Toespraak van staatssecretaris Jetta Klijnsma tijdens het jaarcongres van de Pensioenfederatie op woensdag 21 november 2012 in Den Haag

Dames en heren,

Het is geweldig dat ik vandaag uw gast mag zijn. Vorige week heb ik al een eerste gesprek gehad met uw voorzitter, Kick van der Pol. Ik ben blij dat wij elkaar nu ook ontmoeten. Dat is belangrijk, want wij krijgen de komende tijd veel met elkaar te maken – en veel met elkaar te doen.

We hebben een sterk pensioenstelsel, waar we nog steeds apetrots op mogen zijn, maar het gaat hier en daar toch een beetje kieren en kraken. Daarom moeten we de handen uit de mouwen steken om de problemen van nu op te lossen, en tegelijkertijd de koppen bij elkaar steken om na te denken over het pensioenstelsel van de verdere toekomst. Daarbij gaat het om meer dan de financiële houdbaarheid. Het gaat om fundamentele vragen die ik mensen steeds vaker hoor stellen. U waarschijnlijk ook. “Hoe houden we voldoende maatschappelijk draagvlak voor ons pensioenstelsel? Moeten we jongeren er niet meer bij betrekken? Wat doen we voor de zelfstandigen? Hoe geven we de solidariteit vorm? Moeten we vast blijven houden aan de verplichting om deel te nemen aan het pensioenfonds van de sector of de onderneming waarin men werkt?”

Ik vind het belangrijk dat we die discussie – een brede maatschappelijke discussie – met elkaar voeren, maar wil me nu eerst richten op de problemen die we nu direct aan moeten pakken.

Ons pensioenstelsel hoort tot het beste wat de polder heeft voortgebracht. Om het te behouden is het noodzakelijk het te onderhouden. Wat is verzwakt, moet worden versterkt. Wat is verouderd, moet worden gemoderniseerd. Alleen zo kunnen we behouden wat we willen behouden: een solide, sociaal en solidair pensioenstelsel. Niet alleen voor de gepensioneerden van nu, maar ook voor de generaties die pas over twintig, dertig, veertig jaar met pensioen gaan.

Ik hoef u natuurlijk niet te vertellen wat ons pensioenstelsel kwetsbaar maakt. Als pensioenfondsbestuurder weet u dat als geen ander. Pensioenfondsen hebben nog steeds last van de nasleep van de financiële crisis van 2008 en de aanhoudend lage rente. Pensioenfondsen zien de kosten steeds verder stijgen door de vergrijzing en de voortdurende stijging van de levensverwachting.

Hierdoor zijn veel pensioenfondsen in zodanige problemen gekomen dat ze april volgend jaar moeten overgaan tot het verlagen van de pensioenen, korten dus. Ik snap dat het voor bestuurders van pensioenfondsen zwaar is om zo’n beslissing te nemen, maar op een gegeven moment is het onvermijdelijk. Pensioenfondsen kunnen niet te lang in het rood blijven staan. Ze hebben al twee jaar extra gekregen voor de uitvoering van herstelplannen. Als het in vijf jaar niet lukt om boven de minimale dekkingsgraad van 105 procent te komen, is verder uitstel onverantwoord en valt  er niet te ontkomen aan korten. 

Hoeveel pensioenfondsen in april volgend jaar moeten korten, en met hoeveel ze de  pensioenen dan moeten verlagen, weten we pas aan het begin van het volgende jaar. We hebben al wel een maatregel genomen om te voorkomen dat u pensioenen met meer dan zeven procent moet verlagen. Dat is een van de maatregelen uit het ‘septemberpakket’. Ik heb vorige week mijn handtekening gezet onder de ministeriële regeling die invoering van deze maatregelen per 1 januari 2013 mogelijk maakt. De regeling staat binnenkort in de Staatscourant.

Deze maatregelen sluiten aan bij de structurele veranderingen die nodig zijn en waaraan al hard wordt gewerkt.

In mijn vorige periode als staatssecretaris ben ik daar met minister Piet Hein Donner al mee begonnen. Samen hebben we een eerste wetsvoorstel ingediend om de pensioenleeftijd te verhogen. Dat was – en is – voor mij volstrekt logisch.

Sinds de invoering van de AOW, in 1957, is de pensioenleeftijd onveranderd gebleven, terwijl de gemiddelde levensverwachting gezond is gestegen. Het zou onbetaalbaar worden als we vast zouden houden aan een pensioenleeftijd van 65 jaar.

Over zes weken – op 1 januari 2013 – is het zover en gaat de AOW-leeftijd met een maand omhoog. In 2014 komt er weer een maand bij. In 2015 nog eens. In het regeerakkoord hebben we afgesproken dat de AOW-leeftijd daarna geleidelijk verder zal stijgen tot 67 jaar in 2021. Ook de pensioen-richtleeftijd gaat naar 67 jaar. Dat gebeurt in 2014.

Wat gaan we verder doen? Ik neem de top-3 van prioriteiten met u door. De pensioenprioriteiten.

Een. We gaan door met het aanpassen – misschien kan ik beter zeggen: aanscherpen – van de Pensioenwet en het bijhorende financieel toetsingskader.

Er zijn nog verschillende technische en juridische zaken die zorgvuldig moeten worden uitgewerkt. We willen een degelijk financieel toetsingskader. We willen dat u eerder opgebouwde rechten zonder veel juridische complicaties kunt onderbrengen in een nieuw contract – u beter bekend als het ‘invaren’.

Dat kost natuurlijk tijd. Daarom ga ik er nu vanuit dat we een nieuw financieel toetsingskader niet in 2014 invoeren, maar per 1 januari 2015. Gedegen en gauw gaan zelden samen.

Het is niet zo dat er nu ineens veel tijd verloren gaat. In januari volgend jaar starten we een pilot met het invaren. Die willen we voor het zomerreces van de Tweede Kamer afronden. De kennis die we bij deze proef opdoen, gebruiken we om een handleiding voor pensioenfondsen te maken. Een praktische gids die u kan helpen als u besluit om over te stappen op nieuwe contracten. Het verschijnen van die handleiding is natuurlijk afhankelijk van de behandeling van de Pensioenwet en het financieel toetsingskader door het parlement. Het is onze planning het wetsvoorstel voor het kerstreces van 2013 bij de Tweede Kamer in te dienen. Ik kan iets minder duidelijk zijn over het tijdpad daarna, want de Kamer bepaalt haar eigen agenda. Maar ik ga er vanuit dat we het voor 2015 in kannen en kruiken hebben.

In de tussentijd zijn de toezichthouders – De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten – samen hard aan de slag met een thema-onderzoek voorbereiding Transitie Pensioencontract.

En u kunt ook alvast aan de slag. U kunt nu al nadenken over uw toekomstige pensioenregeling. Stapt u over op het nieuwe contract of niet? Er is voorlopig voldoende werk aan de winkel.   

Twee. We blijven goed in de gaten houden wat men in Europa met de pensioenen van plan is.

Dat betekent dat we de herziening van de pensioenfondsenrichtlijn kritisch blijven volgen. Onze ambtenaren zitten er bovenop. En de minister en ik zullen er ook voor naar Brussel gaan. We zullen er alles aan doen om te voorkomen dat pensioenfondsen in financiële problemen komen, omdat de Europese Unie pensioenfondsen en -verzekeraars over één kam wil  scheren.

Drie. We werken voortvarend verder aan het wetsvoorstel om het bestuur van de pensioenfondsen te versterken.

Dat is van groot belang om het vertrouwen in pensioenfondsen te verstevigen. Vertrouwen is een sleutelbegrip als het om pensioenen gaat.  Mensen moeten hun pensioen met een gerust gevoel in handen kunnen geven van een pensioenfonds.

Dat betekent dat ze niet moeten twijfelen aan de deskundigheid van bestuurders en dat ze er zeker van moeten zijn dat er voldoende toezicht is.

Daar is het wetsontwerp dan ook op gericht. Op het vergroten van de deskundigheid van het bestuur, op het versterken van het interne toezicht en op een adequate vertegenwoordiging van gepensioneerden.

U heeft allemaal de kans gekregen om mee te denken en mee te praten over het eerste ontwerp van deze wet. De meedenkers – waaronder de Pensioenfederatie – waren soms behoorlijk kritisch. Het ontwerp is aangepast en daarna – je zou kunnen zeggen: als toppunt van polderen – nog eens voor aanvullend advies naar de Sociaal-Economische Raad gegaan. Aan de hand van dat advies is het wetsontwerp weer aangepast en wordt het door mij naar de Tweede Kamer gestuurd. Met als een van de belangrijkste wijzigingen dat u straks toch kunt kiezen voor één bestuur met uitvoerende bestuurders én toezichthoudende vertegenwoordigers van belanghebbenden.

Ik hoop dat we de wet in de loop van volgend jaar in kunnen voeren.

Dat waren – ik kan beter zeggen: zijn –  de drie parlementaire prioriteiten op het terrein van de aanvullende pensioenen.

Maar er is meer.

We hebben in het regeerakkoord afgesproken dat we het fiscale voordeel om een pensioen op te bouwen gaan versoberen. Het is en blijft fiscaal gunstig om voor een pensioen te sparen, maar dan wel tot een inkomen van een ton. Drie keer modaal dus. Dat betekent dat het fiscale voordeel verdwijnt voor het inkomen boven de 100.000 euro.

Er komt ook een aanpassing van het maximale percentage om fiscaal gunstig nieuw pensioen op te bouwen. We gaan daarbij uit van de norm dat men in veertig jaar werken een pensioen moet kunnen sparen van zeventig procent van het gemiddeld verdiende loon. Dat betekent dat het fiscaal aantrekkelijk blijft om jaarlijks maximaal 1,75 procent van het (pensioengevend) loon voor de opbouw van pensioen te gebruiken.

Ik noem deze maatregelen hier maar even, omdat ze u raken, ook al gaat het om wijzigingen – van het Witteveen-kader – die in de eerste plaats de verantwoordelijkheid zijn van mijn collega van Financiën, Frans Weekers. 

We hebben de komende tijd heel veel te doen. Het is belangrijk dat we daarbij oog houden voor alle risico’s die de houdbaarheid van het pensioenstelsel bedreigen. De financiële en de maatschappelijke houdbaarheid.

Wat dat betreft haak ik graag aan bij het thema van dit congres: ‘Mind the gap’. 

Ik ken die waarschuwing vooral uit Engeland, waar het op het perron staat voor je de metro of de trein instapt of je er met je rolstoel overheen gaat: ‘Mind the gap!’

Maar hier betekent het voor mij iets anders. Pas op dat er geen onoverbrugbare kloof ontstaat tussen de verwachtingen die mensen van hun pensioen hebben en het pensioen dat ze daadwerkelijk ontvangen. Pas op dat er geen onoverbrugbare kloof ontstaat tussen jong en oud.

Jong en oud moeten het gevoel houden dat het hun, dat het ons pensioenstelsel is. Voor ouderen is dat misschien iets makkelijker dan voor jongeren, die verder van hun pensioen staan. Daarom ben ik ook reuzeblij met het initiatief van de jongeren van FNV, CNV en MHP om het Pensioenlab op te richten. In dat laboratorium van ideeën willen ze denken en discussiëren over het pensioenstelsel van de toekomst, van hun toekomst. Ik vind dat echt geweldig. En ik vind het ook mooi dat de Pensioenfederatie dit initiatief (financieel) steunt. Het is goed om de discussie te verbreden, want het gaat niet alleen om de financiële houdbaarheid, maar ook om de maatschappelijke houdbaarheid van het pensioen in de toekomst.

Ik zie graag dat we ons pensioenstelsel goed onderhouden en dat we er met elkaar voor zorgen dat de generaties na ons nog steeds kunnen genieten van een fatsoenlijke collectieve oudedagsvoorziening. We moeten voorkomen dat één generatie – jong of oud – zich onevenredig benadeeld of bevoordeeld voelt. Dat ondermijnt het noodzakelijke gevoel van solidariteit. De lusten en de lasten moeten eerlijk en evenwichtig worden verdeeld.

Vandaag, op de zestigste sterfdag van de dichteres Henriëtte Roland Holst, wil ik dat graag zeggen met een paar regels die zij schreef over de kracht die zij zag in een zwerm vogels.

‘En al wie vliegende de kracht ontzinkt

En door moeheid de vleugelen wil strijken

Wordt steunend door de sterkeren omringd.’

Dank u.