Meer focus in ontwikkelingssamenwerking

Ontwikkelingssamenwerking moet effectiever en efficiënter. Het kabinet streeft daarom naar een fundamentele herziening van het ontwikkelingsbeleid. Dat betekent focus op vier speerpunten waar Nederland een bijzondere meerwaarde heeft en focus op minder partnerlanden. De ministerraad heeft op voorstel van staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken ingestemd met toezending van een brief daarover aan de Tweede Kamer.

Het kabinet maakt veiligheid en rechtsorde, water, voedselzekerheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten tot de vier speerpunten van het bilaterale ontwikkelingsbeleid. Het zijn thema’s waar Nederlandse bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen goed in zijn en waar Nederland de meeste meerwaarde kan bieden.

De effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking is gebaat bij een kleiner aantal partnerlanden. Het aantal partnerlanden wordt teruggebracht van 33 naar 15. Partnerlanden zijn landen waarmee Nederland een bilaterale ontwikkelingsrelatie heeft. Langs deze weg wordt nu ongeveer een kwart van het totale Nederlandse ontwikkelingsbudget besteed. Inperking van het aantal partnerlanden betekent niet dat in andere landen geen Nederlands ontwikkelingsgeld wordt geïnvesteerd. De multilaterale fondsen van bijvoorbeeld de VN en de EU, het maatschappelijke kanaal (ngo’s) en programma’s zoals het stabiliteitsfonds en het mensenrechtenfonds blijven toegankelijk voor landen die nu afvallen als partnerland. Daarnaast wordt de inzet via het bedrijfsleven versterkt.

Bij de landenkeuze is rekening gehouden met het perspectief op het behalen van de beste resultaten, het inkomens- en armoedeniveau, de mogelijkheid om de speerpunten vorm te geven, de kansen en belangen van de meest betrokken vakdepartementen en de mate van goed bestuur. De volgende landen blijven partnerland: Afghanistan, Bangladesh, Benin, Burundi, Ethiopië, Ghana, Indonesië, Jemen, Kenia, Mali, Mozambique, Oeganda, Palestijnse gebieden, Rwanda en Soedan  Drie landen worden nog tijdelijk geholpen om van ontwikkelingssamenwerking naar economische samenwerking te gaan: Colombia, Vietnam en Zuid-Afrika.

De uitfasering en transformatie in de afgevallen landen gebeurt zorgvuldig. Hoewel het een Nederlandse keuze is, streeft het kabinet naar een gezamenlijke aanpak met andere donorlanden. Maatwerk staat centraal: voor elk land wordt een exit- of transformatiestrategie uitgewerkt.

Het kabinet zal afhankelijk van de ontwikkelingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika bezien welke rol ontwikkelingssamenwerking kan spelen voor het transitieproces in deze regio, en in Egypte in het bijzonder. Suriname is geen partnerland meer, maar de bijzondere band blijft. Het kabinet komt dit voorjaar met een notitie over de nieuwe invulling van de betrekkingen met Suriname. In Midden-Amerika blijft Nederland zich met een regionaal programma richten op mensenrechten, democratisering en veiligheid. Ook vanwege het belang daarvan voor de Caribische landen van het Koninkrijk.