Persconferentie na ministerraad 7 oktober 2011

Letterlijke tekst van de persconferentie van viceminister-president Verhagen na afloop van de ministerraad op 7 oktober 2011.

Vice-minister-president Verhagen:
Goedemiddag, ik moet zeggen dat ik op weg hiernaartoe in die regenbui het eerste besluit van minister-president Rutte, om de persconferentie te verplaatsten naar Nieuwspoort, enigszins betreurde, maar ik heb mij toch solidair met u opgesteld en met Nieuwspoort uiteraard. Ik heb vandaag heb ik de ministerraad voorgezeten, want de minister-president is vandaag in Berlijn. Hij heeft daar met bondskanselier Merkel over de Europese actualiteit gesproken. Dit ter voorbereiding op de Europese Raad van 17 en 18 oktober aanstaande. Dat is een goed gesprek geweest. Zowel Nederland als Duitsland streven naar eensgezinde en doortastende besluitvorming tijdens de Europese Raad, zoals deze week eerder ook al bepleit is door de SER. Terecht schrijft de SER in haar brief dat de Europese samenwerking juist in het verleden Nederland veel heeft opgeleverd en dat ook in de toekomst moet blijven doen. En ook in lijn daarmee heeft premier Rutte met bondskanselier Merkel vandaag gesproken, Zojuist hebben ze ook een persontmoeting gehad en hebben ze daar ook verteld, zowel bondskanselier Merkel als minister-president Rutte, op één lijn te zitten, samen te willen optrekken voor een sterk Europa, om ook betere begrotingsdiscipline en het bevorderen van economische groei in de Europese Unie ook mogelijk te maken.

Hier in Den Haag hebben wij in de ministerraad onder andere de kabinetsreactie vastgesteld op het rapport van de Expertcommissie Lijstensystematiek Opiumwet, ook wel de commissie-Garretsen. En we nemen de aanbeveling van de commissie over om zware cannabis (met een THC-gehalte hoger dan 15%) om dat op de lijst van harddrugs te plaatsen. We zien die cannabis met een hoger THC-gehalte dan 15%, zien we als een harddrug, als een middel met een onaanvaardbaar risico. Een hoog THC-gehalte speelt een rol bij de toegenomen schade voor de volksgezondheid, zeker bij gebruik op jonge leeftijd. En dat is de reden dat het kabinet ook deze grens stelt. Een grens die streng gehandhaafd zal worden. Na de wetswijziging mogen coffeeshops voortaan alleen nog cannabis aanbieden met dus een THC-gehalte van maximaal 15% en op de handel in zware cannabis komt gewoon een  hogere straf te staan.

Het kabinet heeft vandaag ook, in het kader van een kleine, krachtige en dienstverlenende overheid, een besluit genomen over de visienota op de bestuurlijke inrichting van Nederland. En die wordt vandaag, of anders uiterlijk maandag, naar de Tweede Kamer gezonden door minister Donner. Het kabinet ondersteunt de ontwikkeling van hechte samenwerking tussen Rotterdam en Den Haag. En eenzelfde ontwikkeling in de noordvleugel tussen Amsterdam, Almere en Utrecht zal naar onze mening ook nodig zijn om die kracht van de Randstad te behouden. In het verlengde daarvan meent het kabinet ook dat het samengaan van de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland nodig is. Daarnaast bevat de visienota voorstellen voor de oprichting van infrastructuurautoriteiten in de noord- en zuidvleugel om juist het openbaar vervoer en de mobiliteit in de Randstad te verbeteren. Natuurlijk zijn we ons ook bewust van de opvattingen die in de Tweede Kamer leven, die ook geventileerd zijn, maar wij willen juist het debat voeren op basis van argumenten en het is niet voor niets een visie over wat er naar de mening van het kabinet nodig is voor een krachtige ontwikkeling in de Randstad.

Daarnaast hebben we vandaag enkele wetsvoorstellen vastgesteld waarmee we verder uitvoering geven aan de afspraken die we eerder gemaakt hebben in het regeerakkoord. Maatregelen waarmee we het huishoudboekje van Nederland weer op orde brengen. In de zorg gaat het om een aanscherping in de tegemoetkoming voor het kader van de Wtcg, dus voor de zorg voor gehandicapten en de vaststelling van de eigen bijdrage in de AWBZ. Dat zijn noodzakelijke maatregelen om de zorg ook in de toekomst betaalbaar te houden en waarbij dadelijk een onderscheid tussen hogere en lagere inkomens ook gemaakt wordt. Daarnaast hebben we de besteding van de gelden in het kader van ontwikkelingssamenwerking nog eens kritisch onder de loep genomen. We willen selectiever zijn in de samenwerking met internationale instellingen. En dat betekent dat we ook voor organisaties die naar onze mening qua efficiëntie tekortschieten of waarvan de relevantie voor het Nederlandse beleid beperkt is, dat we ook de Nederlandse bijdrage aanzienlijk terugbrengen. Kortom: we zijn op die manier volop bezig om de voornemens die we hadden in het regeerakkoord, om die om te zetten in concreet beleid, zodat we ook sterker uit de crisis komen.

We hadden vanochtend ook Rijksministerraad. In de media hebben we, of heb ik in ieder geval, ook de nodige berichten kunnen lezen over hetgeen besproken zou zijn in de Rijksministerraad van afgelopen week. Laat ik voorop stellen dat het een volstrekt normale gang van zaken is en ook inherent aan de plicht van de  gevolmachtigde minister dat gevolmachtigde ministers terugkoppelen naar de eigen regering over hetgeen in de Rijksministerraad is besproken. Maar wat absoluut niet kan, is dat verslagen van een dergelijke terugkoppeling lekken en in de media verschijnen. Het zou hier gaan om een vertrouwelijke terugkoppeling van een van de gevolmachtigde ministers. Ik kan en wil de juistheid van de berichtgeving over hetgeen besproken zou zijn bevestigen noch ontkennen. Wat ik wel kan melden is dus dat de gepubliceerde stukken, dat dat ook dus geen officiële RMR-notulen zijn en die waren überhaupt nog niet voor handen, dus dat kan ook niet. Het gaat om een lek in de Antilliaanse media, waar daarna RTL de hand op gelegd heeft, al dan niet via de Antilliaanse media. Het is dus in eerste instantie aan de autoriteiten van Curaçao om eventueel onderzoek te doen naar dit lek. Dat zijn zo ongeveer de zaken die wij vandaag besproken hebben en ik sta uiteraard open voor uw aanvullende vragen.

WESTER:
Meneer Verhagen, u zegt dat u in de juistheid van dat verslag kan bevestigen noch ontkennen, zegt u daarmee eigenlijk dat de gevolmachtigde minister een onjuist verslag heeft geschreven?

VERHAGEN:
Wat ik zeg is dat leden van de ministerraad, van de Rijksministerraad niet geacht worden mededelingen te doen over hetgeen, zeker niet aan de pers, over hetgeen in de ministerraad gewisseld is. Met andere woorden: ik kan daar niets over zeggen. Dat is ook de reden dat ik het niet kan bevestigen, noch ontkennen.

WESTER:
Dus u kunt niet zeggen of het verslag deugde?

VERHAGEN:
Ik kan niet zeggen of het verslag deugde, ik kan ook niet zeggen dat het verslag niet deugde.
Ik kan daar niets over zeggen.

WESTER:
Maar, wat is afgesproken om dit in de toekomst te voorkomen?

VERHAGEN:
Wat ik gezegd heb is dat het absoluut dus niet kan dat verslagen, of die wel of niet werkelijk een terugkoppeling zijn van een gevolmachtigde minister of niet, dat die in de pers komen. Twee, het gaat om een lek in die Antilliaanse media en dat is dus ook aan, in eerste instantie aan de autoriteiten van Curaçao om daar een eventueel een onderzoek naar te doen. Het gaat dus nogmaals niet om de notulen, zoals ik abusievelijk in sommige media zag staan.

BRIL:
Meneer Verhagen, de Tweede Kamer heeft wel verzocht om zo’n onderzoek zegt u, dat gaan we nu dus niet doen?

VERHAGEN:
De Rijksrecherche, de Nederlandse Rijksrecherche heeft überhaupt geen bevoegdheden op Curaçao. Wat niet is kan niet. En het is nogmaals een lek op Curaçao, dus het is ook aan de Curaçaose autoriteiten om daar eventueel onderzoek naar in te stellen.

BRIL:
Dan de vraag: hoe duidt u nu de verhouding tussen Nederland en Curaçao?

VERHAGEN:
Die is juist ook zoals minister Donner vanochtend ook aangegeven heeft, is die goed, waarbij wij ook verwachten dat ook op basis van hetgeen er gewisseld is, dat er inhoudelijk, dat de discussie ook zal plaatsvinden in de staten, ook over Rapport Rosenmöller en de bevindingen die daar door de Commissie Rosenmöller gedaan zijn.

BRIL:
Heeft u de indruk dat die staten inderdaad de intentie hebben om het serieus te gaan bespreken?

VERHAGEN:
Ik heb de indruk dat de staten, dat die wel degelijk serieus een debat zullen wijden aan hetgeen de Commissie Rosenmöller naar voren gebracht heeft. Dat heeft de heer Donner ook vanochtend gesteld.

BRIL:
Ik krijg nu ook allerlei berichten te horen dat de sfeer op de Antillen, op Curaçao, richting Nederland grimmiger wordt, maakt u zich daar zorgen over?

VERHAGEN:
Ik vind dat allereerst, als je kijkt ook naar de bevindingen, dat een debat gevoerd moet worden in de Staten, het is aan de staten om daar ook hun standpunt over te formuleren. Er heeft deze week ook een debat plaatsgevonden hier in de Tweede Kamer en ik denk dat daar afdoende is duidelijk gemaakt wat de Nederlandse regering ook in relatie tot Curaçao vindt.

BRIL:
Begrijp ik dus goed dat op dit moment ook na de Rijksministerraad van vandaag nog geen reden is voor Nederland om in gaan grijpen?

VERHAGEN:
Er is geen wijziging in het standpunt van de Nederlandse regering gekomen naar aanleiding van hetgeen er vandaag gewisseld is.

BRIL:
Dan tot slot: wij hebben de gevolmachtigde minister gesproken en die riep op, hij vroeg: behandel ons alsjeblieft met respect Nederland. Kunt u dat toezeggen?

VERHAGEN:
Dat doen wij altijd. Wij hebben grote waardering juist ook voor alle leden van het Koningshuis, zoals wij ook duidelijk maken, ook in de presentatie, ook bij de Miljoenennota, zoals ook in de Troonrede verwoord is, willen wij juist ook gezamenlijk optrekken met alle leden van het Koninkrijk.

BRIL:
Maar u vindt dus niet dat als integriteit ter discussie staat, zo blijkt uit het Commissie Rosenmöller rapport, dat ministers of de premier dan maar onmiddellijk moeten op gaan stappen?

VERHAGEN:
Wat ik vind is dat de staten van Curaçao, dat zie zoals ze toegezegd hebben een debat gaan voeren, moeten voeren, over de inhoud van dat rapport en op basis van die discussie zullen wij zien of wij in de Rijksministerraad daar nader op terugkomen.

BLOEMENDAAL:
Hoeveel tijd geeft u Curaçao hiervoor, om dit in eigen hand op te lossen?

VERHAGEN:
Zoals de heer Donner ook aangegeven heeft verwachten wij dat juist ook de staten, dat die spoedig een debat zullen wijden aan het rapport van de Commissie Rosenmöller.

BLOEMENDAAL:
Maar is een debat genoeg of moet er ook nog handelend worden opgetreden?

VERHAGEN:
Laten we eerst dat debat afwachten en dan kunnen we ons altijd over de inhoud daarvan beraden als daar de inhoud toe aanleiding geeft.

BLOEMENDAAL:
Nog over het lek, u zegt in eerste instantie is het aan de Antillen, u bedoelt Curaçao waarschijnlijk, om dit uit te zoeken. Wat is er dan in tweede instantie aan de orde?

VERHAGEN:
Nou, ja, wat er in tweede instantie aan de orde is, is dat wij ervan uitgaan dat, of, er is een lek op Curaçao, in de Antilliaanse media. Ik ga er dus van uit dat het aan de autoriteiten van Curaçao is om eventueel onderzoek te doen naar de lek. Mocht daaruit blijken dat het lek niet in Curaçao is, dan komen we aan een tweede verhaal, dat is op geen enkele wijze nu te veronderstellen.

BLOEMENDAAL:
Heeft u de gevolmachtigd minister hier ook nog persoonlijk op aangesproken?

VERHAGEN:
Ik heb in de Rijksministerraad, hebben wij de discussie die ontstaan is naar aanleiding ook van de media, hebben wij uiteraard besproken, dat is ook de reden dat ik hier uiteraard bij stil sta.

VAN DER HEYDE:
Meneer Verhagen, vorige week heeft de voorzitter van het CDA gezegd dat Piet Hein Donner, minister Donner op dit moment nog, een uitstekende kandidaat zou zijn voor het vicevoorzitterschap van de Raad van State. Waar wacht dit kabinet nog op?

VERHAGEN:
De minister van Binnenlandse Zaken heeft gisteren een brief aan de Tweede Kamer gezonden en hij schrijft daarin dat naar verwachting binnen enkele weken in de Staatscourant ook een vacature zal worden gepubliceerd, daarin geeft hij ook de procedure aan. Dus wij stellen over dat punt niets nieuws ten opzichte van hetgeen we gisteren aan de Kamer gemeld hebben. We hebben daar vandaag ook niet bij stilgestaan, juist omdat gisteren de Kamer geïnformeerd is. U kunt ervan uitgaan dat op 1 februari 2012 een nieuwe vicepresident van de Raad van State zal zijn benoemd.

VAN DER HEYDE:
Is Piet Hein Donner wat u betreft ook een goede kandidaat voor de functie?

VERHAGEN:
Ik ga op allerlei speculaties over mogelijke kandidaten überhaupt niet in, omdat er zich nog geen kandidaten gemeld hebben. Er is dus wat dat betreft ook geen woord over te zeggen van mijn kant.

VAN DER HEYDE:
Maar, als hij toch de kandidaat is, dan zal hij dus een brief aan zichzelf moeten schrijven?

VERHAGEN:
U kunt ervan uitgaan, nogmaals, dat wij een zorgvuldige procedure zullen kiezen, over mogelijke kandidaten wil ik niets zeggen omdat er zich ook geen kandidaten gemeld hebben en meer kan ik daar op dit moment niet over zeggen. En als anderen daarover opvattingen willen ventileren moeten ze dat vooral doen, maar wij blijven buiten de discussie en doen niet mee aan speculaties en wij geven geen antwoord op ‘als…dan’-vragen, omdat we u juist vanwege de zorgvuldigheid van de procedure ook geïnformeerd hebben via de brief aan de Tweede Kamer.

WESTER:
Meneer Verhagen,  vicevoorzitter van de Raad van State is een hele belangrijke functie, iemand die een beetje boven de partijen moet kunnen staan, op het moment dat het erom gaat. Wat vindt u ervan dat partijvoorzitters deze kandidatuur, deze functie, toch in het partijpolitieke trekken en allerlei uitlatingen doen over mogelijke kandidaten?

VERHAGEN:
Kijk, het staat iedereen vrij, ook partijvoorzitters, om opvattingen te hebben. Maar wij als kabinet doen niet mee aan speculaties en wij gaan dus juist vanwege de zorgvuldige procedure geen mededelingen doen over zaken waar op dit moment geen mededelingen over te doen zijn.

WESTER:
Ik vraag het nog een keer, vindt u het bevorderlijk voor het proces om tot een kandidaat, kandidaat, nieuwe vicevoorzitter te komen, als partijvoorzitters er echt een politieke functie van maken en zelf met allerlei kandidaten komen?

VERHAGEN:
Ik vind het juist passen bij een zorgvuldige procedure dat wij als leden van het kabinet, dat wij niet op dit moment meedoen aan alle speculaties en juist in deze discussie die zorgvuldigheid in acht nemen.

WESTER:
Maar als u dat zo zorgvuldig wilt doen als kabinet, wat ik heel goed begrijp, dan is het toch heel onhandig als partijvoorzitters voor de voeten lopen?

VERHAGEN:
Het staat iedereen, zelfs partijvoorzitters, vrij om opvattingen te hebben en die te ventileren. We hebben in Nederland zoals u weet de vrijheid van meningsuiting, u bent er zelf ook altijd een groot voorvechter van,  dus ik zou de laatste zijn om u de mond te snoeren en de partijvoorzitters al helemaal.

WESTER:
Dan stel ik nog een vraag. De partijvoorzitter spreekt namens de partijtop, in dit soort zaken ook namens u?

VERHAGEN:
Ik weet niet waar u op doelt.

WESTER:
Op haar  uitlatingen over minister Donner.

VERHAGEN:
Oh, u gaat nu op een specifieke partijvoorzitter in, ja, zoals ik al zeg, het staat zelfs mevrouw Peetoom vrij om opvattingen te hebben, om die te ventileren. Maar als u stelt dat er namens mij gesproken is, ik spreek namens het kabinet en ik doe niet mee aan speculaties, ik noem geen namen en ik ga daar ook niet verder iets over zeggen.

DU PRÉ:
De fusie tussen Flevoland, Utrecht en Noord-Holland, hoe ziet het kabinet dat voor zich? Wordt dat echt een provincie met een provinciehuis, een commissaris en een naam?

VERHAGEN?
En een… naam?

DU PRÉ:
Een naam.

VERHAGEN:
De heer Donner zal vandaag of maandag zal hij de visie naar voren brengen. Wat ik u hier gemeld heb is dat wij van mening zijn, dat om juist de samenwerking en de economische ontwikkeling in de Randstad, om die te bevorderen, dat wij het van belang vinden dat er een serieus debat over de vorming van een provincie gevoerd wordt. Als je het hebt over een provincie dan heb je het uiteraard over een provinciehuis en over een naam, want anders zou er sprake zijn van drie provincies.

DU PRÉ
En heeft u een naam in gedachten?

VERHAGEN:
Ik heb geen naam in gedachten, ik denk dat het juist bij een visie allereerst een debat op basis van argumenten hoort en dat is ook de reden waarom wij deze visie vandaag, tot deze visie vandaag besloten hebben. Hetgeen overigens volkomen in lijn is met hetgeen er eerder in het regeerakkoord op dit punt gemeld is.

DU PRÉ:
Denkt u dat er mensen zijn die het jammer vinden dat ze straks geen Utrechter meer zijn?

VERHAGEN:
Ik denk dat een Utrechter altijd een Utrechter blijft, net zo goed als een Limburger een Limburger blijft, of een Hagenees een Hagenees.

DU PRÉ:
Ja, maar zou u als Limburger van oorsprong, een fusie met, ik noem maar, Brabant, zien zitten?

VERHAGEN:
Ik woon in Zuid-Holland en ik spreek me dus uit over, als burger over de ontwikkelingen in Zuid-Holland en als lid van het kabinet zeg ik ook op dat punt dat de samenwerking niet alleen op infrastructuur (slecht verstaanbaar, red), maar juist ook in het kader van de wet gemeenschappelijke regelingen tussen Rotterdam en Den Haag, dat ik dat voor de economische ontwikkeling een goede zaak vind.

WESTER:
U zegt de plannen zijn geheel in lijn met het regeerakkoord, het gedoogakkoord, snapt u in die zin de kritiek van Hero Brinkman van de PVV?

VERHAGEN:
Ik ben het niet eens met de kritiek van de heer Brinkman.

WESTER:
Want?

VERHAGEN:
Omdat naar onze mening juist de vorming van een provincie een bijdrage zou leveren aan ook een krachtige ontwikkeling in de Randstad die ook economisch van belang is.

WESTER:
Had u het gevoel dat de uitlatingen werden gedaan door het Statenlid Hero Brinkman, of het Tweede Kamerlid van de PVV Hero Brinkman, die het regeerakkoord steunt?

VERHAGEN:
Zoals u weet steunt de PVV niet op alle onderdelen het regeerakkoord en steunen zij alleen het gedoogakkoord. Bij mijn weten is het element van binnenlandse zaken niet vervat in het gedoogakkoord en dat staat uiteraard ook de heer Brinkman vrij om opvattingen te hebben. het staat ook het kabinet vrij om opvattingen te hebben en het is aan ons juist om op basis van die argumenten meerderheden in de Tweede Kamer te verwerven. Zoals we dat ook op andere onderdelen doen en daar zijn we hard mee bezig.

VRAAG:
Begrijp ik goed dat er twee autoriteiten komen voor de infrastructuur, een voor de noord-  en een voor de zuidvleugel (onverstaanbaar, red.)

VERHAGEN:
Ja

VRAAG:
Stond dat ook al in het regeerakkoord?

VERHAGEN:
Dat juist op het punt van infrastructuur hier nadere stappen gezet moesten worden stond ook in het regeerakkoord. In de bedrijfslevenbrief heb ik, zoals u weet, ook stil gestaan bij de ontwikkelingen in de noordvleugel en wordt hier ook specifiek op ingegaan. Hetgeen wij vandaag besloten hebben is ook in lijn met hetgeen er in de bedrijfslevenbrief, althans ten aanzien van de noordvleugelbrief die als bijlage bij de bedrijfslevenbrief vermeld stond.

VRAAG:
En u beklemtoont dat het om een visie gaat en dat er op argumenten moet worden gedebatteerd? Is dat ook alvast een voorschot om die fusie van die drie provincies om daarvan af te zien?

VERHAGEN:
Nee, want anders zouden wij die visie niet neergelegd hebben. We hebben juist die visie neergelegd omdat naar onze mening dit nodig is in de Randstad. Dat geldt zowel ten aanzien van de ontwikkeling van de infrastructuurautoriteit, als ten aanzien van de hechtere samenwerking tussen Rotterdam en Den Haag als ten aanzien van de voorstellen die we doen met betrekking tot het samengaan van de provincies.

HEYMANS:
Vindt u het zelf niet jammer dat Zuid-Holland niet meedoet aan de fusie van die drie provincies?
Hou je dan niet een soort provincie over die toch een beetje mank loopt?

VERHAGEN:
Ik ben ervan overtuigd dat Zuid-Holland niet mank loopt. Mede dankzij de voorstellen die we in deze visie hebben neergelegd. En als ik dat gevonden zou hebben dan zou ik ook met krachtige argumenten mijn collega’s overtuigen binnen de ministerraad.

HEYMANS:
Maar zou het sowieso niet gewoon handiger zijn als Zuid-Holland ook de fusie betrokken wordt?

VERHAGEN:
Als we dat zouden vinden dan hadden we nu een andere visienota gezien.

HEYMANS:
Waarom vindt u het niet?

VERHAGEN:
Omdat wij van mening zijn dat naast de ontwikkeling van de noordvleugel de ontwikkeling van de zuidvleugel een apart traject heeft, waarbij wij andere voorstellen doen om die economische ontwikkeling mogelijk te maken.

BENSCHOP (NU.NL):
Dagblad Trouw berichtte vanmorgen dat er gisteren een grote ruzie was binnen de CDA-fractie over de nieuwe bijstandswet; kende u dat verhaal en kunt u dat bevestigen?

VERHAGEN:
Ken ik dat verhaal? Ja, je moet altijd als CDA’er, moet je altijd heel goed de Trouw lezen omdat je anders dit soort vragen misloopt, dus ik heb dat gelezen, ja.

BENSCHOP:
En klopt het?

VERHAGEN:
Ruzies, daar is mij weinig van gehoren. Er is wel overleg geweest over de nadere invulling van ook de Wet werk en bijstand. En op dat punt is er een uitkomst gekomen waarin de verschillende leden van verschillende fracties zich konden vinden, dus daar ben ik alleen maar tevreden mee.

BENSCHOP:
Nu stond er  in hetzelfde stuk dat ook Rutte zeg maar een rol heeft gespeeld bij het samenbrengen van het CDA en de VVD-fractie, heeft u daar zelf ook nog een rol in gespeeld?

VERHAGEN:
Ja.

BENSCHOP:
Dezelfde rol als Rutte?

VERHAGEN:
Zoals wel het vaker het geval is bij behandeling van wetsvoorstellen is ook over dit voorstel overleg in coalitieverband geweest. Dat is ook gisteren gebeurd en daar heb ik aansluitend ook overleg over gevoerd.

BENSCHOP:
Ja. Betekenen dit soort tegenstellingen dat het misschien met de uitwerking van het regeerakkoord moeilijker wordt om het CDA en de VVD bij elkaar te krijgen?

VERHAGEN:
Nee.

BENSCHOP:
Nee?

VERHAGEN:
Nee.

BENSCHOP:
Helder, bedankt.

VISCHJAGER:
Ik wou u vragen, u kent het woord ‘zorg mijden’, maar niet in politieke zin, want dat is natuurlijk, daar heeft u het vaak over. Maar goed, dat wil ik nu even niet zeggen, maar de echte zorgmijder die is, die zijn in moeilijkheden soms, omdat de rechter - ik was net bij de rechter en die zei dat ook - dat er wetgeving ontbreekt. Nu is dat ook ter curatele, heb ik allemaal opgebeld, en ik ben er heel erg mee bezig geweest. Wat gaat u daar aan doen?

VERHAGEN
Wat wij daaraan gaan doen, is uiteraard zorgen dat mensen die zorg nodig hebben dat die in ieder geval een aanbod hebben voor zorg. Dat ze daar de mogelijkheden toe hebben. En u weet ook dat burgemeesters bepaalde bevoegdheden hebben om met enige drang stappen te zetten.