Bestuursdiner VNG

Mevrouw de voorzitter, Dames en Heren ,

Het is een bijzondere eer dat ik hier mag spreken. Ik word al jaren uitgenodigd. Kom ik voor het eerst, mag ik gelijk spreken. Wees gerust ik houd het licht. De zware problemen hebben we vanmiddag al gehad. Vragen over hoe gaan we samen verder of niet; doen we dat op huwelijkse voorwaarden of in gemeenschap van goederen. Hier aan tafel blijft het eenvoudig. De zwaarste keuze is welke vork ik voor de volgende gang neem en of nu het broodje links of het broodje rechts naast mijn bord van mij is. Overigens zijn de regels op dat punt vrij eenvoudig, en herkenbaar voor politici; men pakt links en snijdt rechts.

Weet u overigens dat een van de eerste die in ons land over goede tafelmanieren schreef Erasmus was. De vraag welke vork gebruik ik voor de volgende gang, speelde overigens nog niet. In zijn dagen was de vork nog geen algemeen gebruiksvoorwerp. Als hij het over goede tafelmanieren had, sprak hij over op de grond gooien van afgekloven botjes. Dat raadde hij af, net als het met meer dan twee vingers in de zoutpot graaien. Ik breng die aanwijzingen van Erasmus ter sprake in verband een aanwijzing die pikant is gegeven de verwachtingen die de premier bij rechtse mensen heeft gewekt. Vingers aflikken doe je niet. Met de handen eten was voor Erasmus normaal. Maar vettige vingers reinig je vervolgens met een servet; je veegt ze niet af aan de kleding en aflikken doe je helemaal niet.

Het kan verkeren. Ik vraag mij overigens af wie van u zijn vingers heeft afgelikt bij het lezen van het regeerakkoord. Macro-economisch oogt het misschien aantrekkelijk, maar voor wie het moet uitvoeren ziet het er somber uit. Het bevestigt het woord van de psalmdichter: “zet u vertrouwen niet op prinsen, ’t is alles kommer wat ge ziet, het hoofd omhoog het hart naar boven, hier beneden is het niet”.

Dames en heren, is het wel terecht om in tijden van schaarste samen te dineren, zoals hier tijdens dit bestuursdiner van de VNG? Er is vandaag weer een rapport van de VU verschenen over de integriteit van het bestuur. Dat zal de komende tijd wel weer deining veroorzaken en het is niet uitgesloten dat diners zoals deze voortaan onbehoorlijk zijn en aangemeld moeten worden bij de kamer. Het is te hopen dat de kamer het überhaupt aanvaard dat ministers eten - ze moeten het goede voorbeeld geven en de tijden zijn hart. In Herfsttij der Middeleeuwen geeft Huizinga een duidelijk andere raad. “Hoe grooter het contrast is van de ellendigheid des dagelijkschen levens, des te onmisbaarder is het feest”.

Huizinga beschrijft de ontzettende depressie en het grondig pessimisme in de vijftiende eeuw. En vervolgens laat hij zien hoe belangrijk en uitbundig de feesten van de burgerij, de kerk en het hof daarbij zijn. Daar kunnen we vandaag nog een puntje aan zuigen. Het is uiteraard verre van mij om de narigheid in de vijftiende eeuw met de crisis van heden te vergelijken. Dat neemt niet weg dat we sinds de jaren dertig geen ernstiger crisis hebben gehad. En we zijn er nog lang niet uit. Dat zullen we allemaal gaan merken; het beleid van de overheid op alle niveau’s van bestuur zal er nog jaren door bepaald worden.

Is dat erg? Ja en nee. We gaan het niet gelaten over ons heen laten komen; dat leidt tot behoud van ellende. Maar de veranderingen die nu noodzakelijk zijn om de tering naar de nering te zetten, zijn in wezen de veranderingen die we sowieso al hadden moeten doorvoeren. Door omstandigheden worden we nu gedwongen tot noodzakelijk groot onderhoud aan het functioneren van de overheid, dat in alle gevallen nodig zou zijn geweest.

Het zal niet meevallen. Het zal bijwijlen zeer pijnlijk zijn – zeker voor de burgers die het in de portemonnee treft. Maar het zal – als we eerlijk en consequent durven zijn – leiden tot een gezonder maatschappij waarin de burger én de overheid meer hun eigen verantwoordelijkheden kunnen dragen.

Ik zeg daarbij met nadruk “de” overheid want bij de veranderingen die met het achterstallig onderhoud gepaard gaan, zullen wij – U, als gemeenten en wij, als Rijk – elkaars partners zijn. En daarbij leg ik dus meteen mijn zaligheid op tafel: ik kan bij die veranderingen niet zonder U. Een goede verstandhouding tussen ons is van wezenlijk belang. Dat betekent niet dat u niet voor uw belangen op mag komen; natuurlijk niet. Het zou merkwaardig zijn als we de komende tijde niet een aantal malen van mening zouden verschillen. Maar van groot belang is het dat we de urgentie delen en van elkaars goede intenties zijn overtuigd.

De overheid zal compacter moeten worden, wat niet per definitie gelijk is aan terugtreden. De rijksoverheid zal taken overdragen aan gemeenten, maar de gemeenten zullen de eigen verantwoordelijkheid van de burger de ruimte moeten geven. De taak van de overheid is uiteindelijk het organiseren van samenwerking in de samenleving. We doen dat normaal door voor mensen hun problemen op te lossen; het alternatief is niet om mensen in hun sop gaar te laten worden, maar om problemen door burgers op te laten lossen en ze daartoe in staat te stellen. Dat is een cultuurverandering, maar een dringend noodzakelijke –crisis of niet.

Een compacte overheid die naar de burger als een herkenbare eenheid optreedt. Een bestuurlijke inrichting die aansluit bij de economische en sociale dynamiek, die slagvaardig operen mogelijk maakt, maar die tegelijk mensen en gemeenschappen tot hun recht laat komen.

Ik houd mij in en zie er vanaf het u hier met de bordjes en het bestek te schetsen. Dat doen we elders. Maar dit zijn de uitgangspunten en het is niet de bedoeling om het te laten bij wensen en daadkrachtig klinkende woorden. Het gaat om wat we doen.

Een kleinere overheid; verantwoordelijke burgers; je gaat er over of niet; niet meer dan twee bestuurlagen en minder politieke ambtsdragers. Deelraden afschaffen, waterschappen onder de gemeenten brengen, de Wgr-plus opheffen. Maar ook een duidelijke taakverdeling, meer verantwoordelijkheden, maar ook meer ruimte en minder gedetailleerde sturing.

Als u bij dit alles uw vingers wilt aflikken ga u gang, mits beschaafd. Maar maak daarna even gebruik van het servet zodat u schone vingers heeft om met mij het glas te heffen op een goede samenwerking en een glorieus doel; het openbaar bestuur!