Paradisodebat 'samenleving in transitie'

Mooi om u hier te ontmoeten.
In Paradiso. Ooit gebouwd als huis voor een vrije, kerkelijke gemeente. En vanaf 1968 ‘Cosmisch ontspanningscentrum’, dat een vrijplaats moest bieden voor jong talent.

Een plek die meebewoog met de stormen van de roerige jaren zestig, de vrije jaren zeventig, de no-nonsense periode van de jaren tachtig en alle decennia daarna doorstond.

En uitgroeide tot poppodium, nachtclub en cultuurpaleis in één. Trekpleister voor jongeren, publiek en artiesten uit Amsterdam, Nederland, Europa en de rest van de wereld.

Over transities in de samenleving en wat dat voor de cultuursector – én het cultuurbeleid betekent.
Dat heeft u als thema vandaag geagendeerd.
En dat pak ik graag op.

Want cultuur is niet denkbaar zonder de dynamiek van de samenleving.
En ik kan mij ook geen samenleving indenken zonder de kracht van musea, muziek, theater en al die andere cultuurvormen.

In mijn Visiebrief vormt die wisselwerking een rode draad.

Twee belangrijke elementen uit die brief haal ik daarom graag nog eens naar voren:

Om te beginnen wil ik de maatschappelijke waarde van cultuur zichtbaarder te maken.

De laatste keer dat ik persoonlijk geraakt werd, was bij een concert van de contrabassist Rick Stotijn die de Nederlandse muziekprijs ontving.
Een gepassioneerde musicus die zijn instrument laat huilen, lachen, swingen en brommen. En zijn publiek betrekt in zijn zoektocht naar diepgang en schoonheid. Heel waardevol.

Maar cultuur gaat verder dan die persoonlijke beleving. Het helpt ons met het delen of confronteren van ideeën, waarden en opvattingen en helpt ons aan een gemeenschappelijk referentiekader.
Het scherpt onze creativiteit, onderscheidingsvermogen en daagt ons uit om ‘tegen’ te denken.

Want zoals Geert Drion het in het Boekman Cahier van juni goed onder woorden bracht:

‘Of je het nu mooi vindt of lelijk: een kunstwerk ‘vraagt’ iets van je, wat in het gewone leven niet zo vaak voorkomt.
De gebaande paden te verlaten, je stokpaardjes te negeren. Je oordeel op te schorten en je zintuigen te openen.’

Het scherpt ons in de eigenschappen waaraan in een democratie en onze kennissamenleving grote behoefte is.

Designers en kunstenaars lopen op dit moment steeds vaker voorop als het gaat om innovatie en het oplossen van maatschappelijke problemen.

De Nederlandse kunstenaar en ontwerper Daan Roosegaarde (vanavond bij Zomergasten) werkt samen met bouwbedrijf Heijmans aan de eerste elektronische ‘smart highway’ in Nederland. Dat is een weg die elektrische stroom kan opleveren. De energie die het verkeer genereert, zorgt voor de verlichting en vult oplaadpunten voor elektrische auto’s.

Maar ook een theaterstuk van Johan Simons of een film van Alex van Warmerdam kan ons uit onze ‘comfortzone’ halen.
En ons op een andere manier laten nadenken over menselijke relaties. Over onszelf en hoe we in de wereld staan. En over de waarden achter ons handelen.

Die onmisbare waarde van kunst en erfgoed wil ik de komende tijd op verschillende manieren versterken.

Voor zoveel mogelijk mensen.

Daarom wil ik de kwaliteit van het cultuuronderwijs op scholen verbeteren.
Daarom wil ik inzetten op digitalisering, op de ontwikkeling van Nederlandse kunstenaars in het buitenland.
En op talentontwikkeling.
Over dat laatste onderwerp leven op dit moment nog veel vragen.

Ook bij Daan Roosegaarde, zo blijkt uit een interview met hem in de Volkskrant van gisteren. Hoe talentvol hij ook is, hij is niet zomaar vanuit het niets succesvol geworden. Ook zijn talent heeft zich moeten ontwikkelen.

In de theatersector leven zorgen over het verdwijnen van de productiehuizen. Ik vind dat kwetsbaar, want talentontwikkeling is van groot belang voor de dynamiek van een gezonde cultuursector.

De grote gezelschappen ontfermen zich nu structureel over het opleiden van jonge regisseurs en acteurs. Daarnaast heb ik de cultuurfondsen gevraagd een programma op te zetten dat jonge talenten bijvoorbeeld de kans geeft om onder de vleugels van een internationaal gerenommeerd gezelschap of regisseur, nieuw werk te produceren.

En er zijn ook private initiatieven.
Particulieren kunnen jonge musici financieel steunen via het Aafje Heynisfonds. En voor jonge, experimentele theatermakers is het Antistoffonds in het leven geroepen. Die betrokkenheid van burgers bij een bloeiend cultureel klimaat vind ik heel belangrijk.

Laat ik hier ook meteen iets zeggen over de arbeidsvoorwaarden van kunstenaars. Juist in tijden van crisis is het belangrijk om te blijven investeren in je werknemers. Daarom heb ik óók voor de instellingen van het Fonds Podiumkunsten, inmiddels één miljoen vrijgemaakt voor arbeidsmarktbeleid. Dit kan ingezet worden voor omscholingsmogelijkheden voor dansers. Of om mensen te begeleiden naar ander werk binnen of buiten de eigen werkkring.

Dames en heren,

Makers en musea, kunstenaars en cultuurpodia moeten de ruimte krijgen de samenleving in beweging te brengen.

Maar dat vraagt om een ónafhankelijke cultuursector, die zich permanent verhoudt tot zijn publiek en de samenleving om zich heen.
En om een overheid die deze verbinding op verschillende manieren stimuleert. Deze tijd vraagt daar ook om.

Dat is het volgende punt dat ik uit mijn brief wil lichten. Om nog even terug te keren op het thema van vandaag: de samenleving is volop in transitie.

Mensen zijn mondiger geworden. Vaste verenigingen zijn ingeruild voor meer flexibele en wisselende verbanden.
Op dit moment merken we pas goed de impact van voortdurende technologische innovatie op onze mentaliteit en ons gedrag.
Kennis en informatie zijn voor iedereen veel sneller en makkelijker toegankelijk geworden.
Daardoor is ook de traditionele tegenstelling tussen elite en massa is gaan wankelen.
Tegelijkertijd worden wij - meer dan vroeger - gevormd door onderwijs, reclame en massamedia.

En dat zien we ook terug in de cultuursector.

Mensen bepalen zelf hoe, waar en wanneer ze cultuuraanbod afnemen. Wie zelf muziek wil maken, aan theater wil doen of een schrijfcursus wil doen kan naar de gevestigde instellingen. Maar via internet of Facebook ontstaan ook eigen initiatieven. Er is veel concurrentie op de vrijetijdsmarkt. Trends in cultuurafname laten zich veel lastiger voorspellen.

Mijn Ministerie heeft daarom onderzoek laten doen door bureau Rebel.

Daaruit bleek dat bijvoorbeeld het bioscoopbezoek opvallend is gestegen.
En dat geldt óók voor het aantal bezoekers voor moderne dans.
Het bezoek aan theater en opera afgenomen, terwijl de prijzen omlaag zijn gegaan. De musea, met name de 17 grootste, blijven het goed doen.
Dat er geen eenduidig beeld uitkomt, is nu al duidelijk.

Op 25 november wordt dit onderzoek gepresenteerd en zal duidelijk zijn welke conclusies we eruit kunnen trekken.

We hebben dit onderzoek laten doen om inzicht te krijgen in de verschillende effecten van de economische crisis op de cultuursector. 
Maar ook om erachter te komen of er trends zijn (zoals bijvoorbeeld digitalisering) die de cultuursector dusdanig veranderen dat een verandering van het beleid nodig is.

Dat brengt mij op het volgende.

Uw sector heeft het de afgelopen tijd niet makkelijk gehad. Er is fors bezuinigd en de crisis komt daaroverheen. Maar, dat heb ik al eerder gezegd, ik ben onder de indruk van de veerkracht die podia, gezelschappen, orkesten en musea laten zien.

Er wordt samengewerkt tussen cultuurinstellingen onderling, maar ook tussen gezelschappen en schouwburgen, tussen musea en maatschappelijke instellingen.
Jonge makers en musici zoeken behalve naar de hoogste artistieke kwaliteit, óók heel vanzelfsprekend naar nieuwe publieksgroepen.
En er wordt door de meeste instellingen volop geïnvesteerd in de relatie met het bedrijfsleven, mecenaat en crowdfunding.

Die beweging zal ik de komende tijd verder ondersteunen en stimuleren. Met de Geefwet en de campagne Cultuur, daar geef je om, die vandaag weer nadrukkelijk aanwezig is op de Uitmarkt.

Maar ook in bredere zin. De afgelopen tijd heeft er een gure wind gewaaid in het debat over het belang van kunst en cultuur.
Ik laat in dat opzicht een ander geluid horen. Ik wil de artistieke, maatschappelijke en economische waarde van cultuur voor de samenleving zichtbaar maken. Maar de afname van het maatschappelijk draagvlak hebben overheid én sector wél uitgedaagd om naar zichzelf te kijken.

Daagt ons bestel de cultuurwereld voldoende uit om meer draagvlak te creëren?
Is het cultuurbeleid de afgelopen decennia te sturend geweest?
Hoe vinden we de balans tussen te sterke afhankelijkheid van de overheid en een te marktgerichte benadering van de cultuur?

Ik daag de cultuurwereld en de Kamer de komende tijd uit om met mij over die vragen na te denken.
In november kom ik met een brief over het bestel, die richting moet geven aan dat gesprek.

Laat ik vast één voorbeeld noemen.

Vaak is al gewezen op het gebrek aan samenhang tussen het Rijksbeleid en dat van de lokale en provinciale overheid.
Terwijl je elkaar juist zou moeten versterken. Zeker als je wil dat culturele instellingen en kunstenaars onderling beter met elkaar gaan samenwerken, dan mogen verschillende financieringsstromen en beleid elkaar natuurlijk niet in de weg staan. We moeten ervoor zorgen dat landelijk en lokaal beleid als puzzelstukken in elkaar vallen.
Die strategische samenwerking tussen landelijk en lokaal cultuurbeleid is dus een belangrijke ambitie.

Een ander voorbeeld waarmee het cultuurbeleid zich sterker kan manifesteren, is de samenwerking met andere publieke domeinen in de samenleving.
Zo liggen er kansen in de samenwerking met de sportwereld.

Sport en cultuur dragen bij aan maatschappelijke doelen als gezondheid en welzijn.
Op dit moment al werken toegepaste kunstenaars mee aan betere voorzieningen in de ouderenzorg.
De sportwereld zet vaak ambassadeurs in om maatschappelijke problemen te helpen oplossen.
Hoe staat de cultuurwereld daartegenover? Daarover zou het gesprek tussen de sportwereld en de cultuursector kunnen gaan.

En ik denk ook aan samenwerking van cultuurbeleid met de wetenschap.
Wat hebben wetenschappers en kunstenaars gemeen? Ze kijken met een afstand naar ontwikkelingen in de samenleving. Denken daarover na en geven daar vorm aan. Waarom in dat opzicht niet de krachten bundelen?

De KNAW neemt het initiatief voor een Academie voor de kunsten, bijvoorbeeld om met de cultuurfondsen na te denken over
het creëren van meer draagvlak voor de maatschappelijke, artistieke en economische waarde van cultuur.

In november hoort u hier meer over.

Dames en heren,

Na het debat hier lopen we straks Paradiso uit. Om ons heen zien, horen en beleven we de laatste fase van de  Uitmarkt. En het komende jaar zullen talloze kunstenaars, makers en gezelschappen weer krachtig laten zien wat ze voor de wereld betekenen en de samenleving voor hen.

Ik werk ondertussen verder aan een krachtig cultuurbeleid om die beweging zo goed mogelijk te stimuleren.
Daar hebben we uw inzicht en verbeeldingskracht bij nodig.
Ik reken op u.

Laat ik u tot slot een heel goed begin van het culturele seizoen toewensen.