Toespraak minister Kamp tijdens de Fundeon Relatiedag bouw op 29 september 2011

Dames en heren,

Vandaag viert u het eerste lustrum van het Loopbaantraject Bouw en Infra. Een lustrum is altijd een mooi moment om terug te kijken en om je zegeningen te tellen. En die zegeningen zijn er, dat zagen we zojuist.

Het loopbaantraject is een schot in de roos. In vijf jaar tijd zijn meer dan elfduizend werknemers behouden voor uw bedrijfstak. Werknemers die anders misschien waren vertrokken uit de bouw en infra. Of die – nog erger – voor de hele arbeidsmarkt verloren waren gegaan. Dat is nu gelukkig niet gebeurd. U heeft deze mensen mèt hun ervaring en vakkennis binnen de poorten van uw bedrijven kunnen houden. Daar mag u best trots op zijn.

Het loopbaantraject verdient niet alléén waardering. Het verdient ook navolging. Het initiatief is mede ontstaan door een dreigend tekort aan werknemers in de bouw en infra. U staat daarin niet alleen. Personeelstekorten staan ook in andere sectoren voor de deur. Overal moeten werkgevers straks hun beste beentje voor zetten om voldoende goed opgeleide werknemers te vinden. En om ze te behouden. Doen werkgevers dat niet, dan blijven hun vacatures onvervuld en komen ze mensen tekort. Het werk blijft liggen en dat kost omzet en winst. En uiteindelijk kost dat de samenleving welvaart.

Wat is er namelijk aan de hand? Het is voor veel mensen nog even wennen, maar de arbeidsmarkt staat op een omslagpunt. Vanaf dit jaar gaat de generatie die kort na de Tweede Wereldoorlog is geboren met pensioen. Er stoppen meer ouderen met werken dan er jongeren bijkomen om het werk over te nemen. Vanaf 2020 gaat de beroepsbevolking echt krimpen.

Daar hebben we geen ervaring mee. Als we er met elkaar - sociale partners en overheid - niks aan doen dan krijgen we grote problemen op de arbeidsmarkt. En daarvoor hoeven we niet eens te wachten tot 2020. In sommige sectoren en regio’s is de krapte nu al voelbaar. Op dit moment zijn er al een kleine 140.000 onvervulde vacatures. Voor sommige beroepen is al bijna niemand meer te vinden. Wellicht loopt u hier ook al tegenaan.

Daar komt nog een vraagstuk van financiële aard bij: hoe houden we de AOW betaalbaar? Ik hoef u daar misschien weinig over te vertellen, iedereen is er de afgelopen maanden intensief mee bezig geweest. De kern is dat in de toekomst steeds minder werkenden de AOW van steeds meer gepensioneerden moeten opbrengen. Voorheen hadden we zeven werkenden voor één gepensioneerde, nu vier en straks nog maar twee. De betaalbaarheid van onze oudedagsvoorziening dreigt daardoor in de knel te komen. Ook hier geldt dat we in de problemen komen als we niks doen.

De uitdagingen zijn dus helder. Meer mensen aan het werk. En die mensen zullen meer, langer en productiever moeten werken. Zo kunnen  we de effecten van de krimpende beroepsbevolking opvangen. En zo kunnen we ons stelsel van sociale voorzieningen betaalbaar houden. Ik zei het al: het is even wennen. We moeten ons voorbereiden op een nieuwe toekomst als het om de arbeidsmarkt gaat. En daarin speelt de duurzame inzetbaarheid van werknemers een sleutelrol. We moeten er voor zorgen dat mensen vitaal en productief tot aan hun pensioenleeftijd kunnen blijven werken. Ook als die pensioenleeftijd omhoog gaat.

Het kabinet heeft daarom het Vitaliteitspakket voor duurzame inzetbaarheid opgesteld. Ik wil een paar belangrijke punten uit dit pakket graag nader toelichten.

Het is in de eerste plaats belangrijk dat méér mensen langer dóórwerken. Daarom komt er op 1 januari 2013 een werkbonus. Die is bedoeld voor werknemers vanaf 61 jaar. Voor ieder jaar dat zij doorwerken krijgen zij netto tussen de 2100 en 2350 euro. Maar het is ook belangrijk dat u, de werkgever, oudere werknemers in dienst houdt. De regeling voor werkgevers die ouderen in dienst hebben wordt daarom voortgezet. Dat betekent dat u voor iedere werknemer van 62 jaar en ouder jaarlijks 1750 euro bonus krijgt.

We doen nog meer. De arbeidsmobiliteit van ouderen is laag. Wellicht heeft u die ervaring ook in uw bedrijf. We zijn er in Nederland niet aan gewend dat iemand van zestig jaar komt solliciteren. Dat zit nog niet in onze cultuur. Maar daarmee is het tegelijkertijd wel een probleem. Vooral voor uitkeringsgerechtigden die op latere leeftijd op zoek moeten naar werk. Zij ondervinden daar veel hinder van. Zij komen moeilijk aan de slag en blijven daardoor vaak afhankelijk van een uitkering.

Daarom introduceren we ook een mobiliteitsbonus. Die bedraagt 3500 euro per jaar als u een werknemer van boven de 55 jaar aanneemt. Het bedrag wordt zelfs verdubbeld als u een uitkeringsgerechtigde vanaf 50 jaar aan het werk zet. Zo versterken we de mogelijkheden voor ouderen om van baan te wisselen of weer aan het werk te gaan. Om praktische redenen gaat de bonus naar de werkgever. Maar ik roep u op samen met werknemersorganisaties afspraken te maken over de verdeling van de bonus tussen werkgever en werknemer zodat de werknemer erin kan delen. Zo bindt u die werknemer ook aan u. Het mes snijdt aan twee kanten.

Deze bonussen moeten het langer doorwerken stimuleren. Ze illustreren ook dat het kabinet flink in de buidel tast als het erom gaat mensen voor de arbeidsmarkt te behouden. Er is ons alles aan gelegen dat werknemers nu en straks vitaal hun pensioen halen.

Dames en heren, ik ga nog even terug naar het begin van mijn bijdrage. Ik complimenteerde u met het Loopbaantraject Bouw en Infra. Het is een initiatief dat uit uw sector is voortgekomen. Dergelijke  initiatieven hebben we meer nodig. De overheid kan er immers niet in haar eentje voor zorgen dat mensen langer doorwerken. Sterker nog: het is vooral een zaak van werkgevers en werknemers. Zij hebben er alle belang bij. Werkgevers kunnen de mensen niet missen op de werkvloer. Werknemers zijn beter af met een baan dan met een uitkering.

Het Kabinet doet daarom een beroep op de sociale partners om een forse bijdrage te leveren aan duurzame inzetbaarheid. Dat kan bijvoorbeeld via scholing. Dat is nu vaak nog een ondergeschoven kindje. Maar scholing mag tijdens de loopbaan geen vrijblijvende optie zijn. Scholing is nodig om je werk goed te blijven doen, om zo nodig een andere baan te kunnen vinden. Scholing heeft ook een positief effect op de gezondheid van mensen. Werknemers zijn verantwoordelijk voor hun eigen inzetbaarheid tijdens hun loopbaan. Werkgevers moeten scholing als vanzelfsprekend onderdeel gaan zien van het arbeidsproces. Werken en leren moeten sterk verweven zijn. Dat is nu nog te weinig het geval.

Het Kabinet wil u daarbij een duwtje in de goede richting geven. Samen met mijn collega’s van OCW en EL&I werk ik aan plannen voor een betere aansluiting tussen beroepsonderwijs en arbeidsmarkt. We kijken daarbij onder meer naar de kwaliteit van het beroepsonderwijs en naar het innovatief vermogen van bedrijven en werknemers. Ook het behoud van werknemers voor de eigen sector zal een belangrijke rol spelen. Eind november zullen we de plannen presenteren.

En over een duwtje in de goede richting gesproken: vanaf medio oktober is geld uit het Europees Sociaal Fonds beschikbaar voor individuele bedrijven die maatregelen nemen om hun werknemers gezond, vitaal, mobiel en productief te houden, vanaf hun indiensttreding tot aan hun pensioen. De regeling loopt tot eind volgend jaar. Wacht dus niet te lang, doe er snel uw voordeel mee.

Dank voor uw aandacht en dank voor uw inzet bij het Loopbaantraject Bouw en Infra.