StaMag congres

Toespraak door staatssecretaris Teeven van Veiligheid & Justitie bij STAMAG (Staande Magistratuur) congres op vrijdag 20 mei, Rolduc.

Laat ik beginnen met een felicitatie. 200 jaar Openbaar Ministerie, dat mag gevierd worden. En als ik het programma voor vanavond bekijk, dan gaat dat zeker lukken. Dat is de Congrescommissie wel toevertrouwd! 

Dames en heren,

Het vak dat u gekozen hebt, doet er toe. Het is maatschappelijk relevant in alle opzichten. Natuurlijk voor de onmiddellijk betrokkenen: de slachtoffers en daders. Maar ook voor de burger. Diens vertrouwen in de overheid is mede afhankelijk van uw werk, vaak ook uw directe persoonlijke werk. Er wordt veel van u verwacht. Dat was in de afgelopen twee eeuwen zo en dat zal zo blijven. Maar zeker in de komende jaren moeten we alle zeilen bijzetten om de onze prestaties aan de maat te houden. Kwantitatief en kwalitatief.

Als we de statistieken bekijken gaat dat eigenlijk best goed. Maar die cijfers zeggen niet alles. We laten ook het nodige liggen: bijvoorbeeld op het terrein van de georganiseerde misdaad of de gewelddadige vermogenscriminaliteit.

We zitten helaas nog steeds met plankzaken. Er is dan ook nog heel veel te doen en het kabinet heeft in het plan Nederland Veiliger aangegeven wat we willen bereiken. Ik licht er een enkel punt uit.

Om te beginnen de nationale politie. Met de inrichting van tien regionale eenheden sluiten we aan bij de koers die is uitgezet met Het OM Verandert. Te weten: schaalvergroting en specialisatie waar dat zinvol is, met behoud van aandacht voor wat er lokaal moet gebeuren. Bij het reorganiseren van de politie ligt de eerste winst voor het oprapen: stoppen met versnippering, stoppen met eigen winkeltjes. En die winst  wordt vele malen groter als we beter informatie uitwisselen en beter gebruik maken van specialismen. Natuurlijk levert zo’n stelselwijziging onrust op en zet die de opsporingscapaciteit onder druk. Dat is een gegeven; een reorganisatie komt nooit gelegen. Maar we gaan het wel gewoon doen. Het OM heeft zijn nek uitgestoken en de trend gezet en die lijn wordt nu doorgetrokken.

Net zoals we doorgaan met de organisatieontwikkeling bij het OM. De komst van de nationale politie, de herziening van de gerechtelijke kaart, de verdere invoering van de strafbeschikking, de nieuwe besturing- en bekostigingssystematiek voor het OM: het zijn stuk voor stuk voorbeelden die duidelijk maken dat veel van de staande magistratuur als professional verwacht wordt.

Neem het netwerken. Dat is een competentie die erbij hoort. Hier in deze abdij met OM’ers onder elkaar is dat vanavond uiteraard geen probleem maar ik doel ook op de keten. In de Veiligheidshuizen, integrale handhavingteams, projecten en in de reguliere driehoek. Het OM trekt zich niet terug in een toren. Bestrijding van overlast en criminaliteit vergt integrale handhaving waarin ieder zijn verantwoordelijkheid neemt. Ook burgers en het bedrijfsleven,maar ook het lokaal bestuur. Gelukkig is de aandacht voor veiligheidsvraagstukken daar toegenomen. En met het wetsvoorstel Regierol gemeenten krijgt ook de gemeenteraad daar een sterkere positie in. Dat betekent overigens wel een nog groter beroep op het OM voor overleg en participatie. Maar dat kunt en durft u wel aan. 

Behalve partner in de driehoek en aanspreekpunt in het bestuurlijk netwerk – soms zelfs in de rol van regisseur - is de moderne staande magistraat ook, nog steeds, de juridische professional, de juridische ambachtsman uit het Ministere Public. Al sinds de Napoleontische tijd heeft bij ons de Officier van Justitie de leiding over de opsporing en brengt hij, als een klassiek magistraat, zaken aan bij de rechter.

Zeer gericht op het optreden in de rechtszaal, werkend vanuit een strikt juridische perspectief. Dat is nu wel anders. De hedendaagse officier is niet de generalist die zijn negentiende-eeuwse voorganger was. Nieuwe vormen van criminaliteit,  en vooral de opkomst van de economische en technologische misdaad, zijn voor de gemiddelde OM’er – ook maar een mens –  niet allemaal en even goed bij te houden. Daarnaast is er de noodzaak om steeds meer internationaal samen te werken. Specialiseren, kennis aan anderen overdragen, weten waar je kennis kunt halen, het zijn vandaag de dag onmisbare vaardigheden.

In de afgelopen decennia heb ik veel nieuwe OM - specialismen zien ontstaan. Ik weet ook zeker dat aantal nog zal groeien. Maar we moeten voorkomen dat het reservaten worden, of ommuurde kloosters, waar ieder zijn eigen tuintje wiedt en niet bij de buurman over de schutting kijkt. We zullen op een slimme manier informatie moeten delen. In mijn toekomstvisie ontstaan er daarom rond specialismen kenniscentra, liefst in samenhang met gelijksoortige centra bij de politie en bij de collega’s van de zittende magistratuur. En ik zie straks op de parketten steeds meer zogenoemde kwaliteitskringen opbloeien, waarin, behalve officieren, ook parketmedewerkers met hart en ziel werken aan hun education permanente (om nog maar een term te gebruiken die spoort met de Napoleontische wortels van het OM). 

En denk niet dat die beweging het monopolie is van het OM. Ik zie hetzelfde gebeuren in de advocatuur, het notariaat, bij de politie en in de wetenschap. Ook daar zullen we bij elkaar moeten aansluiten, bijvoorbeeld in vakgerichte ontmoetingen en gemeenschappelijke masterclasses met advocaten, politiemensen, wetenschappers en OM’ers. Ik hoorde pas van een eerste meeting van zedenaanspreekofficieren en de commissie zeden van de politie. Prima initiatief!

Daarnaast is er de noodzaak van grotere transparantie van het strafrechtelijk optreden. De enorme groei aan mogelijkheden in de forensische opsporing en de alom aanwezige invloed van de multimedia, maken die transparantie onontkoombaar. Dit vraagt niet alleen om grote alertheid. Om bij het thema van vandaag aan te haken: het vraagt ook lef. Het vergt de moed en de oprechte bereidheid om telkens te kijken of je als vakman nog de juiste lijn volgt, in plaats van door te draven op een spoor van schijnbaar elkaar versterkende maar in wezen valse veronderstellingen. De moed om een collega te vragen mee te kijken, mee te denken, uit te dagen om er het zijne van te denken EN te zeggen.  

Daarom ben ik blij met een instrument als tegenspraak. Tegenwind is nodig om een vliegtuig van de grond te krijgen. Voor het OM is het voorwaarde om “futureproof” te worden, om te blijven voldoen aan de eisen die de rechtsstaat stelt aan handhaving en opsporing. Een crisis als die rond de Schiedammer parkmoord  wil ik niet nog eens meemaken.

De toekomst van het OM is ook afhankelijk van de vraag of de organisatie erin slaagt de versterking van het vakmanschap te combineren met een permanente, ketenbrede, kwaliteitsontwikkeling en de nodige aandacht voor leiderschap en cultuur. Ik noemde al  zelfreflectie, informatiedelen en education permanente.

Daarnaast moeten we voortbouwen op de opbrengsten van het Programma Versterking Opsporing en Vervolging (PVOV) binnen de kaders die “het OM verandert” heeft voortgebracht. Dus doorgaan met het stellen van eisen aan officieren wat betreft ervaring en opleiding (soms met certificering). Voor het TGO-niveau loopt dat. Nu gaat het erom dit concept te verbreden naar het niveau van zaken onder het TGO-niveau. De rechercheofficier is daarbij de centrale persoon.

Een heel ander punt, namelijk het creëren en onderhouden van een opsporings-  of, misschien beter, onderzoeksinstrumentarium dat OM en politie in staat stelt de resultaten te behalen die de samenleving vraagt en die benoemd zijn in het plan “Nederland veiliger”. Een hoofddoelstelling van het kabinet is de aanpak van georganiseerde en de samenleving ondermijnende criminaliteit. Dat spoort met het voornemen om meer csv’s te ontmantelen. En daarvoor moeten voldoende middelen beschikbaar zijn.

De minister en ik hebben heel goed de wens van het OM gehoord om het embargo op de criminele burgerinfiltrant op te heffen. U heeft ons laten zien dat de inzet daarvan resultaten kan opleveren die nu niet of nauwelijks zijn te bereiken. Het gaat onder meer om het gebruik van binnenlopende spijtoptanten, maar ook over begeleide exfiltratie van criminele burgers, bijvoorbeeld in de aanloop naar een GTB-programma.  WODC-onderzoekers concluderen dat het werken onder dekmantel zeker kan bijdragen aan de ontmanteling van csv’s.  En ik heb natuurlijk mijn eigen ervaringen.

De minister en ik geven alle ruimte gegeven voor discussie over de eventuele inzet van criminele burgerinfiltranten. Wij realiseren ons dat dit een heikel punt is. Niet alleen om politieke redenen, maar ook vanwege het risico van onbeheersbaarheid dat kleeft aan de inzet van zulke infiltranten.

We kunnen alleen een stap verder zetten als we erin slagen vertrouwen te wekken over het gebruik van dit middel. Dat vertrouwen moet zijn gestoeld op een uiterst professioneel proces. Leidend in dat proces is de binnen de unit “werken onder dekmantel”  opgedane ervaring met politie-infiltraties, met het stelselmatig inwinnen van informatie en met het pseudokopen. Daarnaast meen ik dat we moeten beginnen met een criminele burgerinfiltrant die een facilitatorrol in het csv heeft en niet met iemand die rechtstreeks betrokken is bij het gronddelict.

Hoe dan ook: we moeten hier een zorgvuldige afweging maken en een besluit nemen dat stoelt op een stevig politiek en maatschappelijk draagvlak. De tijd die hiervoor nodig is, nemen de minister en ik. Zo hebben we er afgelopen woensdag in de overlegvergadering over gesproken.

Tot slot nog dit. Er wordt veel van het OM verwacht en gevraagd. Ik noemde al het onderhouden en uitbouwen van het vakmanschap. En u moet ook over een adequaat instrumentarium kunnen beschikken om uw missie en doel te bereiken. Maar u moet daarvoor ook in de juiste positie worden geplaatst. Dit kabinet vindt dat Nederland niet alleen veiliger wordt door strengere straffen.

We begrijpen dat ook een betere uitvoering van de sanctietoepassing nodig is.

Er is nu een programma stroomlijning executieketen opgezet om dat te bereiken, waarbij het departement een versterkte regierol op zich zal nemen. Het openbaar ministerie zal niet meer in den brede verantwoordelijk zijn voor de executie van vonnissen.

We gaan daartoe voorstellen indienen om het Wetboek van Strafvordering te veranderen. Verder krijgen alle ketenpartners de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling helder uiteengezet, ook in operationele termen. Zo komt er voor de toekomstige tien gerechtelijke regio’s een handboek ketenwerkprocessen.

Geen misverstand, het OM blijft een stevige partij meeblazen. De magistratelijke taak in de executiefase blijft behouden, net als de beschikkingsbevoegdheid op individueel zaaksniveau. Wat dat precies gaat betekenen gaan we de komende maanden, samen met het OM, uitwerken.

Hoe dan ook, duidelijk is dat het OM in de lokale veiligheidssituatie haar sleutelrol zal blijven vervullen.

Dames en heren, ik ga mijn bijdrage beëindigen. Anders stuur ik het avondprogramma in de war, en dan loop ik het risico dat de burgemeester wegens overschrijding van de toegestane spreektijd, hier de noodtoestand afkondigt en mij het zwijgen oplegt. Dat wil ik voorkomen. Ik wens u een geweldige feestavond.