Symposium 'De Staat van de Identiteit'

Toespraak door staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie tbv hetsymposium “De Staat van de Identiteit”. Den Haag, HEC, 23 maart 2011

Dames en heren,

De Amerikaanse senator Ted Kennedy – hij is een paar jaar geleden overleden - werd in augustus 2004, terwijl hij op weg was van Washington naar Boston, op de luchthaven aangehouden. Wat was er aan de hand? Zijn naam bleek voor te komen op de zogenaamde Watchlist, de lijst van mensen die mogelijk betrokken waren bij terrorisme. Na interventie van de minister van Homeland Security kon hij zijn reis vervolgen. Het was immers duidelijk dat hij geen verdachte was. Maar een tijdje later gebeurde het weer. En wéér. En nog eens... Wat bleek? Een naamgenoot van hem, of iemand die zich van zijn naam bediende, had door zijn reisgedrag een verdacht profiel opgebouwd, waardoor hij op de lijst kwam. Om hem deze overlast te besparen, wist de Amerikaanse overheid uiteindelijk niets beters te doen dan de naam T. Kennedy van de Watchlist te halen. Senator Kennedy heeft daarna inderdaad geen problemen meer gehad bij het reizen; en van de potentiële terrorist is nooit meer wat vernomen.

Ja, u hoort het goed. Als het inderdaad een potentiële terrorist was, die bewust de naam T. Kennedy koos, dan was hij slim. Hij kon immers op zijn vingers natellen dat dan de kans groot was dat er uiteindelijk wel iets zou gebeuren waardoor hij ongehinderd zou kunnen blijven meeliften op de identiteit van de senator.

Dames en heren, ik haal deze anekdote aan omdat hij zo treffend laat zien waarom het onderwerp van vanmiddag voor het domein van Veiligheid en Justitie zo belangrijk is.

  • Wij willen terrorisme voorkomen, en we willen de plegers van misdrijven pakken en bestraffen. Daartoe moeten we weten wie ze zijn – om ze te kunnen vervolgen, om dagvaardingen en vonnissen te kunnen betekenen, om te voorkomen dat ze iemand anders hun straf laten uitzitten.
  • Tegelijkertijd willen we voorkomen dat mensen slachtoffer worden identiteitsfraude en degenen die dat tóch worden een uitweg bieden.

Bij dit alles moeten we ons overigens realiseren dat, zoals zo vaak op het terrein van ons ministerie, de problemen die direct onze organisatie en taak raken, in de samenleving nog een stuk groter en wijder verbreid zijn – en dat we ook daar een verantwoordelijkheid hebben. Immers, een groot deel van ons privaatrecht – denk aan familierecht, aan overeenkomstenrecht, aan erfrecht – is mede gebaseerd op de veronderstelling dat je als particuliere partij weet, of kunt vaststellen, wie de ander is. En als die ander zich van een valse identiteit bedient, is dat misschien een strafbaar feit, maar ondertussen zit je wel met een groot probleem.

En dat geldt natuurlijk, en misschien nog wel in hogere mate, als iemand zich van jouw identiteit bedient en op jouw naam aankopen doet of contracten afsluit. Om nog maar te zwijgen over de narigheid waarmee je geconfronteerd wordt als een ander, door jouw naam te gebruiken, jou een paar stevige antecedenten in de politie- of justitieregisters weet te bezorgen. En wie een week of vier geleden de uitzending van Reporter over identiteitsfraude heeft gezien, weet dat dat geen uitzondering is.

Identiteitsfraude maakt echte slachtoffers, die slachtoffers worden als vanzelf verdachte en kunnen hun naam heel moeilijk zuiveren – en daders ontlopen er hun straf door. Dat is allebei onaanvaardbaar. Ik ben dan ook blij dat we met dit symposium laten zien dat we dit probleem serieus nemen.

De anekdote laat ook nog een paar andere belangrijke zaken zien. In de eerste plaats een lastige paradox: wat voor het ene probleem – de overlast die de senator ondervond – een oplossing was, maakte een ander probleem – de bescherming tegen een potentiële terrorist – alleen maar groter. Dat is iets wat vandaag nog wel vaker aan de orde zal komen.

Maar het verhaal laat ook zien dat als we oplossingen bedenken, we ook rekening moeten houden met allerlei maatschappelijke belangen – en welke dilemma’s dit kan oproepen. Aan de ene kant willen we de bewegingsvrijheid van mogelijk kwaadwillenden beperken; aan de andere kant willen we wel een vlotte doorstroming op de vliegvelden behouden. Ook willen we kunnen vaststellen wie iets heeft gedaan waarmee hij een ander schade berokkende. Maar het moet ook weer niet zo zijn, vinden we, dat politie en justitie – of particulieren –  al onze stappen kunnen nagaan. We willen veilige en betrouwbare identiteitsdocumenten, maar we willen er niet te veel voor betalen en geen ingewikkelde procedures om ze te verkrijgen.

Het is belangrijk om zowel het gevaar van de niet-werkende oplossing, als dat van de soms conflicterende eisen goed in gedachten te houden. En dat geldt in het bijzonder als we overwegen om onze toevlucht te nemen tot nieuwe technologieën. Ja, we bedenken rfid-chips, vingerafdruklezers, irisscans, enz. Maar de praktijk wijst uit dat die ook allemaal weer vervalsbaar zijn. Technologie die naïef wordt ingezet, zonder de juiste procedures of extra checks, werkt averechts. Als ik bijvoorbeeld met uw naam en wachtwoord inlog op het VenJ-netwerk, heeft niemand door dat ik u niet ben en kan ik een hoop kwaad aanrichten

En door het koppelen van allerlei gegevens wordt de verspreiding van een valse ID ook nog eens in de hand gewerkt.

En verder geldt natuurlijk dat de technologierace vrolijk verder gaat – maar wel aan beide kanten…

In de uitnodiging voor dit symposium die we een paar weken geleden ontvingen, kondigen de organisatoren aan dat er een andere manier van kijken mogelijk is - en dat er dan een paar duidelijke en bruikbare oplossingsrichtingen zijn. Daar ben ik zeer benieuwd naar. Zelf ben ik helaas niet in staat om tot het einde te blijven, maar ik wil die oplossingsrichtingen uiteindelijk wel zien.

Om die oplossingen te laten werken, zo lees ik in diezelfde uitnodiging, zullen we bereid moeten zijn om samen te werken. Wel, daar houd ik u aan! Want nogmaals: identiteitsfraude maakt slachtoffers tot verdachten, en zorgt ervoor dat daders de dans ontspringen. En dat moet maar eens afgelopen zijn!