Teeven breidt spreekrecht slachtoffers verder uit

Het spreekrecht voor slachtoffers van misdrijven wordt aangevuld. Straks kunnen slachtoffers op de terechtzitting ook zeggen wat ze vinden van (bijvoorbeeld) de schuld van de verdachte, het bewijs dat in de strafzaak is verzameld en wat de straf zou moeten worden. Dit staat in een wetsvoorstel van staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie dat vandaag voor advies naar verschillende instanties is gestuurd. Tot nu toe kunnen slachtoffers zich alleen uitlaten over wat het strafbare feit voor hen persoonlijk heeft betekend.

Ook kunnen nabestaanden van slachtoffers van ernstige verkeersovertredingen straks een beroep doen op het Schadefonds Geweldmisdrijven. Naar verwachting komt dat neer op zo’n 50 tot 100 zaken per jaar. Hiervoor is  binnen het reguliere budget ruimte gevonden.

Beide maatregelen vloeien voort uit het regeerakkoord. Bij de laatste wetswijziging verruimde staatssecretaris Teeven het spreekrecht van nabestaanden en introduceerde hij een nieuwe kring van spreekgerechtigden voor personen die vanwege hun jonge leeftijd of fysieke toestand niet in staat zijn om zelf van het spreekrecht gebruik te maken.

Het wetsvoorstel van de bewindsman betekent een aanvulling van  het spreekrecht. Maar wel een, die belangrijke gevolgen heeft voor de positie van het slachtoffer in het strafproces. Het bestaande spreekrecht biedt het slachtoffer de mogelijkheid om ononderbroken en zonder ondervraging zijn verhaal te doen over de gevolgen die het misdrijf voor hem of haar persoonlijk heeft (gehad).

Bij de voorgenomen uitbreiding ligt dit anders: als het slachtoffer op zitting een verklaring aflegt, die belastend is voor de verdachte, moet de verdachte de gelegenheid krijgen om deze verklaring te betwisten en het slachtoffer daarover vragen te stellen. Het slachtoffer wordt dan als getuige beëdigd.

De staatssecretaris wil daarom een duidelijk onderscheid maken tussen het bestaande spreekrecht en de nu voorgenomen uitbreiding, die adviesrecht wordt genoemd. Dit adviesrecht stelt het slachtoffer in staat  zich uit te laten over de beslissingen die de rechter in de strafzaak moet nemen, zoals het bewijs van het feit, de schuld van de verdachte en de hoogte van de straf.

Het slachtoffer kan tijdens de zitting gebruik maken van zijn spreekrecht en zijn adviesrecht, maar het hoeft niet. De rechter, die de regie heeft tijdens de zitting, zal aan het slachtoffer aangeven wanneer het spreekrecht overgaat in het adviesrecht. Het slachtoffer wordt daar tevoren ook al op voorbereid door Slachtofferhulp Nederland en de officier van justitie. Het adviesrecht kan ook worden uitgeoefend door nabestaanden en andere personen aan wie het spreekrecht is toegekend.

Overigens blijft het slachtoffer procesdeelnemer en wordt hij geen zelfstandige procespartij. Ook is er voor hem geen rol weggelegd als zogeheten Nebenklager; het Openbaar Ministerie blijft de baas over de vervolging. De voorgestelde uitbreiding van het spreekrecht kan binnen de huidige structuur van het strafproces vorm krijgen. Het adviesrecht biedt het slachtoffer de mogelijkheid om zich uit te laten over de straftoemeting, maar het is niet nodig daarvoor een “tweefasenproces” in te voeren, zo blijkt uit een onderzoek naar de voor- en nadelen daarvan.

Het belangrijkste voordeel van een adviesrecht is dat het slachtoffer in ruimere mate dan nu het geval is, kan deelnemen aan het strafproces. De keerzijde daarvan is dat een mogelijk nadeel (het risico opnieuw slachtoffer te worden, bijvoorbeeld als gevolg van een harde ondervraging door de advocaat van de verdachte) niet kan worden uitgesloten, maar wel beperkt, door het slachtoffer deugdelijk op deze mogelijkheid voor te bereiden.

Verder laat de staatssecretaris vandaag ook in een brief aan de Tweede Kamer weten dat slachtoffers van ernstige misdrijven straks kunnen aangeven of de officier van justitie een poging moet ondernemen de verdachte op zitting aanwezig te laten zijn. Op die manier kan beter tegemoet worden gekomen aan de specifieke behoeften van slachtoffers, zonder ervan uit te gaan dat alle slachtoffers prijs stellen op een directe confrontatie met de verdachte. De brief is een reactie op een motie van mevrouw Helder en de heer Van der Steur, met het verzoek  om een verschijningsplicht in te voeren.

De bewindsman ziet af van de invoering van een verschijningsplicht, omdat hij wil voorkomen dat de rechtspraak wordt belast met extra werkzaamheden, waarvan niet duidelijk is dat zij aan alle slachtoffers ten goede komen. Hij past wel zijn beleid aan. Medewerkers van Slachtofferhulp Nederland en officieren van justitie zullen vragen naar de mening van het slachtoffer over de aanwezigheid van de verdachte.

Het staat de verdachte - in beginsel - vrij zelf te kiezen of hij aanwezig wil zijn op de zitting. Wel kan de rechter bevelen dat de verdachte moet verschijnen als hij dat voor de behandeling van de zaak nodig vindt. Sommige slachtoffers willen - als zij gebruik maken van hun spreekrecht - de verdachte recht in de ogen zien. Anderen willen juist geen confrontatie.