Pensioenleeftijd naar 66 jaar in 2020

De AOW-leeftijd wordt in 2020 verhoogd van 65 naar 66 jaar. Mensen krijgen langer de tijd om pensioen op te bouwen en zo kunnen de opbouwpercentages van de pensioenpremies omlaag.

De ministerraad heeft daarmee ingestemd op voorstel van minister Kamp (SZW).

Het kabinet verhoogt de AOW-leeftijd in 2020 om werkgevers en werknemers voldoende tijd te geven om zich voor te bereiden op langer doorwerken.

Pensioenopbouw

Nieuw uitgangspunt is dat in 40 in plaats van 35 jaar een volledig pensioen kan worden opgebouwd. Langer doorwerken zorgt ervoor dat mensen meer tijd hebben om pensioen op te bouwen waardoor de opbouwpercentages omlaag kunnen.

Vanaf 2013 bouwen mensen voor hun uiteindelijke pensioen jaarlijks 1,75% in plaats van 2% op voor eindloonregeling; voor middelloonregeling wordt dat 2 in plaats van 2,25%. Beide leveren in totaal structureel 700 miljoen euro op aan belastingvoordeel en dragen zo bij aan de overheidsfinanciën.

Tot 2013 blijft de pensioenopbouw ongewijzigd. De reeds opgebouwde pensioenrechten blijven intact.

Vergrijzing

De teruglopende beroepsbevolking en de toename van het aantal 65-plussers maken langer doorwerken noodzakelijk. De vergrijzing zorgt voor steeds minder werkenden om AOW-premie op te brengen. Nu staan er nog 4 werkenden tegenover 1 gepensioneerde. In 2040 is dat gehalveerd tot nog maar 2 werkenden.

Minister-president Rutte:
Daarnaast hebben we vandaag besloten om een wetsvoorstel naar de Kamer te sturen waarin voorzien is in het verhogen van de AOW-leeftijd naar 66. Dat wetsvoorstel dat is nodig voor het geval het niet lukt om te komen tot een deal met de sociale partners. Daar hopen we natuurlijk op dat die er wel komt, dat uiteindelijk het pensioenakkoord van werkgevers en werknemers dat dat het er ook echt komt en dat wij daar steun aan kunnen geven, die gesprekken zijn gaande, maar om geen tijd te verliezen is nu parallel daaraan dit wetsvoorstel naar de Kamer gestuurd en dat levert een besparing op van 2 miljard op de AOW structureel en 700 miljoen op de aanvullende pensioenen.