Symposium ''Vrouwen in detentie'

Toespraak door staatssecretaris Teeven ter gelegeneheid van opening symposium 'Vrouwen in detentie'.  Sevenum, Penitentiaire Inrichting Ter Peel, 10 oktober 2011.

Hoogheid, geachte aanwezigen,

Het doet me deugd weer terug te zijn hier in Ter Peel.

Terug ja. Niet als recidivist – u zou mij hier niet eens accepteren – maar als spreker. Bijna een jaar geleden, het was een van mijn eerste publieke optredens als kersverse staatssecretaris van Veiligheid & Justitie, sprak ik hier op de landelijke open dag van DJI. 

Aan dat bezoek bewaar ik goede herinneringen. Ik heb toen onder meer met enkele mensen gesproken over de specifieke situatie van vrouwelijke gedetineerden. En vooral van die vrouwelijke gedetineerden die tevens moeder zijn. En dat is een behoorlijk groot deel. En óók een behoorlijk probleem. Gaat in een gezin de vader in detentie, dan kan in de meeste gevallen het gezin “gewoon” thuis blijven doordraaien. Verdwijnt echter de moeder achter de tralies – en zeker als het een alleenstaande moeder betreft, wat nogal eens voorkomt – dan moeten de kinderen vaak tijdelijk elders onderdak krijgen. De impact voor het gezin is in dat geval dus veel groter.

Zowel voor de moeder als voor haar kind - of kinderen – is de detentieperiode heel ingrijpend. Méér dan gedetineerde vaders geven vrouwen die vastzitten aan vaak te worstelen met hun rol als opvoeder en het functioneren als rolmodel voor hun kinderen. En met die kinderen zelf gaat het vaak ook niet goed. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat kinderen van criminele ouders een sterk verhoogd risico lopen om gedragsproblemen te vertonen – thuis, op school, in de buurt -  en zelf ook op het criminele pad te belanden.

Vanwege deze risico’s besloot mijn voorgangster, Nebahat Albayrak, in 2007 te starten met een proef om een aantal groepen gedetineerde moeders te ondersteunen bij de opvoeding van hun kinderen. Dat project, “Betere Start”, had tot doel gedetineerde moeders opvoedingsvaardigheden bij te brengen en hen te leren eigen keuzes te maken en zelf verantwoordelijkheid te nemen. 

Betere Start is een bijzonder project. De training gaat van start tijdens de detentie en loopt nog een tijdje door als de moeders weer terug zijn in hun gezin. Die overgang verloopt overigens geleidelijk: vrouwen die meedoen aan het project brengen het geleerde thuis in praktijk, tijdens het weekendverlof. Dat thuis oefenen komt de effectiviteit van de trainingen in detentie ten goede. Ook helpt het de moeders bij de moeilijke overgang van het leven in detentie naar thuis, waar ze weer volledig verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kind. 

De afgelopen vier jaar is Betere Start aangeboden aan 113 moeders. In totaal ging het daarbij om 168 kinderen – allen tussen de 2 en 10 jaar. Ik zal u nog niet te zeer in detail informeren over het onderzoek. Professor Orobio de Castro zal hierover zo meteen het woord voeren. Eén ding kan u ik u echter wel alvast melden: de belangrijkste conclusie op basis van de pilot is dat Betere Start werkt: de kinderen doorstaan de detentie van hun moeder met minder kleerscheuren. Daarmee neemt de kans af dat ze op latere leeftijd zelf in de criminaliteit belanden. En dat – zo voeg ik zelf maar even toe – betekent winst voor de kinderen en de maatschappij en voorkomt slachtoffers. Daarmee komt Betere Start tegemoet aan een aantal belangrijke doelstellingen van minister Opstelten en mij en het behoeft geen betoog dat ik daar erg blij mee ben!

Betere Start lijkt dus een mooie, nieuwe aanwinst voor het reeds bestaande pakket van zorg en maatregelen voor gedetineerde moeders. Zeker als het concept ook nog eens officieel - door het Nederlands Jeugd Instituut – wordt erkend als effectieve jeugdinterventie!  De aanvraag daarvoor is inmiddels ingediend.

Wat zit er nog meer in dat pakket?

  • Met ingang van dit jaar zijn in de justitiële inrichtingen de bezoektijden verruimd. Dit stelt kinderen in staat om hun gedetineerde vader of moeder vaker te bezoeken. 
  • Dan is er de zogeheten “kind-check”, die inmiddels in alle penitentiaire inrichtingen plaatsvindt. Wat houdt die in? U weet, vrouwen plegen doorgaans niet echt zware delicten. De meesten krijgen dan ook een vrijheidsstraf korter dan 90 dagen; ze zijn “zelfmelders”. Ruim vóór de datum dat die vrouw zich aan de poort van de inrichting moet melden, belt een medewerker van DJI de contactpersoon Nazorg in de gemeente waar zij woont. Die zoekt uit of die vrouw verantwoordelijk is voor minderjarige kinderen en treft zo nodig maatregelen – zeker als het om een alleenstaande moeder gaat. Nieuw is ook dat bij het oproepbericht voor zelfmelders tegenwoordig altijd een brief zit, met uitleg over de instanties waarop een moeder – indien nodig – een beroep kan doen voor de opvang van haar kinderen.
  • Ook als de politie een vrouw arresteert, vindt nu een check plaats of er kinderen in het spel zijn en of daar adequate zorg voor geregeld is. Zo nodig schakelt de politie het Bureau jeugdzorg in. Samen met de staatssecretaris van VWS, mevrouw Veldhuijzen van Zanten, heb ik onlangs onze gezamenlijke verantwoordelijkheden voor dit proces nog eens doorgesproken.
  • Eenmaal in de penitentaire inrichting, zijn er initiatieven als de moeder-kindbezoeken door vrijwilligers van Humanitas en de “Ik, jij, wij-training”. Dat laatste is een groepstraining, in de inrichting, gericht op herstel en behoud van de ouder-kindrelatie.
  • En daarmee zijn we er nog niet. Een heel mooie, zinvolle activiteit gedurende de detentie is ook het project “Ouder Kind Detentie” van Exodus, een organisatie die opvang en ondersteuning biedt aan ex-gedetineerden en gedetineerden in de laatste fase van hun straf. Vrijwilligers van Exodus halen een jong kind thuis op en gaan met hem of haar op bezoek bij zijn vader of moeder, die in de gevangenis zit. Ook hier is het doel: (waar nodig) herstellen, in stand houden en versterken van de ouder-kind relatie.
  • Ook na de detentie kunnen ex-gedetineerde vrouwen een extra steuntje in de rug goed gebruiken. Dat kan bijvoorbeeld via de Centra voor Jeugd en Gezin, die in elke gemeente opvoedingsondersteuning aanbieden. Hiervan kunnen ex-gedetineerde moeders - ook zij die al de interventie “Betere Start” hebben doorlopen - goed gebruik van maken.

Hoogheid, dames en heren, voor een succesvolle terugkeer in de samenleving is uiteraard méér nodig dan enkel het aanleren van opvoedingsvaardigheden. Vaak kampen deze moeders bij hun ontslag uit detentie ook met problemen op het gebied van huisvesting, werk en/of hun – geestelijke - gezondheid. Of ze hebben flinke schulden, die ze moeten gaan afbetalen. Krijgen ze bij deze problemen geen hulp, dan is de kans groter dat die moeders weer terugvallen in crimineel gedrag. Voor de kinderen is dat funest: het betekent dat ze blijven opgroeien in een onveilige omgeving. 

Het is dan ook van groot belang dat we ons al tijdens de detentie richten op de reïntegratie en op het aanpakken van juist deze basisproblemen. En dat doen we dan ook! De afgelopen jaren zie je dat gevangenissen en gemeenten gezamenlijk de schouders zetten onder een sluitende aanpak van de nazorg. Ze wisselen tijdig informatie uit: welke (nu nog) gedetineerden keren straks terug in de gemeente, met welke problemen hebben ze te kampen en wat kunnen we daar – in goede samenwerking – aan doen? 

Uiteraard hebben de moeders die uit detentie terugkeren primair een eigen verantwoordelijkheid op dit terrein. Maar een goede begeleiding vanuit “Betere Start” biedt hen betere mogelijkheden om die eigen verantwoordelijkheid ook echt te nemen. Het doet mij dan ook veel deugd dat “Betere Start” inmiddels is ingediend bij het Nederlands Jeugd Instituut, met als doel: erkenning als effectieve jeugdinterventie. De verwachtingen zijn hooggespannen. In mijn ogen voldoet “Betere Start” aan alle criteria van het NJI.  Zelf heb ik er dan ook alle vertrouwen in dat die erkenning er ook echt gaat komen! 

Dat zou uiteraard heel mooi zijn. Ik kan u hier reeds toezeggen dat ik samen met mijn collega Veldhuijzen van Zanten van VWS ga onderzoeken hoe we “Betere Start” in de toekomst structureel kunnen aanbieden. Want mooie resultaten boeken in een pilot is mooi; nóg belangrijker is dat we deze mooie resultaten kunnen behouden - en ook uitbreiden. Samen met alle partners gaan we daar dan ook keihard aan werken!