burger als privépersoon

Hieronder schaart de Commissie problemen rond eigendomsrechten van internationale echtparen, vrij verkeer van documenten van de burgerlijke stand, bescherming van verdachten in strafzaken, bescherming van slachtoffers van misdaad in een andere lidstaat, inschrijven van een auto in een andere lidstaat, grensoverschrijdende gezondheidszorg en consulaire bescherming van EU-burgers in derde landen.

2. De burgers als consument

Hieronder schaart de Commissie problemen rondom de verouderde regelgeving over pakketreizen, ontoereikende handhaving van de rechten van de burgers als passagier en toerist, het gebrek aan kennis bij burgers over hun consumentenrechten bij transacties online en aan goedkope en laagdrempelige manieren van geschillenbeslechting.

3. De burger als ingezetene, student en beroepsbeoefenaar

Hieronder schaart de Commissie hindernissen bij het recht op vrij verkeer van personen door verschillende en onjuiste toepassing van EU-wetgeving en door omslachtige administratieve procedures en omslachtige en onzekere procedures voor de erkenning van diploma’s en beroepskwalificaties.

4. De burger als politieke actor

Hieronder schaart de Commissie hindernissen rond het uitbrengen van stemmen en kandidaatstelling bij de verkiezingen van het Europees Parlement door burgers die in een andere lidstaat verblijven, hindernissen rondom het lid worden van een politieke partij of het oprichten van een partij in de lidstaat van verblijf en het verlies van het kiesrecht voor het nationale parlement indien de burger in een andere lidstaat verblijft. De Commissie noemt het vroegtijdig (d.w.z. voor de stembussen in de andere lidstaten op zondagavond sluiten) bekend worden van de uitslag van de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees Parlement als voorbeeld van een hindernis, omdat daarmee het stemgedrag van de kiezers in de andere lidstaten zou kunnen worden beïnvloed.

5. Gebrek aan gemakkelijk toegankelijke informatie en hulp aan burgers

De Commissie wil de Europese portaalsite “Uw Europa” uitwerken tot het centrale loket voor alle informatie inzake rechten van burgers en bedrijven in de EU. Daarnaast wil de Commissie haar informatienetwerken in de lidstaten stroomlijnen zodat burgers gemakkelijk het juiste contactpunt op nationaal, regionaal en lokaal niveau vinden.

6. Onvoldoende bekendheid met de betekenis van EU-burgerschap en de rechten van EU burgers

De Commissie wil de burgers bewuster maken van hun rechten als EU-burger door het voor belanghebbenden makkelijker te maken beschikbare financiële instrumenten van de EU te gebruiken voor de ontwikkeling van het EU-burgerschap en door de informatieverstrekking en berichtgeving over Europese aangelegenheden te verbeteren.


Het verslag is het begin van een proces waarin verder wordt vastgesteld tegen welke problemen de burgers aanlopen en hoe deze kunnen worden opgelost. De Commissie wil een debat en gedachtewisseling op gang brengen om door middel van een “bottom-up” aanpak te komen tot een daadwerkelijk burgerpakket. Uiteindelijk wil de Commissie in 2013, een jaar dat in het teken zal staan van de burger, een beoordeling van de prestaties van de Commissie en de eerste effecten van de maatregelen presenteren.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

Het verslag kondigt concrete wet- en regelgeving op een aantal terreinen voor de komende jaren aan. Enkele voorstellen van de Commissie lijken goed aan te sluiten bij de Nederlandse aanpak om de (grensoverschrijdende) administratieve lasten voor burgers aan te pakken.

Bevoegdheid

De maatregelen die de Commissie aankondigt, raken meerdere terreinen, zoals de interne markt, de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, sociaal beleid, consumentenbescherming, gezondheidszorg, toerisme, transport, civiele bescherming, administratieve samenwerking en fundamentele rechten van de burger. Op het gebied van interne markt, sociaal beleid, consumentenbescherming en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is er een gedeelde bevoegdheid van de EU en lidstaten (artikel 4, lid 2 VWEU). Op het gebied van bescherming en verbetering van de volksgezondheid, toerisme, beroepsopleidingen, administratieve samenwerking en civiele bescherming is de Unie bevoegd om het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen (artikel 6 VWEU). Nederland ziet in dit stadium geen bezwaren met betrekking tot de bevoegdheden van de Commissie op deze terreinen.

Wel is voor Nederland van belang dat rekening gehouden wordt met de bestaande sectorspecifieke bevoegdheden, bijvoorbeeld op het gebied van transport. Daarnaast is van belang dat, juist met het oog op het aanpakken van administratieve lasten en vereenvoudiging van wet- en regelgeving, een goede afstemming plaatsvindt tussen de relevante EU- en internationale regelgeving.

Het EU-werkingsverdrag (artikel 22) en het EU-Handvest voor grondrechten (artikelen 39 en 40) geven EU-burgers rechten ten aanzien van gemeenteraadsverkiezingen en het Europees Parlement. De commissie wil blijkens het verslag een bredere discussie op gang brengen over de politieke mogelijkheden om te voorkomen dat EU-burgers hun politieke rechten verliezen als gevolg van het feit dat zij gebruikmaken van hun recht van vrij verkeer. Het staat de Commissie uiteraard vrij om discussies te starten.

Nederland is echter van oordeel dat het actief en passief kiesrecht, met uitzondering van die voor gemeenteraden en het Europees Parlement, geen EU-aangelegenheid is.

Subsidiariteit

Omdat de problemen die EU burgers ondervinden bij het uitoefenen van hun rechten zich veelal voordoen in een grensoverschrijdende context, is het oordeel in eerste instantie positief. Voor een voldoende onderbouwd oordeel over subsidiariteit zijn de voorstellen echter te weinig concreet. Het gaat om een groot aantal verschillende voorstellen die elk op hun eigen merites moeten worden beoordeeld. Daarnaast zijn de voorstellen nog onvoldoende uitgewerkt. Een groot gedeelte van de aangekondigde maatregelen wordt uitgewerkt in wettelijke maatregelen. Pas als er nieuwe Commissievoorstellen voor wetgeving bekend zijn, kan er een voldoende onderbouwde uitspraak gedaan worden over de subsidiariteit.

Proportionaliteit

Aan proportionaliteit is voldaan, wanneer het optreden van de EU qua inhoud en qua vorm niet verder gaat dan nodig is voor het bereiken van de nagestreefde doelstellingen. Op dit moment kan er nog geen evenwichtig oordeel gegeven worden over de proportionaliteit, omdat de inhoud en de vorm van de toekomstige voorstellen te weinig concreet is. De voorgestelde maatregelen dienen door de Commissie in aparte voorstellen nader te worden uitgewerkt. Pas als de uitgewerkte maatregelen bekend zijn, kan een goed oordeel over de proportionaliteit gegeven worden.

Financiële gevolgen:

De voorstellen in het verslag zijn nog onvoldoende uitgewerkt. Nederland zal de Commissie vragen precies aan te geven wat het financiële beslag van de toekomstige voorstellen zal zijn. Voor sommige maatregelen (verbeteren toegang tot Europese E-justice web portal en verbeteren van Europese berichtgeving door Euronews) is Nederland van mening dat de financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting.

Eventuele nationale financiële gevolgen dienen te worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen conform de gangbare regels budgetdiscipline.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland is van mening dat burgerschap verder gaat dan alleen nationaal burgerschap en is daarom positief over het feit dat de Europese Commissie maatregelen wil nemen om de burgers van de lidstaten bewust te maken van hun rechten als Europese burgers. Bewustwording bij burger en overheid kan leiden tot een versterking van de waarborging van de rechten van de burger. Daarnaast heeft Nederland jarenlang aandacht gevraagd voor hindernissen die burgers ervaren in hun recht op vrij verkeer.

Ook is het goed dat de Commissie synergie zoekt met de Single Market Acten voor 2014 een evaluatie aankondigt van de genoemde maatregelen. Nederland is positief over de aangekondigde initiatieven die strekken tot bevordering van de interne markt.

Nederland is echter kritisch wat betreft het voornemen van de Commissie om het vrije verkeer van EU-burgers en hun familieleden uit derde landen te vergemakkelijken. Nederland wil juist hogere eisen stellen aan de wijze van gezinsvorming en gezinshereniging. Daarbij is het van belang dat Nederland zoveel mogelijk ruimte krijgt om eigen beleid te voeren.

Nederland is positief over het feit dat de Commissie aankondigt een “bottom-up” aanpak te willen inzetten. Echter, uit het verslag wordt niet duidelijk hoe de Commissie de participatie van burgers bij de besluitvorming over deze maatregelen denkt vorm te geven. Deze zou bijvoorbeeld door middel van zogeheten burgerpanels verzekerd kunnen worden. Nederland dringt aan op een echte “bottom-up” benadering waarin daadwerkelijk ervaren obstakels op een effectieve en efficiënte manier worden aangepakt.

De in het verslag genoemde maatregelen om obstakels voor burgers aan te pakken, moeten leiden tot zo min mogelijk (administratieve) lasten voor (mede-) overheden, bedrijven en professionals. Nederland verzoekt de Commissie dan ook om de aangekondigde regelgeving van gedegen impact assesmentste voorzien met een kwantificering van de administratieve lastenvermindering voor burgers, bedrijven, (mede-) overheden en professionals.

Ten aanzien van het zeker stellen dat burgers uit andere lidstaten lid kunnen worden van een politieke partij c.q. deze kunnen oprichten in de lidstaat van verblijf, geldt dat er in Nederland geen wetgeving bestaat die dat in de weg staat. Er zijn in Nederland dus geen belemmeringen voor politieke participatie van EU-burgers. Nederland heeft dan ook geen behoefte aan Europese regelgeving op dit terrein.

Met betrekking tot het vroegtijdig bekendmaken van de uitslag van de verkiezing voor de Nederlandse leden voor het Europees Parlement geldt dat Nederland en de Commissie hierover nog in gesprek zijn.

De Commissie wil de informatieverstrekking over Europese aangelegenheden verbeteren. Nederland stelt dat verslaggeving over Europa moet geschieden door redactioneel onafhankelijke zenders/bronnen. Deze onafhankelijkheid moet voor Euronews gewaarborgd zijn. Het mag niet een spreekbuis van de Europese Commissie worden. De onafhankelijkheid mag ook niet in het geding komen als gevolg van eventuele financieringsconstructies.

Tenslotte merkt Nederland op dat het bij de uitwerking van de beleidsvoornemens goed zou zijn als de Commissie zich rekenschap zou geven van vergelijkbare activiteiten die in andere internationale gremia worden ontplooid, zoals de Internationale Commissie voor de Burgerlijke Stand.

Fiche2: Verordening wijziging oprichtingsverordening EMSA

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Verordening van het EP en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

Datum Commissiedocument

28 oktober 2010

Nr. Commissiedocument

COM(2010) 611

Prelex

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0611:FIN:NL:PDF

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Impact-assessment: SEC(2010) 1263

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=SEC:2010:1263:FIN:NL:PDF

Opinie Impact-assessment Board: SEC(2010) 1264

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=SEC:2010:1264:FIN:EN:PDF

Behandelingstraject Raad

Raadswerkgroep Transport, Transportraad

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie

a) Rechtsbasis

Artikel 100-2 VWEU.

b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement

Gewone wetgevingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid Raad, medebeslissing Europees Parlement).

c) Delegatie en/of comitologie

Het voorstel voorziet in bijstand aan de Commisie van het bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het EP en de Raad ingestelde Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS).

2. Samenvatting BNC-fiche

EMSA (European Maritime Safety Agency) richt zich op het ondersteunen van de Commissie en de lidstaten ten aanzien van maritieme veiligheid, maritieme beveiliging en de voorkoming van verontreiniging door schepen. Het voorstel voor wijziging van de EMSA-verordening1406/2002 beoogt zowel de bestaande taken en rol van het EMSA te behouden en op onderdelen te verduidelijken, als het takenpakket uit te breiden. Aanleiding vormen vooral het derde maritieme veiligheidspakket, de nieuwe thema’s die in de vijfjaren strategie 2010-14 zijn opgenomen en de aanbevelingen van de Raad van Bestuur naar aanleiding van de evaluatie van EMSA (2007). Nederland is het eens met de wenselijkheid van aanpassingen die volgen uit EU-regelgeving, maar acht de voorstellen met betrekking tot doelstelling en taken van EMSA onvoldoende precies. De consequenties zijn daardoor onduidelijk. Voorkomen moet worden dat EMSA taken krijgt die beter door nationale overheden kunnen worden uitgevoerd. Precisering van de taken is wenselijk met het oog op een heldere en efficiënte taakverdeling tussen EMSA, Commissie en lidstaten.

3. Samenvatting voorstel

Inhoud voorstel

Het voorstel voor wijziging van de EMSA-verordening 1406/2002 beoogt zowel de bestaande taken en rol van het EMSA te behouden en op onderdelen te verduidelijken, als het takenpakket uit te breiden. De Commissie baseert zich bij de uitbreiding van taken vooral op het derde maritieme veiligheidspakket en noemt als aanleiding voor het herzieningsvoorstel verder de nieuwe thema’s uit EMSA’s vijfjarenstrategie 2010-14 en de aanbevelingen van de Raad van Bestuur naar aanleiding van de vijfjaarlijkse evaluatie van EMSA uit 2007. Tenslotte stelt de Commissie rekening te hebben gehouden met internationale en EU-ontwikkelingen.

De voorgestelde verduidelijking danwel uitbreiding heeft volgens de Commissie onder andere betrekking op: de ondersteuning door EMSA in internationale organisaties als IMO; de rol van operationele diensten als Safe Sea Net ten behoeve van het geïntegreerd maritiem beleid en het interoperabel maken van die systemen; bestrijding van mariene verontreiniging van off shore winningsactiviteiten; technische samenwerking met derde landen én assistentie van de Commissie bij inspecties onder verordening 725/2004 (security).

Het programma van inspecties van lidstaten zou niet langer door de Raad van bestuur van EMSA - met daarin de onderzochte lidstaten - moeten worden vastgesteld, maar via comitologie. De Commissie stelt verder haar – door toetredingen - verwaterde aandeel in de Raad van Bestuur van EMSA te willen corrigeren, maar vult dit vooralsnog niet in.

Voor de uitbreiding van taken zou EMSA achttien fte nodig hebben, maar door afspraken over efficiency winst wordt de geleidelijke uitbreiding beperkt tot twaalf in 2014. Gevolg voor de EU-begroting: € 3,9 mln voor de periode 2012 – 2015.

Impact assessment Commissie

De Commissie heeft twee reeksen opties overwogen, de eerste heeft betrekking op de taken van EMSA, de tweede op het beheer.

Taken: de Commissie heeft vier opties overwogen. Optie 1 is niets doen, maar daarmee worden de doelstelling niet gehaald. Optie 2 is minimaal herzien en beperkt zich tot de taken uit het derde maritieme veiligheidspakket. Optie 3 is een middelgrote herziening en voegt aan optie 2 de activiteiten van het Paris MoU toe (havenstaatcontrole). Optie 4 voegt daar ook nieuwe taken op het terrein van beveiliging, onderzoek en geïntegreerd maritiem beleid aan toe. De economische, sociale en milieugevolgen zijn niet meetbaar en/of verwaarloosbaar, maar de Commissie stelt, op basis van consultatie van belanghebbenden dat alle mogelijke nieuwe taken een hoge toegevoegde waarde hebben voor de EU. De Commissie concludeert dat de vierde optie het beste garandeert dat EMSA waardevolle technische bijstand kan blijven verlenen aan Commissie en lidstaten. Zij verkiest echter een engere benadering van die optie, omdat het tot 2013 aan begrotingsmiddelen ontbreekt om alle taken op te pakken, het derde maritieme veiligheidspakket minder taken veronderstelt dan aanvankelijk voorzien, het secretariaat van het Paris MoU in Nederland gevestigd blijft en omdat EMSA tussen 2008 en 2011 al met 55 fte is uitgebreid.

Beheer: de Commissie heeft drie opties overwogen: 1) niets doen, 2) herziening binnen het huidige insitutionele kader van een regelgevend agentschap en 3) de meest radicale optie, wijziging van het institutionele kader. De Commissie concludeert dat de kosten van de derde optie niet opwegen tegen de baten en kiest voor de tweede optie.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

  1. Bevoegdheid

De rechtsgrondslag is artikel 100, lid 2 EU-werkingsverdrag. Er is sprake van een gedeelde bevoegdheid. Nederland acht dit de juiste rechtsgrondslag.

  1. Functionele toets

  • Subsidiariteit: positief

  • Proportionaliteit: deels positief, deels negatief

Onderbouwing

EMSA is een agentschap van de Europese Unie. Aanpassingen in het takenpakket van EMSA kunnen alleen op EU-niveau tot stand worden gebracht. Juridische aansluiting van takenpakket van EMSA op het derde maritieme veiligheidspakket kan niet door de lidstaten zelf gerealiseerd worden. De proportionaliteit wordt deels positief, deels negatief beoordeeld. Het voorstel is om de oprichtingsverordening beter aan de laten sluiten bij de Europese regelgeving uit het derde maritieme veiligheidspakket. De uitbreiding van het takenpakket dient zich echter volgens Nederland wel te beperken tot wat sinds de laatste herziening van de verordening (2006) gemeenschappelijk is afgesproken, met name het derde maritieme veiligheidspakket. Op een aantal punten gaat het voorstel verder dan nodig is om dit te bereiken. Op onderdelen wordt een voorschot genomen op een rol van EMSA (zoals de oprichting van regionale centra) terwijl een haalbaarheidsstudie nog ontbreekt en besluitvorming over de opportuniteit van die rol nog moet plaatsvinden. Daarom oordeelt Nederland deels positief, deels negatief over de proportionaliteit.

  1. Nederlands oordeel

Een heldere omschrijving van de taken en verantwoordelijkheden van EMSA, die zich beperkt tot onderliggende bestaande afspraken, is nodig om dubbelingen en inefficiency te voorkomen en de inzet van EMSA daadwerkelijk een ondersteuning van Commissie en lidstaten te laten zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor een mogelijke uitbreiding van bevoegdheden op terreinen als de binnenvaart en de kustwacht. Nederland vindt dit vooralsnog niet wenselijk. Dit is des te belangrijker omdat diverse lidstaten, waaronder Nederland, van mening zijn dat het functioneren van EMSA in de huidige situatie voor verbetering vatbaar is.

5. Implicaties financieel

  1. Consequenties EU-begroting

De Commissie stelt dat voor de extra taken achttien fte nodig zijn, maar met EMSA is een personeelsherschikking overeengekomen, waardoor EMSA zes posten kan leveren via interne wedertewerkstelling. Dat betekent voor de periode 2012-2014 twaalf extra posten (vijf in 2012, vier in 2013 en drie in 2014) en voor de begroting een extra claim van ongeveer € 3,9 mln voor de periode 2012-2015.

  1. Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

In principe kan uitbreiding van taken van EMSA zowel tot hogere als lagere financiële lasten leiden: lagere indien het taken van lidstaten overneemt; hogere indien bijvoorbeeld lidstaten meer en intensiever geïnspecteerd worden door EMSA. Hier bestaat nog geen exact beeld van. De inzet van Nederland is dat EMSA, net als de lidstaten zelf, eventueel benodigde extra ruimte binnen de huidige begroting zoekt. Budgettaire consequenties zullen worden ingepast op de begroting(en) van het (de) beleidsverantwoordelijke departement(en).

  1. Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

N.v.t.

  1. Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden

In het impact assessmentgeeft de Commissie aan te verwachten dat de administratieve lasten voor de lidstaten afnemen, bijvoorbeeld waar EMSA maritieme data diensten aanbiedt. Bemoeienis van EMSA met taken waarvoor lidstaten verantwoordelijk blijven, kan mogelijk leiden tot hogere lasten.

  1. Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger

N.v.t.

6. Implicaties juridisch

  1. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid

Geen.

  1. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. De datum van inwerkingtreding is haalbaar vanwege de rechtstreekse werking van de verordening en het ontbreken van benodigde omzettingsmaatregelen in Nederlandse regelgeving.

  1. Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

N.v.t.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

a) Uitvoerbaarheid

Het lijkt erop dat het takenpakket van EMSA verder wordt uitgebreid dan strikt noodzakelijk is. Een heldere omschrijving van de taken en verantwoordelijkheden van EMSA, beperkt tot onderliggende bestaande afspraken, is nodig. Dubbelingen en inefficiency moeten worden voorkomen. De inzet van EMSA dient daadwerkelijk een ondersteuning van de Commissie en de lidstaten te zijn. Een mogelijke uitbreiding van bevoegdheden op terreinen als de binnenvaart en de kustwacht vindt Nederland zoals gezegd vooralsnog niet wenselijk.

In de verordening wordt voorgesteld dat de operationele werkmethoden van de EMSA op het gebied van inspecties worden goedgekeurd door de Commissie volgens de comitologieprocedure en niet meer door de Raad van Bestuur van EMSA. Nederland vindt deze aanpassing prematuur en pleit ervoor eerst de procedures en besluitvorming binnen de Raad van bestuur van EMSA beter te beleggen. Het is essentieel dat de autonomie van de lidstaten op het gebied van de uitvoering en handhaving gewaarborgd blijft.

b) Handhaafbaarheid

Nederland is kritisch ten aanzien van de oprichting van EMSA filialen in de lidstaten. Rotterdam is de grootste haven in Europa, dus is de kans op zo’n filiaal in Nederland is groot. Het is onduidelijk wat de gevolgen hiervan zullen zijn voor het toezicht. Voorts is de rol van EMSA bij ongevallenonderzoek onduidelijk. Het lijkt erop dat de EMSA in alle gevallen bijstand wil verlenen ten aanzien van ernstige ongevallen binnen de Europese Unie. Lidstaten zijn echter primair verantwoordelijk voor ongevallenonderzoek. In Nederland berust deze taak bij de Onderzoeksraad voor de Veiligheid.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

N.v.t.

9. Nederlandse positie (belangen en eerste algemene standpunt)

a) Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt

Nederland acht het van belang de EMSA-verordening te herzien, met name om de nieuwe taken te verdisconteren die volgen uit het derde maritieme veiligheidspakket. Tegelijkertijd blijven de lidstaten op grond van internationale verdragen zoals het zeerechtverdrag, zelf verantwoordelijk voor de maritieme veiligheid, maritieme beveiliging en de voorkoming van verontreiniging door schepen. De lidstaten dienen over voldoende expertise te blijven beschikken om invulling te geven aan die verantwoordelijkheden. Heldere omschrijving van de taken en verantwoordelijkheden van EMSA is nodig om dubbelingen en inefficiency te voorkomen en de inzet van EMSA daadwerkelijk een ondersteuning van Commissie en lidstaten te laten zijn. Die heldere omschrijving is een voorwaarde voor een strakke aansturing van EMSA, die nu volgens Nederland en diverse andere lidstaten voor verbetering vatbaar is. Het voorstel van de Commissie slaagt maar ten dele in het helder en eenduidig omschrijven van de taken. Op tal van punten is een ruime opzet gekozen en worden de taken van EMSA te ruim gedefinieerd. Daardoor is ook niet duidelijk of het taken van de lidstaten overneemt en/of dat lidstaten meer en intensiever zullen worden geïnspecteerd. Precisering is noodzakelijk.

Fiche 3: versterking EU rampenrespons

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Naar een krachtigere Europese respons bij rampen: de rol van civiele bescherming en

humanitaire hulp

Datum Commissiedocument

26 oktober 2010

Nr. Commissiedocument

COM(2010) 600 definief

Pre-lex

http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199800

Behandelingstraject Raad

Bespreking in de Raad Algemene Zaken van 22 november en van 14 december 2010.

Eerstverantwoordelijke ministeries

Ministerie van Veiligheid en Justitie in nauwe samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken

Essentie voorstel

Het voorstel heeft als doel de EU rampenrespons binnen en buiten de EU te versterken. Belangrijkste voorstellen die in de mededeling worden gedaan zijn: (1) het opzetten van een Europese responscapaciteit in noodsituaties: lidstaten kunnen vrijwillig de capaciteiten inde vormvan materieel en expertise aanmelden, die in het geval van een crisis binnen en buiten de EU door de Commissie kunnen worden ingezet en (2) integratie van de crisisresponsstructuur van het Directoraat-Generaal Humanitaire Hulp en Civiele Bescherming van de Europese Commissie (DG ECHO) en het Monitoring en Informatiecentrum voor Civiele Bescherming (EU-MIC) in een Centrum voor respons in noodsituaties: een crisisresponscentrum dat analyseert, adviseert en coördineert en 24 uur per dag, zeven dagen in de week operationeel is.

De Commissie beoogt met de mededeling bij te dragen aan de efficiëntie, coherentie en zichtbaarheid van de EU rampenrespons, waarbij kosteneffectiviteit eveneens aandacht krijgt. De mededeling heeft betrekking op acute rampen (natuurrampen en door mensen veroorzaakte rampen) zowel binnen de EU als in derde landen. Het uitgangspunt bij de versterking van de EU rampenrespons is dat er eerst naar de verbetering van deze respons binnen de EU wordt gekeken. De respons op gewapende conflicten (complexe noodsituaties) valt buiten het bereik van de mededeling. De mededeling richt zich vooral op civiele bescherming en humanitaire hulp als instrumenten voor rampenrespons. De inzet van militaire middelen voor rampenrespons wordt in de mededeling genoemd, maar zal in een aparte notitie van Hoge Vertegenwoordiger Ashton en de Commissie nader worden uitgewerkt.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

In de mededeling worden verschillende voorstellen gedaan waarvan de belangrijkste zijn de opzet van een Europese responscapaciteit in roodsituaties en eenCentrum voor respons in noodsituaties . In het voorstel worden verder acties voorgesteld met betrekking tot onder meer de planning van EU responsoperaties, logistieke ondersteuning, de verdere verbetering van gemeenschappelijke inventarisatie van behoeften (in nauwe samenwerking met de VN), door de EU gefinancierde middelen (specialistische capaciteiten die niet voorhanden zijn binnen de lidstaten, worden door de EU aangeschaft en opgeslagen), de coördinatie van hulptransport en een versterkte coördinatie met de VN.

De mededeling schetst enkel de hoofdlijnen van het beleid. In 2011 zal de Commissie met voorstellen voor wetgeving/operationele uitwerking van dit initiatief komen.

Bevoegdheidsvaststelling

a. Bevoegdheid

De Europese Unie heeft een aanvullende bevoegdheid op het gebied van civiele bescherming. Het optreden van de EU is erop gericht snelle en operationele samenwerking te bevorderen en de samenhang tussen internationale acties op het gebied van civiele bescherming te stimuleren (artikel 196 VWEU).

b. Functionele toets

  • Subsidiariteit: Het subsidiariteitsoordeel luidt positief. Nederland ziet meerwaarde in samenwerking met andere EU-lidstaten uit het oogpunt van efficiëntie, effectiviteit en coherentie van de EU-rampenrespons. Voor een Europese responscapaciteit in noodsituaties is samenwerking op Europees niveau noodzakelijk. Bij de beoordeling van de nadere uitwerking van de acties blijft het subsidiariteitsbeginsel een belangrijk uitgangspunt. Voorkomen moet worden dat het EU-optreden de coördinatiestructuren op nationaal niveau en op VN-niveau, waar Nederland veel waarde aan hecht, doorkruist.

  • Proportionaliteit: Op dit moment kan er nog geen goed oordeel gegeven worden over de proportionaliteit, omdat de inhoud en de vorm van de toekomstige voorstellen te weinig concreet is. Zo moet het voorgestelde mandaat voor de Commissie om capaciteiten van de lidstaten binnen de Europese responscapaciteit in noodsituaties binnen en buiten de EU in te zetten, nader worden uitgewerkt om een goed proportionaliteitsoordeel te geven.

c. Financiële consequenties

Nederland zal de Commissie vragen precies aan te geven wat het financieel beslag van de toekomstige voorstellen zal zijn. Nederland is van mening dat de financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting. Voor wat betreft de Europese responscapaciteit in noodsituaties geldt, dat de budgettaire gevolgen van eventuele inzet worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland staat positief tegenover de doelstelling van de Commissie om de efficiëntie, effectiviteit en de coherentie van de EU rampenresponscapaciteit te versterken. Uitgangspunten voor Nederland zijn dat nieuwe initiatieven gericht op versterking van de EU rampenrespons vraaggestuurd dienen te zijn, gebaseerd zijn op concrete lacunes in de hulpverlening en aansluiten op bestaande structuren. Daarnaast moet rampenrespons onderdeel zijn van het totale crisismanagementsysteem met expliciete verbinding naar de Europese dreigingsanalyse, waar de Commissie ook uitvoering aan geeft. Tevens moet de responscapaciteit zo veel als mogelijk gericht zijn op inzet bij meerdere crisistypen en derhalve ‘generiek’ zijn. Bovendien moet worden vermeden dat de voorstellen leiden tot een extra EU-coördinatielaag. In de mededeling wordt, in lijn met de Nederlandse opstelling, uitgegaan van de coördinerende rol van de VN bij de internationale rampenrespons buiten de EU, die volgens de Commissie door versterkte EU-coördinatie kan worden ondersteund.

De integratie van civiele bescherming en humanitaire hulp binnen een Directoraat-Generaal (DG ECHO onder de verantwoordelijkheid van Commissaris Georgieva biedt de mogelijkheid om van geval tot geval een coherente afweging te maken tussen financiële en materiële steunverlening, waarbij snelheid en (kosten)effectiviteit van de respons voorop moeten staan. Synergie tussen civiele bescherming en humanitaire hulp wordt in de mededeling genoemd, maar zou in de Raadsconclusies die naar aanleiding van de mededeling zullen worden opgesteld, nadrukkelijk aandacht moeten krijgen. Coördinatie tussen een Centrum voor respons in noodsituaties en de Europese Dienst voor het Extern Optreden (EDEO) is essentieel wat betreft de inzet van militaire middelen. Uit het oogpunt van coherentie is het een gemiste kans dat niet alle instrumenten (civiele bescherming, humanitaire hulp èn militaire middelen) voor internationale bijstand in deze mededeling worden uitgewerkt.

De reikwijdte van de Europese responscapaciteit in noodsituatiesen met name de beslissingsbevoegdheid over inzet is nog een punt van zorg. Besluitvorming over inzet moet een nationale verantwoordelijkheid blijven, ook omdat de inzetkosten door de lidstaten worden gedragen. Ook dienen duidelijke criteria voor inzet te worden ontwikkeld. In ieder geval zou getoetst moeten worden aan de lokale responscapaciteit, beschikbaarheid van hulpgoederen in de regio en de afstand van het rampgebied tot de EU. Gelet op het belang van de discussie over versterking van de EU rampenrespons hecht het kabinet aan Raadsconclusies ter zake, en zal het nauwgezet de vinger aan de pols houden bij de operationele uitwerking van de voorstellen in 2011.

13

Bijlage fichedocument, pagina