Speech van de minister van Infrastructuur en Milieu, Melanie Schultz van Haegen, bij Ruimte voor de Rivier IJsseldelta, Kampen, 3 juni 2013

‘Behalve een vriend en een levensbedreigende vijand is het water soms ook een buurman die iets meer ruimte nodig heeft dan je soms zou willen. Werken met water is dus een kwestie van geven en nemen.’ Dat zei minister Schultz van Haegen bij de ondertekening van twee samenwerkingsovereenkomsten voor Ruimte voor de Rivierprojecten in Kampen. ‘Natuurlijk gaat dit alles niet zonder slag of stoot. De aanleg van het Reevediep heeft veel impact op de mensen die hier wonen en werken. Bijvoorbeeld voor Gerrit van der Kolk, in wiens oude boerenschuur we vandaag te gast zijn. Inmiddels bent u verhuisd naar Oosterwolde, bij Oldebroek, om uw boerenbedrijf daar voort te zetten. Ik heb begrepen dat u inmiddels blij bent dat u deze stap hebt genomen, omdat een nieuwe locatie u en uw familie meer toekomstperspectief geeft. Natuurlijk hoop ik dat dit ook zal gelden voor de 12 andere families op wie het Reevediep zo’n grote impact heeft.’

Dames en heren,

als de IJssel in de 17e eeuw niet teveel was dichtgeslibd, was u, burgemeester Koelewijn, nu burgemeester van de hoofdstad van Nederland.

En was Amsterdam maar een eenvoudig havenstadje aan het IJsselmeer.

Zou het echt zo zijn gegaan?
We zullen het nooit zeker weten.

Maar feit is dat Kampen tot die 17e eeuw misschien wel de meest bruisende, welvarende stad van Nederland was.
En dat allemaal dankzij het water van de IJssel.

Kampen leeft en werkt dus al eeuwen met water.
Al sinds de twaalfde eeuw is de IJssel de economische motor van deze regio.
Het water is wat dat betreft onze allerbeste vriend.

Maar het is soms ook een levensbedreigende vijand.
De beelden van de zandzakken op onze rivierdijken in de jaren negentig kunnen we ons allemaal nog wel herinneren.

Die bedreiging is er altijd al geweest:
niet voor niets werden de eerste dijken hier zevenhonderd jaar geleden al gebouwd.
Zoals de Zwartendijk, die nog steeds zichtbaar is in het landschap, hier even verderop.

We noemden het toen nog geen watermanagement, maar dat was het natuurlijk wel.

Door de eeuwen hielde we het water op allerlei manieren onder de duim.
Voor zover dat natuurlijk mogelijk was.

Ik noemde al de Zwartendijk uit 1302.
Maar ik denk ook aan de kogge uit de vijftiende eeuw, die niet zo lang geleden in de IJssel is gevonden.

Dit schip, dat in de Hanzetijd naar de Oostzee voer om handel te drijven, werd ook gebruikt als een middeleeuwse vorm van watermanagement.
Door de schepen te laten afzinken, stuurde men het water in de gewenste richting.

Nu is de kogge een mooie archeologische vondst.

Na honderden jaren trouwe dienst op de rivierbodem wordt het schip volgend jaar boven water gehaald en geconserveerd.
Het biedt dan een mooi inkijkje in de geschiedenis van ons werken met water.

Vandaag bouwen we op die traditie voort.
Ik onderteken straks twee overeenkomsten.

Een voor de samenwerking tussen maar liefst 13 verschillende partijen;
en een tussen het Rijk en de provincie Overijssel:
met die overeenkomst worden Rijk en provincie samen opdrachtgever van twee nieuwe projecten.

Wat gaan we hier dan precies doen?
We gaan het water van de IJssel de ruimte geven.
Dat is nodig omdat we merken dat we het water niet eeuwig kunnen blijven indammen.
Behalve een vriend en een levensbedreigende vijand is het water soms ook een buurman die iets meer ruimte nodig heeft dan je soms zou willen.

Het is dus een kwestie van geven en nemen.
Ook in de relatie tussen Kampen en de IJssel.

De IJssel krijgt op twee manieren de ruimte.
Ten eerste door de zomerbedding van de rivier tussen Kampen en het Ketelmeer te verlagen.

Dat doen we over een lengte van 7,5 kilometer.
Daarmee zorgen we voor een daling van de waterstand van 21 centimeter.
En die daling is weer nodig om te zorgen dat de IJssel bij hoogwater meer water kan afvoeren.

Maar toch is die 21 centimeter nog niet genoeg.
Daarom gaan we –precies hier in Kamperveen – ook een bypass aanleggen:
een nieuwe hoogwatergeul tussen de IJssel en het Drontermeer.
Dat is het tweede project.

Deze twee maatregelen zorgen ervoor dat de waterstand 41 centimeter daalt.
Daarmee kan de IJssel er weer even tegen en houden 200.000 mensen in de omgeving droge voeten.

Met de nieuwe geul die hier komt te liggen, omarmen we bovendien de geschiedenis.
Het Reevediep is weliswaar een heel nieuw waterwerk.

Maar het is ook een echo van vroeger:
op een oude kaart uit 1724 is in deze omgeving al een inham te zien die Reeve heette.
We bouwen dus in 2013 voort op de geschiedenis.

Natuurlijk gaat dit alles niet zonder slag of stoot.
De aanleg van het Reevediep heeft veel impact op de mensen die hier wonen en werken.
Bijvoorbeeld voor Gerrit van der Kolk.
We zijn hier in zijn eigen boerenschuur.
Maar dat is het nu niet meer.

De komst van het Reevediep bedreigde aanvankelijk het voortbestaan van zijn boerenbedrijf.

Natuurlijk is dat nogal wat, als deze plannen je toekomst bedreigen.
En het is dan ook niet makkelijk om uiteindelijk te besluiten je boerderij op een andere plek voort te zetten.
Maar dat is wel wat Gerrit van der Kolk en zijn familie hebben gedaan.
Hier in de buurt bovendien: in Oosterwolde, bij Oldebroek.

Ik heb begrepen dat u inmiddels blij bent dat u deze stap hebt genomen, omdat een nieuwe locatie u en uw familie meer toekomstperspectief geef.

Natuurlijk hoop ik dat dit ook zal gelden voor de 12 andere families op wie het Reevediep zo’n grote impact heeft.

Een heel andere impact is er voor de mensen die hier in de buurt blijven wonen.
Ze krijgen straks een nieuwe waterweg en nieuwe dijken voor de deur.
En u ziet daardoor wellicht ook vruchtbare landbouwgrond verloren gaan.

Maar ik geloof dat het Reevediep ook veel nieuwe kansen geeft.
Voor ruilverkaveling bijvoorbeeld, waardoor de agrarische structuur van dit gebied sterker kan worden.
Maar ook voor nieuwe natuur en recreatie.

Dames en heren,

De overeenkomsten die we straks gaan tekenen, hebben u en ons veel te bieden.
Deze projecten zorgen voor droge voeten en dat is hard nodig ook.

Niet omdat het water ons vandaag al aan de lippen staat, maar vooral om te anticiperen op de toekomst.

Want we weten dat deze wereld voortdurend verandert:
de zeespiegel stijgt en we kampen in de toekomst ook met steeds extremer weer.

Zoals langere periodes van regenval en droogte die elkaar afwisselen.
Daar moeten we dus nu al op voorbereid zijn.

Projecten als deze helpen daarbij.
Bij elkaar wordt op meer dan 30 plaatsen in Nederland al gewerkt om de rivier waar nodig de ruimte te geven.

En we werken ook aan een nieuw Deltaprogramma.
Dat moet ons hele land in de toekomst veilig houden tegen het water.

Ik ben ervan overtuigd dat we daar, hier in Kampen, in zullen slagen.
We kunnen er natuurlijk niet voor zorgen dat Kampen hiermee alsnog de hoofdstad van Nederland wordt.

Dat hoeft ook helemaal niet.
Kampen is mooi zoals het is.

En straks, als de werken hier klaar zijn: nog veiliger en mooier gelegen aan de IJssel.

Dank u wel.