Toespraak minister Opstelten bij inontvangstneming rapport Teldersstichting "De legitimiteit van de rechterlijke macht"

Toespraak door minister Opstelten (VenJ) bij inontvangstneming rapport van de Teldersstichting “De legitimiteit van de rechterlijke macht. Ideeën voor behoud en versterking”, 11 november 2013.

Goedemiddag dames en heren,
Vandaag is het de 11de van de 11de.  Elf is het gekkengetal. In het zuiden van ons land begint op deze dag de carnavalstijd, met de eerste vergadering van de Raad van Elf. Hier in Den Haag houdt de Teldersstichting het bij een paneldiscussie met - als ik het programma goed gelezen heb - een Raad van Zes.

Dank voor dit rapport. Ik heb het al mogen inzien en ik moet zeggen: lang niet gek! Het geeft een gedegen definitie van vertrouwen en legitimiteit en van de kernwaarden van de rechterlijke macht. En het analyseert nauwkeurig de ontwikkelingen die daarop van invloed zijn.

Laat ik beginnen met de belangrijkste conclusie van deze studie: er is geen legitimiteitscrisis in de rechterlijke macht. Ik ben uiteraard blij met deze conclusie, ik had ook niet anders verwacht. De rechtspraak in Nederland is immers van hoge kwaliteit en de cijfers bewijzen het. In internationale vergelijkingen scoren we steevast goed en dat wordt bevestigd door de uitkomsten van klantwaarderingsonderzoeken. Maar..ik besef heel goed dat legitimiteit en vertrouwen niet meer zo vanzelfsprekend zijn als voorheen. Er wordt veel over gesproken, geschreven, gedebatteerd, het is onderwerp van discussie. Op onze lauweren rusten en lijdzaam afwachten is dan ook geen optie.  Vertrouwen moet onderhouden worden.

Uit onderzoek van mijn ministerie blijkt dat vertrouwen in de rechtspraak afhankelijk is van factoren als bejegening, communicatie en transparantie, maar ook van kwaliteit, doorlooptijden, toegankelijkheid en van uniforme, eenvoudige procedures. Die punten komen dan ook terug in het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI), een gezamenlijk product van de Rechtspraak en Veiligheid en Justitie, dat momenteel in uitvoering is.
KEI is slechts één van de instrumenten waarmee we gestalte geven aan een kernthema van VenJ: “Bestendiging en versterking van de rechtsstaat”. We zijn daar volop mee bezig en bij de verdere invulling hiervan kunnen de aanbevelingen van uw rapport goede diensten bewijzen. Wat u schrijft over bijvoorbeeld mediation, de gerechtelijke organisatie en het herstelrecht in het strafrecht, beschouw ik als ondersteuning van mijn beleid.

Vanmiddag is er een paneldiscussie en, als wederdienst voor dit mooie rapport, wil ik u daarvoor graag wat suggesties meegeven. De eerste betreft uw aanbeveling om een omvangrijk experiment te starten met lekenrechtspraak.
De werkgroep vindt dat het voor de legitimiteit van en het vertrouwen in de rechtspraak belangrijk is dat de rechtspraak in verbinding staat met de samenleving en zich rekenschap geeft van wat daar speelt. Ik ken niemand die dat zou willen bestrijden. En al helemaal niet bij de rechtspraak. Die investeert volop in verbetering van de communicatie, transparantie en verantwoording, waarbij ze ook kijken naar het functioneren van rechtspraak en rechters. Ze willen onder meer valse beeldvorming voorkomen. Er mag niet de indruk ontstaan dat men daar “elkaar de hand boven het hoofd houdt”. Vandaar bijvoorbeeld de uitbreiding van de mogelijkheden om disciplinaire maatregelen op te leggen.

Ook in de dagelijkse praktijk richt de rechter zich steeds sterker op wat de burger werkelijk nodig heeft door aan te sluiten bij wat partijen in een geding wezenlijk verdeeld houdt. Maar ik betwijfel of lekenrechtspraak hier een substantiële verbetering kan brengen en ook de werkgroep zelf zegt dat daarvoor geen bewijs is. Ik heb geen principiële bezwaren tegen lekenrechtspraak maar ik zie onvoldoende reden om die in Nederland te introduceren. We beschikken over kwalitatief hoogwaardige rechtspraak en er is geen sprake van een vertrouwenscrisis. Overigens kwam mijn voorganger in 2007, naar aanleiding van het rapport van professor De Roos en op basis van burgeronderzoek, tot dezelfde conclusie.

Ik kan natuurlijk niet voor de rechtspraak spreken, maar gezien de uitdagingen waar die nu voor staat – ik denk aan de herziening van de gerechtelijke kaart en de vernieuwingsagenda ‘Kwaliteit en Innovatie’ – lijkt het me niet verstandig om kostbare tijd en energie te steken in een grootschalig experiment met lekenrechtspraak.

Dan de tweede aanbeveling: over onderzoek naar de culturele pluriformiteit binnen de gerechtelijke macht. De werkgroep constateert dat er, in verhouding tot andere overheidssectoren, weinig niet-westerse allochtonen werkzaam zijn in de rechterlijke macht. Ook de rechtspraak zelf hecht belang aan een gedifferentieerde samenstelling omwille van haar herkenbaarheid en haar gezag. Zo konden onlangs in het programma  “Brug naar de Top” ruim 100 bi-culturele rechtenstudenten informeel met de Rechtspraak kennismaken. Dit soort projecten zorgt wel voor meer diversiteit binnen de rechterlijke organisatie, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat spectaculaire resultaten uitblijven waar het rechters en raadsheren betreft. Oorzaak is onder meer dat studenten het niet prettig vinden geselecteerd te worden op hun etnische achtergrond. Dat is op zichzelf positief: ik zie dat als een teken van emancipatie en integratie. Maar het maakt het wel moeilijk om diversiteitsbeleid te voeren. Ik geloof niet dat grootschalig onderzoek hier tot andere inzichten leidt. Het lijkt me een te zwaar middel.

De derde aanbeveling: een experiment waarbij het strafproces in twee fasen wordt opgeknipt: met daaraan gekoppeld een uitgebreid spreekrecht voor het slachtoffer in de tweede fase Versterking van de positie van het slachtoffer is een van de prioriteiten van dit kabinet. Uitbreiding van het spreekrecht van slachtoffers van ernstige misdrijven hoort daarbij. We willen aan het huidige spreekrecht een adviesrecht toevoegen, zodat het slachtoffer zich kan uiten over de strafmaat en over de bewijsvoering. Dit aparte adviesrecht maakt het voor alle procespartijen duidelijk op welk moment het slachtoffer spreekt over zaken die op de verdachte betrekking hebben. Invoering van een tweefasen-proces is daarvoor niet nodig. Dat is ook de conclusie van de Rijksuniversiteit Groningen die hiernaar onderzoek deed. We hebben daarom gekozen voor de constructie spreekrecht plus adviesrecht. Ook al omdat invoering van het tweefasen-proces gepaard zou gaan met aanzienlijke kosten.

Dames en heren,
Ik hoop dat ik met deze korte reactie een bescheiden bijdrage heb kunnen leveren aan de ongetwijfeld levendige discussie van vanmiddag. Gelet op de deelnemers heb ik daar alle vertrouwen in. Helaas moet u het dan doen zonder mijn aanwezigheid - in fysieke zin. In gedachten ben ik natuurlijk bij u. Ik wens u een vruchtbare bijeenkomst.