Toespraak minister Donner bij opening Huis Nederlandse Provincies, Brussel

'Het huis van de Nederlandse Provincies – ach waarom niet? We hebben al een huis van de democratie, een huis van Thorbecke, we hebben provinciehuizen, gemeentehuizen, “blijf van mijn lijf”huizen en veiligheidshuizen, dus waarom niet een huis van de provincies, of zelfs een paleis? Maar waarom een huis van de provincies hier in Brussel? ' Dat vroeg minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zich af tijdens de opening van het Huis Nederlandse Provincies in Brussel op 26 januari.

De dader komt altijd terug naar de plaats van het misdrijf- ook de provincies. Hier in Brussel regelden de provincies ook vroeger al hun zaken en belangen. Brussel was vanaf 1531 het regeringscentrum van Karel V: de Princelijcke Hoofstadt van’t Nederlandt. Karel was populair maar hij ging met pensioen en trok zich terug in Spanje; de eerste Nederlandse pensionado in Spanje. Zijn zoon Philips volgde hem op.

Het was in die tijd al net als nu. Je kon in Brussel beslissen wat je wou, maar in de steden en de provincies deden ze vervolgens precies wat ze zelf wilden. Voerde je een inkomstenbelasting in met een alleszins redelijk tarief van 10% (de tiende penning); gelijk alle provincies en steden in rep en roer. Er is niets veranderd. Philips stuurde Alva hier naar toe, die een zero tolerance handhavingsbeleid introduceerde. Het kostte ca. 1000 de kop; ook Egmond en Hoorne. Stel u voor dat bijvoorbeeld alle politiechefs die met Nieuwjaar aankondigen de wet niet te zullen handhaven, gewoon werden afgevoerd en hier op de grote Markt een kopje kleiner werden gemaakt. En je moet het Alva nageven; hij was efficiënt: de Raad van Beroerten deed het werk in 1569 met een staf van niet meer dan 170 man. Kam daar nu eens om.

Maar goed, het beviel de provincies niet. Ze vormden eerst de Unie van Utrecht; een soort WGR+, en vervolgens tekenden ze op 26 juli 1581 het Plakkaat of de Acte van Verlatinghe en trokken naar Den Haag. Dat was 430 jaar geleden. Nu zijn ze terug. Vlaanderen en Mechelen waren de enige ondertekenende gewesten die achterbleven. Ik heb de indruk dat die op het moment dat de Nederlandse provincies weer terugkomen nu bezig zijn met hun eigen Acte van Verlatinghe.

Brussel is opnieuw hoofdstad en de provincies zijn hier opnieuw om hun belangen te bepleiten en zaken te regelen bij de Europese organen. De provincies zitten hier al langer. De EG functioneert al bijna 55 jaar, maar er wordt een nieuw huis betrokken. Ik weet nog steeds niet of dat wat zegt over het veranderend gewicht van het Europees bestuur, of het veranderend gewicht van het Nederlands bestuur.

Wat daarvan zij, provincies willen meepraten over regels en besluiten die hun belangen aangaan. De afgelopen jaren is veel gedaan om de samenwerking tussen Rijk en de decentrale overheden bij de totstandkoming van EU regelgeving te versterken. Maar de provincies willen meer. Men wil hier direct aanwezig zijn, meepraten, lobbyen en via directe contacten de EU gevoelig maken voor de verscheidenheid van de Nederlandse provincies en omgekeerd, de belangen van de provincies versterken. Want in de komende jaren zal de commissie regelgeving blijven ontwerpen die ook de provincies direct zal raken.

De provincies hebben ook een rol bij het realiseren van EU doelstellingen. Goede samenwerking in Nederland en in Europa is een randvoorwaarde en het huis van de Nederlandse provincies dient daarbij om als een vooruitgeschoven post een belangrijke rol te spelen. De Europese commissie moet het de provincies en gemeenten ook mogelijk maken om bij te dragen aan de versterking van Europa. Europa moet dus naar de decentrale overheden luisteren.

Het is een symptoom van de veranderende staatsrechtelijke verhoudingen binnen Europa. De relaties binnen Europa worden steeds minder gezien als “Buitenlandse Zaken” waar regeringen na-ijverig hun monopolie op de internationale betrekkingen bewaken; het zijn steeds meer Binnenlandse Zaken. Dat wekt in Nederland steeds minder verwondering en erkenning van de voordelen. Nu vinden we het gewoon. Dat is winst. Maar er schuilt ook een gevaar in. Het gevaar dat we ons vooral verzetten tegen wat ons niet aanstaat in de Europese integratie, omdat we de voordelen als vanzelfsprekend zien. Maar de integratie is geen gelopen race. En we moeten ons realiseren dat de toekomst van Nederland verbonden is met die van de integratie. Europa dreigt te marginaliseren in de wereld bij gebrek aan besluitvaardigheid en daadkracht. En Nederland zal daar onvermijdelijk in mee marginaliseren. Als we daar iets aan willen doen dan zal dat met, door en voor Europa moeten, want zonder gaat het niet.

Het gegeven dat de verhoudingen in Europa steeds meer Binnenlandse Zaken worden heeft niet alleen implicaties voor de betrekkingen met de EU, maar ook voor die met de aangrenzende regio’s in Europa. Zeven van de Nederlandse Provincies liggen aan de grens. Provincies zijn dus voornamelijk grensgebied en provinciaal bestuur is grensbestuur. De Benelux was een voor loper van de Europese Gemeenschap en de Benelux personenunie was de voorloper van het Schengen verdrag. Grensoverschrijdende samenwerking kan een belangrijke katalysatorwerking hebben.

Ik zie ook belangrijke mogelijkheden voor de provincies en dus het huis van de Nederlandse provincies op het gebied van Europese grensoverschrijdende samenwerking. Er liggen grote ontwikkelingskansen voor grensregio’s in samenwerking met de buren aan de andere kant. Om u een voorbeeld te geven: Nederland exporteert meer naar Noordrijn-Westfalen dan naar Japan, China en de VS samen. Evenzo heeft Zeeuws-Vlaanderen vele mogelijkheden maar de arbeidsmarkt ligt in Belgisch Vlaanderen. Die mogelijkheden moeten we in de komende periode benutten En daarvoor moeten we trouwens de boel goed opschonen.

Burgers, bedrijven en overheden in de grensregio’s hebben nog steeds te maken met knelpunten vanwege verschillen in regelgeving, verantwoordelijkheden en prioriteiten. Dat levert problemen op voor de samenwerking en mobiliteit van burgers en bedrijven over de grens, bijvoorbeeld bij werk, onderwijs en zorg. Om die problemen op te lossen is ook nauwe betrokkenheid van regionale overheden nodig bij de dialoog met de EU. Want sommige problemen zijn eigenlijk te mal voor woorden. De kunst is om perifere gebieden in één land te maken tot centrum voor ontwikkelingen tussen twéé landen.

U begrijpt het enthousiasme waarmee ik dit nieuwe huis van de provincies kom openen. Ik hoop dat het bijdraagt aan een goede voortzetting van uw en onze samenwerking in Europa. Natuurlijk begrijp ik het diepere motief om hier naar de Trierstraat te verhuizen. Het steekt de provincies dat het kabinet ze nu bijna 200 jaar al heeft verdreven van het Binnenhof. Brussel is tweetalig dus nu heeft u hier uw eigen zaal aan de rue de Trèves; uw eigen Trèveszaal.

Maar pas wel op, u zit hier voor het algemeen belang. Er zijn hier veel eethuizen. Denk om het imago. Dat men niet gaat denken dat u hier om andere redenen zit. Houdt voor ogen wat Wittgenstein ooit tijdens een bezoek zei: “ik weet niet waarvoor we hier zijn, maar ik weet zeker dat het niet voor ons plezier is.”