Toespraak Dekker bij nazomerborrel Rathenau Instituut

Op woensdag 28 augustus opende staatssecretaris Dekker de 'nazomerborrel' van het Rathenau Instituut. De eerste in een reeks, die de naam 'Great Adventures of Modern Democracy' heeft meegekregen. Deze bijeenkomst stond in het teken van 'evidence based policy', met de Amerikaanse hoogleraar Daniel Sarewitz als gastspreker. 

Dames en heren,

Het is mij een eer en genoegen om deze nazomerborrel te openen. Allereerst omdat er vanmiddag een heel interessant onderwerp op de agenda staat, 'evidence based policy', waarover de Amerikaanse wetenschapper Daniel Sarewitz gaat spreken. Net als u ben ik heel benieuwd naar zijn verhaal. Ik zal het daarom kort houden, ik ben ook maar het voorprogramma van het voorprogramma. Hierna geef ik het woord aan Gerdi Verbeet die als voorzitter van het Rathenau Instituut de keynotespeaker zal inleiden. Zo bouwen we samen de spanning op, in de beproefde – zeg maar gerust: evidence based – samenwerking van sociaaldemocraten en liberalen. Dit is weliswaar niet de Trèveszaal, maar toch ook een mooie plek in Den Haag.

Voor ‘evidence based policy’ zijn twee partijen nodig: wetenschappers en beleidsmakers (oftewel politici en bestuurders). En dan praat je over twee verschillende werelden. Aan de ene kant heb je wetenschappers die de hele dag bezig zijn met het zo objectief mogelijk waarnemen van feiten en het maken van gevolgtrekkingen, om die vervolgens weer te weerleggen. Hier is waarheidsvinding het hoogste goed. En altijd voorzichtig blijven met uitspraken. Iets is wáár totdat het tegendeel bewezen is. Twijfel is brandstof voor de wetenschap, dat houdt de boel in beweging.

Aan de andere kant heb je bestuurders en politici, die de hele dag voor het oog van de wereld bezig zijn met het nemen van beslissingen op grond van hun subjectieve mening en persoonlijke overtuiging, hun normen en waarden. Hier is beeldvorming heel belangrijk. En altijd je mening klaar hebben, je moet ieder moment kunnen zeggen wat je van iets vindt. Met volle overtuiging. Twijfel is springstof voor de politiek, want van bestuurders wordt vooral daadkracht verwacht. 

Deze werelden zien er dus heel anders uit, er gelden andere regels en er wordt een andere taal gesproken. Toch is het goed als wetenschap en beleidsmakers intensief met elkaar optrekken. Daar kunnen ze allebei beter en wijzer van worden. Aan de ene kant kunnen politici met een wetenschappelijke onderbouwing hun ideeën staven en hun beleid een stevige basis geven, en meer zekerheid bieden dat beleid ook gaat werken.

Een voorbeeld uit mijn eigen praktijk. Onderzoek bevestigde dat leerlingen die al vanaf groep 1 Engels krijgen, in het voortgezet onderwijs een hoger niveau bereiken dan de leerlingen die veel later zijn begonnen. Dat is niet zo verrassend. Maar datzelfde onderzoek toonde ook aan, dat vier- en vijfjarigen prima in staat zijn om Engels te leren, zonder dat hun Nederlands daaronder lijdt. Sterker nog, dat hun prestaties in andere vakken daardoor verbeteren. Met deze wetenschap kun je nieuw beleid op dat onderwerp goed onderbouwen en stevig neerzetten.  

Aan de andere kant kunnen wetenschappers de relevantie van hun werk aantonen, door oplossingen aan te dragen voor maatschappelijke vraagstukken. Daarmee kunnen ze laten zien waarom het goed is dat er jaarlijks 6 miljard aan publieke middelen naar onderzoek gaat. Maatschappelijke vraagstukken vormen een uitdaging voor wetenschappers, een mogelijkheid om hun grenzen te verleggen en rechtvaardiging te geven voor de investeringen in wetenschap.

Om ‘evidence based policy’ optimaal te laten werken, is het wél noodzakelijk dat beide partijen in hun eigen rol blijven en de grenzen van elkaars gebied respecteren.

Enerzijds moeten politici beseffen dat niet elk probleem met een wetenschappelijke formule kan worden opgelost. Technocratisch beleid, gebaseerd op kale feiten en wiskundige formules, schiet tekort als er conflicterende belangen spelen. Het is en blijft aan de politiek om afwegingen te maken en knopen door te hakken. Beslissingen over belangrijke onderwerpen worden dan ook niet in een laboratorium genomen, maar in de politieke arena.

Anderzijds is het een voorwaarde dat wetenschappers in hun rol blijven. Van hen mag je wetenschappelijk verantwoord werk eisen, met empirische onderbouwing, toetsbare hypothesen en voorzichtige voorspellingen, liefst met een indicatie van onzekerheidsmarges. Zij kunnen ons helpen de wereld om ons heen beter te begrijpen, maar daar hebben we vooral objectieve adviezen voor nodig. Ik hoef niet van iedere econoom te weten wat hij stemt, maar dat is vaak het eerste wat je kunt afleiden uit de analyses en adviezen die deze wetenschappers op TV ten beste geven.

Dames en heren,

Evidence based policy is een fantastisch uitgangspunt, maar er ligt nog een hele opgave om het op de meest effectieve manier in te vullen. Om uitwassen te vermijden. Daarom is het goed dat het Rathenau Instituut dit onderwerp op de agenda zet, en Daniel Sarewitz heeft uitgenodigd om hierover te spreken. Dat past helemaal bij de missie van het Rathenau, om wetenschap en politiek bij elkaar te brengen. Laten we vanmiddag  niet alleen naar zijn betoog luisteren, maar laten we er als wetenschappers en beleidsmakers in deze zaal straks in de praktijk ook werk van maken.
Ik dank u wel.