Van Bijsterveldt: 'Terug naar de kern in het onderwijs'

Met minder profielen in de bovenbouw en meer aandacht voor Nederlands, Engels, wiskunde en science wil minister Van Bijsterveldt (OCW) terug naar de kern in het onderwijs. Dit is volgens haar noodzakelijk om ervoor te zorgen dat het Nederlands onderwijs bij de top van de wereld blijft horen. Dat stelt zij in een reactie op het nieuwe PISA-onderzoek naar de vaardigheid in taal, wiskunde en science van 15-jarige leerlingen in 65 landen. 'Nederland presteert nog goed, maar onze relatieve positie verslechtert en daarmee zijn we verder van de top 5 van de wereld afgeraakt. Investeringen in het taalonderwijs werpen hun vruchten af. Dat is goed nieuws, maar meer focus in ons onderwijs is essentieel om onze internationale concurrentiekracht te versterken', aldus de minister.

De resultaten van PISA tonen aan dat Nederlandse jongeren op het terrein van taal de tweede plaats innemen in Europa, net achter Finland. Het percentage zwakke lezers is ten opzichte van 2006 afgenomen. In de wereld staat Nederland met lezen op de 10e plaats. Voor wiskunde en science behoort Nederland nog tot de top 5 in Europa. Mondiaal gezien staat Nederland voor beide vakken op de 11e plaats. Zwitserland, Canada en Japan hebben Nederland de afgelopen jaren op het terrein van wiskunde gepasseerd. Dit baart minister Van Bijsterveldt zorgen. Zij wil de dalende trend keren. 

Actieplan

De ambitie van het kabinet is om tot de top 5 van sterkste kenniseconomieën te behoren. Dit betekent dat het maximale uit leerlingen moet worden gehaald. Met het actieplan Beter Presteren wil Van Bijsterveldt in het voortgezet onderwijs de nadruk leggen op vakken die bepalend zijn voor het succes in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt. Meer aandacht voor de kernvakken betekent simpelweg meer leertijd voor Nederlands, Engels en wiskunde. De leerprestaties van deze vakken zullen aan het eind van de onderbouw worden getoetst. Op die manier krijgen leraren inzicht in de achterstanden van leerlingen en kunnen zij deze gericht wegwerken. Daarnaast volgt er aan het einde van de bovenbouw nog een rekentoets voor middelbare scholieren.
Ook wil de minister meer uit excellente leerlingen halen. Volgens het PISA-onderzoek dankt Nederland zijn goede internationale positie aan de prestaties van onze mindere en gemiddelde leerlingen en presteren excellente leerlingen in Nederland relatief minder dan excellente leerlingen in andere landen. In het actieplan wil zij daarom specifieke aandacht geven aan maatregelen om de leerprestaties van de 20% best presterende leerlingen te verhogen. Ten slotte wil de minister het aantal profielen terugbrengen in de bovenbouw van havo en vwo. Daarmee wordt het onderwijsprogramma minder complex, wat leidt tot meer focus en richting in het onderwijsprogramma in onder- en bovenbouw.

Om basisschoolleerlingen beter voor te bereiden op het voortgezet onderwijs vragen bovengenoemde maatregelen ook om verbeteringen in het primair onderwijs. De minister steekt daarom extra geld in taal en rekenen en zij voert de verplichte eindtoets voor basisschoolleerlingen zo snel mogelijk in. 

Advies

Van Bijsterveldt heeft de Onderwijsraad gevraagd naar zijn zienswijze over de haalbaarheid en de gewenste invoeringstermijn van het actieplan Beter Presteren. De Onderwijsraad onderzoekt tevens de rol van docenten die medebepalend is voor het leerrendement van leerlingen. De minister verwacht begin 2011 het advies van de Onderwijsraad hierover. De Stichting voor Leerplanontwikkeling onderzoekt op verzoek van de minister de relatie tussen de PISA-resultaten en de curricula voor de desbetreffende vakgebieden. 

De internationale bekendmaking van de onderzoeksresultaten PISA vond op 7 december om 11.00 uur plaats bij de OESO in Parijs en later die dag in Brussel, Tokio, Berlijn, Washington en Madrid. Voor het onderzoek op de Nederlandse scholen is Cito verantwoordelijk. Cito heeft op 7 december in Den Haag de onderzoeksresultaten aan de minister overhandigd.