Toespraak Bussemaker bij opening hogeschooljaar bij InHolland, Amsterdam

Minister Bussemaker opende op woensdag 4 september het hogeschooljaar bij InHolland in Amsterdam.

Beste studenten,
docenten en medewerkers,
bestuurders,

Allereerst hartelijk dank voor de uitnodiging om hier vandaag te zijn, bij de opening van het hogeschooljaar.

Doekle zei net al: de opening van het jaar is een goed moment om de balans op te maken.
Om met elkaar te bepalen waar je staat als hogeschool.
En te reflecteren op waar je naar toe wil.

Voor InHolland zijn dat niet zomaar vragen.

De afgelopen jaren heeft jullie hogeschool een soort wedergeboorte doorgemaakt.

Niet alleen InHolland is daar sterker uitgekomen.
Nadat de rook was opgetrokken, zijn álle hogescholen zich meer bewust geworden van hun verantwoordelijkheid richting studenten en de samenleving.
De verantwoordelijkheid om te zorgen voor goed onderwijs. En voor diploma’s die op de arbeidsmarkt  werkelijk van waarde zijn.

Het is niet vanzelfsprekend dat het zo gegaan is.
De balans had voor InHolland net zo goed door kunnen slaan naar de andere kant. Maar dat is niet gebeurd.
En jij, Doekle, hebt daarin in belangrijke mate het verschil gemaakt. Daar wil ik graag even bij stilstaan, voor ik verder ga.

In 1997 was ik op Harvard University toen Madeleine Albright daar de Commencement Adress hield – zeg maar dé speech bij de diplomauitreiking van een lichting studenten.
Heel indrukwekkend.
Aan het einde van haar speech sprak ze de studenten aan op hun verantwoordelijkheid om niet de gevangenen te zijn van de geschiedenis, maar die geschiedenis eigenhandig vorm te geven.

Ze zei:

There is no certain roadmap to success, either for individuals or for generations.
Ultimately, it is a matter of judgement, a question of choice
.”

In mijn eigen woorden: we kunnen met de kennis van vandaag nooit zeker weten of we morgen exact het goede zullen doen. Maar niets doen, of ons terugtrekken, is altijd de slechtste optie.

Mensen die het verschil maken, zijn degenen die in verbinding staan met de wereld om hen heen.
Actief, alert en betrokken.

Doekle, jij hebt de afgelopen twee jaar de toon gezet voor meer inhoudelijk besturen.
Je hebt je gericht op samenwerking in plaats van op concurrentie.
En dat InHolland weer bloeit, heeft in mijn visie veel te maken met dat jij - samen met anderen - steeds hebt ingezet op verbinding.
Verbinding met studenten.
Tussen collega’s.
En met bedrijven en organisaties in de regio’s waar InHolland gevestigd is, zoals hier in Amsterdam, waar wij beiden – ik vanuit de HvA – samenwerkten, in plaats van apart.
De KNSB heb je verlaten, maar gelukkig ben je bij InHolland gebleven!

Dames en heren,

Een hogeschool bestaat niet in een vacuüm.

Het is een onderwijsinstelling die in open verbinding staat met haar omgeving.
Want er in de wereld om ons heen gebeurt en wat daarbij de grote opgaven zijn, staat niet los van wat er komend jaar op InHolland wordt onderwezen en onderzocht.

Jullie project ‘Wij InHolland’ laat dat prachtig zien. Het laat zien dat studenten die ontwerpen, creëren en uitvinden, dat niet alleen voor zichzélf doen. Maar dat ze de wereld beter kunnen maken met hun kennis, vaardigheden, onderzoekende houding en slimme ideeën.

En volgens mij is dát de opdracht van de hogeschool van de toekomst: het opleiden van praktische professionals met een onderzoekende houding.
Mensen die kennis hebben, maar ook een visie op waar het in de beroepspraktijk over gaat.
Die hebben geleerd om te reflecteren op wat er in de samenleving speelt.
En die weten hoe ze daar in hun werk mee om moeten gaan.

Dat is waar ik het vandaag over wil hebben.

Veel hbo'ers zijn doeners. Dat sluit aan bij de eisen van de werkvloer, waar ze vaak in situaties terechtkomen die om een snelle en praktische oplossing vragen. Maar het heeft ook een keerzijde.

Lector Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening  Lia van Doorn van Hogeschool van Utrecht zei daarover: 

“Die slagvaardigheid is hun kracht, maar het is ook een valkuil. Want vaak is reflectie nodig, het afwegen van belangen, het overdenken van keuzemogelijkheden. Het risico bestaat dat bijvoorbeeld hulpverleners uit zelfbehoud wegkijken van de lastige dilemma’s.”

Overigens zijn er meer lectoren die zich met dit thema bezighouden, ook hier bij InHolland. Bijvoorbeeld Daan Andriessen, tot voor kort lector hier en voorzitter van de commissie Gedragscode Praktijkgericht Onderzoek.
En Guido Walraven, die ooit zei dat “huidige en toekomstige professionals over het muurtje van hun professie moeten kunnen kijken.”

Die houding, die bewustwording, dat leren omgaan met maatschappelijke thema’s en spanningen, zal de komende jaren alleen maar belangrijker worden.

De arbeidsmarkt zal in de toekomst om andere vaardigheden vragen van afgestudeerden.
Studenten zullen andere eisen stellen aan docenten.
En de impact van ICT zal de wereld om ons heen de komende jaren alleen meer verder en sneller doen veranderen.

Afgelopen juni publiceerde het CPB een rapport over Nederland in 2040.
De centrale vraag daarin is, hoe we dan ons geld verdienen.

Het rapport schetst een beeld van de toekomst van de Nederlandse economie, die zal vallen of staan met een combinatie van slimme mensen en sterke steden.

Technologie is daar ook de komende decennia de stuwende kracht in.

Door technologische ontwikkelingen raken productieprocessen steeds verder ontvlecht.
Het is goed mogelijk dat specialisten van over de hele wereld straks samenwerken in virtuele teams.
Multinationals zullen op steeds meer verschillende locaties produceren.
En Westerse landen zullen zich steeds meer specialiseren in hoogwaardige productie en zakelijke dienstverlening, bijvoorbeeld op het gebied van financiën en pr.

Een voorbeeld: de productie van de Boeing 787 Dreamliner vindt nu al voor 70% plaats bij 43 verschillende bedrijven op 135 locaties over de hele wereld, aangestuurd vanuit een één wereldwijd coördinatiepunt.

In deze dynamiek blijft kennis de komende dertig jaar de sleutel voor een succesvol Nederland.

Kennis zal steeds meer een manier worden om met elkaar de wereld beter te maken,
om waarde en welzijn te creëren,
en om te beantwoorden aan de belangrijke maatschappelijke vragen.

Om dat werkelijk goed te kunnen doen, moeten we kennis niet alleen produceren, maar ook zorgen dat het kan stromen. Kennis moet circuleren. Via mensen, in een open verbinding met de samenleving.

Dat betekent dat het zowel gaat om het kunnen toepassen van kennis, als om het kunnen combineren van kennis in bestaande en nieuwe situaties.
Zowel om nieuwe kennis uit onderzoek, als om kennis van mensen uit de praktijk.
Zowel om kennis zelf, als om de mensen die er mee omgaan.

Dat betekent dat hogescholen moeten kunnen inspelen op deze ‘vloeibare samenleving’, in nauwe samenspraak met de beroepspraktijk.

De Centres of Expertise zijn daar een vorm voor; InHolland participeert in het Centre of Expertise Creatieve Industrie van de HvA. En is partner van de Avans Hogeschool in het Centre of Expertise Biobased Economy.

En ook het praktijkgericht onderzoek draagt eraan bij.
Denk aan de RAAK projecten. De verbinding die je daar ziet tussen de hogeschool en de beroepspraktijk, zorgt dat je niet op verschillende speelvelden met dezelfde vragen bezig bent, maar door uitwisseling van elkaar leert. Wat vervolgens weer een impuls is voor een betere aansluiting.

Dat is belangrijk. Want de ontwikkelingen die ik net noemde, vragen óók om een steeds hoger opgeleide beroepsbevolking.

De professional van de toekomst is iemand die flexibel kan inspelen op permanent veranderende processen, wisselende taken en teams, steeds een ander project. En die kennis zó weet in te zetten, dat hij een bijdrage levert aan maatschappelijke vraagstukken.

Voor hogescholen, maar ook voor universiteiten, kan hierbij een belangrijke impuls zijn, dat onderwijs de komende jaren steeds opener zal worden. Ook in die transitie speelt technologie een grote rol.

Een ontwikkeling die op dit moment een enorme vlucht neemt zijn MOOc’s: massive open online courses, die enorm veel nieuwe mogelijkheden bieden en het onderwijs voor steeds meer mensen toegankelijk zullen maken.

Hoorcolleges voor alle eerstejaars bedrijfseconomie hoeven niet per se op dinsdagochtend om kwart over negen plaats te vinden en studenten hoeven er niet per se fysiek bij aanwezig te zijn.

Studenten kunnen kiezen welke vakken ze volgen aan welke instellingen. En zo een opleiding samenstellen die optimaal aansluit bij hun behoeften en wensen, en die hen tegelijkertijd traint in de de flexibiliteit die van hen gevraagd zal worden op de arbeidsmarkt.

Docenten kunnen op hún beurt de MOOC van een internationale topdocent als huiswerk opgeven, en hun eigen contacturen gebruiken om de stof actief en gericht te verwerken. Flipping the classroom, dus.
Of zélf een MOOC online zetten, en daarmee niet alleen hun eigen studenten bereiken, maar in potentie miljoenen studenten wereldwijd.
En ten slotte geeft deze ontwikkeling opleidingen de mogelijkheid om zich te specialiseren in de vakken waar ze excellent in zijn.

Als we kijken naar de Khan Academy, die zich in India met name richt op basisschoolleerlingen, maar over de hele wereld meer dan zes miljoen gebruikers heeft en 3300 video’s online heeft staan, dan kunnen we niet anders dan concluderen dat ons nog een enorme doorbraak staat te wachten.

Maar er moet nog wel wat gebeuren voor we die belofte waar kunnen maken.

Denk aan de kwaliteitscontrole.
Of hoe de hogeschool contact kan houden met studenten en tussen studenten onderling.

Het roept ook praktische vragen op.
Gaat u investeren in nieuwe gebouwen?
Of kunt u dat geld beter gebruiken om online colleges en online feedback van docenten te ontwikkelen?
Ten slotte denk ik dat we ons niet moeten blindstaren op een onderwijsvorm die qua didactiek vaak leunt op het oude model van massale hoorcolleges.

Het is wél zo, dat juist vanwége alle mogelijkheden van open acces, MOOc’s en flipping the classroom,
lectoren en docenten zullen moeten nadenken over hun toegevoegde waarde.

De opkomst van de MOOc’s zou wel eens een mooie aanleiding kunnen zijn voor hogescholen om zich te bezinnen op de rol van hun docenten ten opzichte van studenten.

Een digitaal college, hoe goed ook, zal de discussies tijdens colleges of het spreekuur van de docent nooit kunnen vervangen. Mits er in die interactie ook echt wat gebéurt.

Als flipping the classroom écht een 180 graden omdraaiing is, 
als docenten en lectoren met liefde en aandacht hun kennis overdragen aan hun studenten én hen helpen te worden wie ze zijn door vragen te stellen en naar antwoorden te luisteren…

dan kunnen docenten juist vanwége de opmars van digitaal onderwijs een enorm belangrijke gidsfunctie hebben.

Het is immers de interactie tussen docenten en student die leren naar een hoger plan brengt. Voor de computer is een zes een zes. Maar het is de docent die kan bepalen of die zes een groot compliment waard is, of dat het gemakkelijk een acht had kunnen zijn. En die daarmee bijdraagt aan de vorming van haar studenten. En zo het verschil maakt.

Dames en heren,

Verandering, flexibiliteit en diversiteit zullen de komende jaren onze samenleving en daarméé ook de hogeschool kleuren en het ritme ervan bepalen.

Steeds meer studenten met verschillende culturele achtergronden zullen hier komen studeren – INHolland heeft daar al veel ervaring mee.
Het onderwijs zal niet langer tijd- en plaatsgebonden zijn.
En crossovers tussen verschillende vakgebieden zullen eerder regel dan uitzondering worden.

Juist vanwege al die flexibiliteit en verandering, hebben mensen ook een constante nodig. Een ankerpunt.

Als mensen houden we van helderheid en overzichtelijkheid.

Maar onze samenleving en economie zullen er in de toekomst heel anders uit zien.

Dat geeft hogescholen in feite een dubbele opdracht.

Zoals ik net al zei: hogescholen moeten zorgen voor een goede verbinding tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Opleiden voor een flexibele carrière, die meer en meer zal bestaan uit een verzameling taken die steeds veranderen.
Maar daarnaast gaat het op een hbo-opleiding net zo goed om de vorming van studenten als zelfstandig denkende, kritische geesten. Mensen die zich bewust zijn van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Behalve kennis, zullen hogescholen studenten ook de brede bagage moeten meegeven, om goed om te gaan met waardeconflicten en morele dilemma’s die ze later in hun werk tegenkomen.

Wie in de Jeugdzorg werkt, moet niet alleen kennis hebben van pedagogiek, maar ook een visie hebben op hoe je onderscheid maakt tussen opvoeden en verwaarlozen, en daarnaar kunnen handelen.

Wie voor de klas staat, moet kinderen niet alleen leren lezen en rekenen, maar ook om kunnen gaan met verschillende culturele achtergronden van zijn leerlingen.

Een stedenbouwkundig ontwerper moet niet alleen weten hoe ze bouwkundig gezien een cultureel centrum moet ontwikkelen, maar ook ideeën hebben over sociale samenhang in wijken.

Dames en heren,

De delta die u op dit plaatje ziet, is de Lenadelta in Siberië.
45.000 vierkante kilometer groot – dat is even groot als Nederland. Van bovenaf ziet het er uit als een doolhof van land en water. Maar reken maar dat elk stroompje in die gigantische delta, een bedding heeft.
En elke bedding is in feite het ankerpunt van elke waterdruppel in die enorme rivier.

Dus als ik het heb over kenniscirculatie, bedoel ik niet alleen de stroom, maar ook de bedding.

Kennis krijgt pas waarde en betekenis als wij het verbinden met maatschappelijke opgaven en uitdagingen.
Vanuit normbesef, verantwoordelijkheid, en een visie op hoe we vanuit onszelf kunnen en willen bijdragen aan een betere wereld.

Aan het begin van mijn speech haalde ik Madeleine Albright aan, die zei dat er niet één pad is voor succes.
Maar dat het uiteindelijk neerkomt twee zaken.
Op oordeelsvorming.
En op de moed om de juiste keuzes te maken.
Dat is iets wat we moeten leren. De ontmoeting tussen mensen, de mogelijkheid voor uitwisseling en debat, is daarbij wezenlijk. En de hogeschool is een fantastische plek om die ontmoeting te faciliteren.

Want alleen in verbondenheid met anderen, ontwikkel je als mens het diepe besef dat je jouw kennis en capaciteiten altijd gebruikt in relatie tot anderen. Of je nu IT-consultant wordt of hulpverlener, leraar of luchtvaarttechnicus, verpleegkundige of facility manager.

Ik dank u wel voor uw aandacht.
En ik wens u veel wijsheid en inspiratie toe in dit nieuwe collegejaar.