Wijkverpleegkundigen, u heeft een vak om trots op te zijn!

“Uw rol is zorg verlenen en organiseren. Als er meer hulpverleners nodig zijn, kunt u ervoor zorgen dat zij van elkaar weten wat zij doen. Zodat er geen overlap meer is. Zodat er ook geen gaten vallen in de zorg. Zodat de zorg meer is afgestemd op de zorgvraag.” Dit zei staatssecretaris Martin van Rijn op het congres ‘Wijkverpleegkundige anno nu’ op zaterdag 25 mei 2013 in De Reehorst in Ede.

Goedemiddag,

Een zaal vol wijkverpleegkundigen uit alle hoeken van het land. Heel goed dat dit gebeurt en dat u hier bij elkaar bent om samen uitvoerig over de ontwikkelingen in uw vak te praten. Een uitstekend idee van de sectie Eerstelijns- verpleegkundigen van de V&VN om dit congres, met het oog op te toekomst, te organiseren. Want er staat nogal wat te veranderen.
Mevrouw Marja de Leeuwerk, u heeft dit samen met uw collega’s goed aangepakt, gezien de grote opkomst hier vandaag.

Het is belangrijk om je collega’s te ontmoeten: zo kan je je kennis delen, zo kan je ervaringen uitwisselen en zo doe je ideeën op. Door met elkaar in gesprek te gaan. Minstens zo belangrijk is om je als groep te presenteren en naar de toekomst toe sterk te staan. Een sterke beroepsgroep, die komt met goede suggesties en die weet wat ze wil.

Precies een maand geleden heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de hervormingen in de langdurige zorg. Zoals u weet, en zoals vandaag ook aan de orde is geweest, zijn er veel veranderingen op komst die ingaan op 1 januari 2015. Er zal veel discussie zijn over die veranderingen en dat is ook goed.

Maar de kern van de opdracht die ik voor mezelf zie is om de zorg overeind te houden in de toekomst.

Mensen willen zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen wonen. Mensen worden gelukkig steeds ouder. Maar de zorgvraag wordt meer en anders dan we de afgelopen jaren, decennia gewend waren. Om die zorg voor kwetsbare ouderen te kunnen waarborgen, zullen we de zorg ook echt moeten veranderen en anders organiseren.

We zullen anders moeten nadenken over wat we zelf kunnen;
we zullen anders moeten nadenken over hoe we de zorg organiseren;
en we zullen anders moeten nadenken over hoe de kwaliteit van de zorg thuis en in instellingen moet worden georganiseerd

Ik zei het al: mensen willen langer zelfstandig thuis wonen. Dat is geen uitvinding van mij. Dat is een uitvinding van de mensen zelf.

Dat is ook al jarenlang aan de gang. Als je 20 jaar terugkijkt, dan zie je dat er ongeveer 75.000 verzorgingshuisplaatsen zijn verdwenen en dat er ongeveer 15.000 verpleeghuisplaatsen zijn bijgekomen.

Dertig jaar geleden schreef je je op j 55e in voor een bejaardentehuis en dan was het ietsje luxer dan thuis. Er was een centrale verwarming. Je eten werd verzorgd. En als er wat aan de hand was, kreeg je verzorging.

Tegenwoordig hebben de mensen de neiging om te zeggen: ik wil zo lang mogelijk uitstellen dat ik naar een instelling ga. Dat heeft te maken met de eigen leefomgeving, de kwaliteit van leven en het heeft helaas soms ook te maken met de kwaliteit van zorg in een verpleeghuis, waar veel discussie over is.

Dat betekent dat we echt in een heel andere wereld terecht zijn gekomen. En als de zorg thuis niet meer haalbaar is, dan moeten we ervoor zorgen dat de zorg in een instelling op een kwalitatief hoog niveau is.

Maar hoe het ook zei: we zullen de komende jaren geconfronteerd worden en rekening moeten houden met een heel andere wens ten aanzien van de zorg. Mensen die zo lang mogelijk thuis willen en kunnen blijven wonen. We gaan die zorg anders organiseren met een grotere rol voor de gemeente.

De gemeenten die de overheid moet worden. Die dichtbij de mensen en naast de mensen kan staan.

Misschien nog belangrijker is wel dat de wijkverpleegkundige een heel belangrijke rol gaat krijgen. Als een van de spilfactoren in de wijk.

Waarom gebruik ik nu juist de wijkverpleegkundige graag als voorbeeld?

Dat doe ik omdat uw functie zo treffend illustreert hoe we de zorg beter kunnen organiseren.

Een klacht die ik vaak hoor, is dat bij veel mensen hulpverleners over de vloer komen die van elkaar niet goed weten wat ze doen. De zorg wordt vaak niet goed gecoördineerd en dat is dan een enorme ergernis. Dat begrijp ik heel goed.

Het ideaalbeeld is dat deze mensen een wijkverpleegkundige op bezoek krijgen en dat de ergernis zo afneemt. Want uw rol is zorg verlenen en organiseren. Als er meer hulpverleners nodig zijn kunt u ervoor zorgen dat zij van elkaar weten wat zij doen. Zodat er geen overlap meer is. Zodat er ook geen gaten vallen in de zorg. Zodat de zorg meer is afgestemd op de zorgvraag.

Belangrijk hierin is de samenwerking met andere professionals die werken in de wijk. Ik denk daarbij als eerste aan de verbinding met de eerstelijnszorg. Samen met de huisartsenzorg moet de wijkverpleegkundige zorg erop gericht zijn om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Ook is hierin de verbinding met het sociale domein essentieel. Mantelzorg, vrijwilligerswerk, contact met huisartsen, contact met andere specialismen; de wijkverpleegkundige wordt een grote spil in de wijk.

U bent bij uitstek de schakel die medische taken combineert met taken op sociaal gebied. Hierdoor wordt de samenhang tussen preventie, wonen, zorg en welzijn verbeterd en kunnen mensen langer thuis wonen. Dat is wat mensen naar de toekomst toe graag willen.

Het is niet alleen maar een kwestie van anders organiseren. Het gaat er ook om: hoe kunnen mensen daar zelf een belangrijke rol in spelen?

In de hervormingen van de AWBZ moet u bedenken da we ooit gestart zijn met een budget van 275 miljoen per jaar. En dat we nu te maken hebben met ongeveer 25 miljard per jaar die we aan AWBZ-zorg uitgeven.

We betalen elk jaar per persoon 3.000 euro aan premie. Een verpleeghuiszorgplek kost 50.000 per persoon per jaar. Dat betekent dat als we in de toekomst, in een vergrijzende samenleving, de zorg voor kwetsbare mensen overeind willen houden, dan moeten we gaan nadenken over hoe we de zorg anders organiseren.

We moeten nadenken of we lichte vormen van ondersteuning, zoals huishoudelijke hulp en begeleiding, wat meer in eigen kring kunnen opvangen. Daar is veel discussie over. Dit roept vragen op. Dat is op zich ook goed, maar ik neem zelf een voorbeeld aan meer dan 2,5 miljoen mantelzorgers die dit al elke dag doen. Soms uit eigen keuze, soms uit liefde, soms omdat er geen keuze is.

Als we daar niet in slagen, al we het niet normaler gaan vinden om méér voor elkaar te doen of om hulp te vragen, dan is het grote schrikbeeld dat we de zorg in de toekomst moeten versoberen. Dan weet ik wel wie de klos is. Dat zijn niet de mensen met een hoog inkomen die dit wel zelf kunnen betalen. Dat zijn de mensen met de lage inkomens die daar de klos van worden. En dat wil ik voorkomen.

Hervormen is een lastig verhaal. Anders organiseren is ook een lastig verhaal. En de bezuinigingen die daarbij horen, is ook een lastig verhaal.

Maar als we dat niet doen, dan wordt de zorg straks voor kwetsbare mensen onbetaalbaar en dat wil ik niet.

Wat je in alle discussie omtrent wijkverpleegkundige zorg hoort, is: zorg dat die wijkverpleegkundige de nodige ruimte heeft. Regel het nou niet dicht. Als wijkverpleegkundige heeft u de ruimte om te doen wat nodig is voor de cliënt. Een mooi voorbeeld kwam ik tegen in een publicatie van de V&VN. Een van uw collega’s vertelt hierin dat zij een medicijnkastje opendeed en verschillende doosjes met medicijnen zag. Ze pakte de medicijnlijst en zag tot haar schrik dat veel van de medicijnen niet meer mochten worden gebruikt. Die heeft ze aan de mantelzorger gegeven om naar de apotheek te brengen.

Gelukkig voor haar cliënt, want anders was er misschien wel iets misgegaan. Wist u dat er ieder jaar zo’n 19.000 mensen in het ziekenhuis belanden doordat ze verkeerde medicijnen gebruiken?

Het programma Zichtbare Schakel van ZonMw ging vier jaar geleden van start. Zelf geeft u aan dat voor u het werk uitdagender is geworden en dat u als wijkverpleegkundige meer ruimte krijgt en zou moeten krijgen om uw vakmanschap in te zetten. Intussen is wel bewezen dat wijkverpleegkundigen betere zorg kunnen bieden. Zorg waar de cliënten heel tevreden over zijn.

Daarom willen we heel graag méér wijkverpleegkundigen, die we óveral in het land kunnen inzetten. Het kabinet trekt daarom 200 miljoen euro uit om de wijkverpleegkundige zorg een nieuwe impuls te geven. We gebruiken dit geld ook voor opleiding en bijscholing. Vanuit VWS zullen wij samen met de beroepsgroep kijken wat precies de behoefte is. Professionalisering van het beroep wijkverpleegkundige staat daarbij voorop.

Het is enorm belangrijk dat studenten tijdens hun verpleegkundeopleiding al geïnteresseerd raken in dit mooie vak. En dat zij over voldoende kennis en competenties beschikken om een goede wijkverpleegkundige te worden.

Zoals u als geen ander weet, is uw vak een vak apart. Het is én zorgverlening én samenwerking met andere professionals. We moeten wel oppassen dat we de wijkverpleegkundige van nu niet gelijk stellen met de wijkverpleegkundige uit jaren vijftig, toen het allemaal nog heel behapbaar was. U moet uw vak nu uitoefenen in een geheel andere tijd dan de jaren vijftig. We hebben nu te maken met veel mondige cliënten. Die duidelijke opvattingen hebben wat goed of niet goed voor hen is.

We moeten ook rekening houden met veel meer technologische mogelijkheden. Mijn voorspelling is dat naarmate de samenleving verder vergrijst, we gebruik moeten maken van veel meer technologische mogelijkheden om mensen zelf de regie te laten voeren. Of om zorg op afstand te bieden. Of om contact te kunnen houden.

We zitten nu ook in een tijd dat er zoveel specialismen zijn, dat er contact moet worden gehouden met veel meer zorgprofessionals om de zorg goed te organiseren. Het vak van de wijkverpleegkundige is niet: terug naar vroeger.
Het is: op weg naar morgen. Dat weet u natuurlijk al veel beter dan ik.

Ik ben wel betrokken geweest bij de commissie beroepsprofielen. Vorig jaar is heel concreet op papier gezet wat dat vak naar de toekomst toe gaat inhouden.

Heel goed dat u concreet op papier heeft gezet wat uw vak inhoudt. Zo’n beroepsprofiel is niet alleen heel nuttig voor verpleegkundigen zelf, maar ook voor huisartsen, praktijkverpleegkundigen, opleidingen, andere zorgverleners in de eerste lijn en lokale overheden. Die wel praten over wijkverpleegkundigen, maar niet altijd precies weten wat het vak inhoudt. Zo profileert u zich, zo weten anderen wat zij van u kunnen verwachten.

Dit is een heel goed moment om te laten zien wat het vak wel kan en wat niet. Bijvoorbeeld in de discussie die we nu met gemeenten voeren hoe zij de zorg gaan organiseren. Ik kan u verzekeren dat in mijn discussies met de Vereniging Nederlandse Gemeenten over de vraag hoe we de zorg anders gaan organiseren en financieren, we een ongelofelijk scherp oog beginnen te krijgen voor de rol van de wijkverpleegkundige in het nieuwe stelsel. Ik laat niet na om dat in elk overleg met hen te benadrukken.

Samengevat: u heeft een vak om trots op te zijn!

Een vak dat zich aan het ontwikkelen is. U bent een belangrijke schakel in de zorg voor al die kwetsbare mensen in onze samenleving. Ik snap dat er veel discussie over is hoe we uw positie verder kunnen verstevigen. Het kabinet investeert de komende jaren in wijkverpleegkundige zorg.

Als we de zorg dichtbij de mensen organiseren, als we de gemeente een grote rol gaan geven, dan hoort daarbij dat het vak van wijkverpleegkundige stevig wordt verankerd. Het is ook goed om te zien dat u als beroepsgroep steeds steviger wordt en dat u met ideeën voor de toekomst bezig bent.

Henk Bakker zei het zo: “Met het project Verpleging thuis heeft V&VN samen met het NPCF bewezen dat wijkverpleegkundige zorg leidt tot betere zorg met een grotere cliënttevredenheid en met lagere kosten.”

Als dát ons gezamenlijke doel is, dan zie ik met harte uit naar de samenwerking in de toekomst.

Dank u wel!