Reactie na ontvangst AWT-achtergrondstudie over Duits wetenschaps- en innovatiebeleid

Maandagmiddag 4 februari 2013 kreeg staatssecretaris Dekker in Huis Schuylenburch - de Haagse residentie van de Duitse ambassadeur in Nederland - de recente AWT-achtergrondstudie over het Duitse wetenschaps- en innovatiebeleid aangeboden. Zijn eerste korte reactie:

Allereerst dank aan de heer Emmes voor de gastvrije ontvangst hier in Huis Schuylenburch. Ik ben blij dat ik het nu ook eens van binnen kan zien. Geboren in Den Haag kende ik dit statige gebouw natuurlijk van de buitenkant, ik ben er vaak genoeg langs gefietst, maar als residentie van de Duitse ambassadeur in Nederland is dit Rijksmonument niet voor iedereen te bezichtigen. Mooi dat ik nu die kans krijg. Ik ben er staatssecretaris voor moeten worden, maar dat was het waard!

Ik heb me laten vertellen dat Huis Schuylenburch in 1715 is gebouwd voor de toenmalige burgemeester Cornelis van Schuylenburg. En het verhaal gaat dat zijn broer Johan van Schuylenburg zo diep onder de indruk was van de architectuur, dat hij zijn eigen huis aan de Korte Vijverberg in dezelfde stijl liet verbouwen. En in dat huis is nu het Kabinet der Koningin gevestigd.

Goed voorbeeld doet volgen, moet Johan destijds hebben gedacht. Net als nu de AWT (Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid), die is begonnen met een reeks onderzoeken naar het wetenschaps- en innovatiebeleid in het buitenland.

Logisch om dan ook meteen met onze naaste buren te beginnen, zoals Martin Schuurmans zojuist al toelichtte. En het is sowieso goed om onze contacten met Duitsland te versterken. Niet voor niets deed onze minister van Buitenlandse Zaken bij zijn eerste bezoek aan Duitsland in ‘Die Welt’ een oproep aan de Nederlanders om toch vooral weer Duits te gaan leren, want daarmee heb je meteen een voorsprong als je met Duitsers zaken wilt doen. Of als je daar voetbalt, natuurlijk, vraag dat maar aan Arjen Robben of Klaas-Jan Huntelaar.

Hoe dan ook: ik denk dat we veel kunnen leren van deze achtergrondstudie, en ik wil Ton Nijhuis en zijn team dan ook hartelijk bedanken. Ik ben heel benieuwd naar de overeenkomsten én naar de verschillen in het Duitse en het Nederlandse beleid. Zojuist werd al een tipje van die sluier opgelicht, en dat maakt me heel nieuwsgierig naar de rest.

Duitsland doet het niet alleen anders, maar investeert ook gewoon domweg méér in research & development, zoals Ton Nijhuis het zei. Om nog wat cijfers aan zijn verhaal toe te voegen: wij maken daarvoor 2% van het BBP vrij, Duitsland zit op 2,8%. Voor het totale onderwijs en onderzoek zit Nederland rond de 8% van het BBP, maar de Bondsrepubliek denkt voor 2015 al aan 10%. En Ton Nijhuis waarschuwde dat ze dat nog gaan halen ook!

Daarnaast wees hij op de hogere status die beta’s en technici bij onze oosterburen hebben. Dat punt zullen we zeker meenemen bij onze gedachten over het Techniekpact. Dit is een gezamenlijk initiatief van het bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en de ministeries van Economische Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en OCW om jongeren te laten kiezen voor een technische opleiding; en ze vervolgens ook te behouden voor een loopbaan in de techniek.

Ons land is druk bezig om wetenschap en innovatie steviger op de kaart te zetten. Redenen genoeg om nog eens heel goed te kijken naar de Duitse aanpak, om te zien op welke punten we daar een voorbeeld aan kunnen nemen. Want u weet: Gutes Beispiel ist der beste Lehrmeister!

Tegelijkertijd wil ik de verwachtingen op dit punt een beetje nuanceren. Een paar jaar geleden liep vrijwel iedereen weg met het zogenoemde ‘Finse model’, verwijzend naar de succesvolle samenwerking tussen de Finse overheid en Nokia. Maar men kwam er toen al snel achter dat dit ‘Finse model’ niet één-op-één door ons land kon worden overgenomen, daarvoor waren de verschillen met Finland te groot. Zo zette Finland al zijn kaarten op technologie, terwijl onze economische oriëntatie veel breder is, met o.a. distributie en landbouw. Bovendien was het Finse model nogal sterk gericht op Nokia en zijn toeleverende bedrijven.

Beter dan kopiëren, kunnen we lessen trekken. We kunnen in ieder geval van de Duitse successen in de maakindustrie leren, maar ook van de grote betrokkenheid van werkgevers- en werknemersorganisaties. Zij spelen bij onze buren een belangrijke rol bij de vormgeving van het beleid. Ik ben dan ook blij dat dit kabinet vrijwel onmiddellijk de draad van overleg met de sociale partners heeft opgepakt.

Wat mij betreft blijft dit overleg niet beperkt tot afspraken over loonmatiging en langer doorwerken – heel belangrijk voor het herstel van onze economie – maar zet het ook kennis en innovatie stevig op de agenda. In werkgeversvoorzitter Bernard Wientjes vinden wij een stevig pleitbezorger voor investeringen in een kennisintensieve economie en samenleving. Hij zal daar zo meteen vast en zeker nog een paar woorden aan wijden.

Met deze studie hebben we veel stof tot nadenken gekregen, op een goed moment. Want wij zijn juist nu bezig om ons beleid voor kennis en innovatie uit te werken. Met dit rapport in de hand kunnen we erover nadenken of we de bilaterale onderzoeksbetrekkingen met Duitsland niet wat sterker moeten aanhalen. Een eventuele handelsmissie naar Zuid-Duitsland later dit jaar zou daarvoor de nodige aanknopingspunten kunnen bieden. Nogmaals hartelijk dank voor dit rapport!