Jaarlijks ruim 800 aangiften van kindermishandeling

Jaarlijks worden ruim 800 aangiften van kindermishandeling opgemaakt door de politie. Bij de helft van de aangiften gaat het om fysieke kindermishandeling, in een derde van de gevallen gaat het om seksueel misbruik en de overige aangiften hebben betrekking op emotionele verwaarlozing.

Het aantal aangiften van partnergeweld waarbij kinderen aantoonbaar getuigen waren, wordt geschat op 277 per jaar. Dit blijkt uit het onderzoek ‘De inzet van het strafrecht bij kindermishandeling’ van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie (WODC) en bureau Van Montfoort. Volgens de onderzoekers geven de cijfers de ondergrens aan van het werkelijke aantal aangiften.

In het onderzoek wordt voor het eerst inzichtelijk gemaakt hoe vaak en op welke manier het strafrecht wordt ingezet in gevallen van kindermishandeling. Het onderzoek gaat over de periode 2007-2008 en is op 27 januari naar de Tweede Kamer gestuurd. 

Vaders grootste groep verdachten

Vaders vormen de grootste groep verdachten in kindermishandelingszaken, gevolgd door de ‘partner van de ouder’, de moeder, andere directe familieleden en overigen. Het gros van de aangiften wordt gedaan door het kind zelf (48%) of door één van de ouders (40%). In 7% van de gevallen is de aangifte gedaan door een professionele instantie, zoals de Raad van de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg of het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK).

Derde aangiften leidt tot rechterlijk vonnis

Een derde van het aantal aangiften leidt tot een rechterlijk vonnis. De veroordelingen van de vormen van kindermishandeling verschillen echter. Zo wordt seksueel misbruik in het algemeen met een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf bestraft dan fysieke kindermishandeling en verwaarlozing. Bij fysieke kindermishandeling en verwaarlozing wordt vaker een werkstraf opgelegd.

De mogelijkheid om straffen voor mishandeling met een derde te verhogen, indien deze zijn begaan tegen moeder, vader, echtgenoot, levensgezelf of kind, wordt in 42% van de gevallen benut. Echter, het feit dat het misdrijf zich richt tegen het kind van de verdachte, wordt ongeacht of er gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tot strafverzwaring, regelmatig meegewogen als strafverzwarende omstandigheid.