Uitreiking Joke Smit-prijs

Op vrijdag 22 november 2013 reikte Minister Bussemaker de Joke Smitprijs uit. Bij die gelegenheid hield ze een toespraak.

Uitreiking Joke Smitprijs

Dank voor de terugkoppeling van zojuist.
Dat geeft inspiratie en energie.
Heel goed.
Want net als de kracht van vrouwen ruimte nodig heeft,
heeft emancipatie onderhoud nodig.

Daarom zei ik dit voorjaar, dat het belangrijk is dat vrouwen financieel onafhankelijk zijn van hun partner.
Dat ze voor zichzelf kunnen zorgen.
En dat ze hun eigen ontwikkeling en hun financiële toekomst serieus nemen.

[korte pauze]

“Er zijn wel eens mensen die tegen mij zeggen: geloof je nu heus dat vrouwen zich gelukkiger zullen voelen als ze werken en geëmancipeerd zijn? Mijn antwoord is: daar weet ik niets van. En daar gaat het ook niet om.”

Dit zijn niet mijn eigen woorden, maar die van Joke Smit.
Ze schreef dit ruim 45 jaar geleden.
In 1967, in haar artikel ‘Het onbehagen bij de vrouw’.

In die tijd zat negentig procent van de getrouwde vrouwen thuis.
Zoals mijn oma. Zij studeerde bouwkunde, maar is nooit gaan werken omdat ze trouwde en kinderen kreeg. Haar man – mijn opa – overleed in de Tweede Wereldoorlog. En mijn oma kwam berooid terug uit Indië. Met drie kinderen, en zonder werk.

Toch was haar situatie niet zo vreemd, als je bedenkt dat dit een tijd was waarin vrouwelijke onderwijzers en ambtenaren ontslagen werden als ze trouwden. Dat overkwam mijn tante, de zus van mijn oma. Zij was een gepromoveerd biologe en deed onderzoek bij de eerste vrouwelijke hoogleraar biologie, Johanna Westerdijk.
Ze was heel getalenteerd, maar moest haar werk opgeven toen ze trouwde.

Ook vrouwen die zwanger werden, werden vaak ontslagen.
Pas in 1976 werd er een wet aangenomen die dat verbood.
Een wet waarvan mijn moeder profiteerde. Zij was thuis toen mijn broer en ik klein waren, maar wilde daarna weer aan het werk. Ze ging aan de slag als analist. Ze had daar veel plezier in. En toen mijn vader met pensioen ging, werkte zij nog altijd.

In onze tijd zijn de kansen van vrouwen en meisjes beter dan ooit.
- 70% van de vrouwen werkt.
- Meer meisjes dan ooit beginnen aan een studie op een hogeschool of universiteit. Dat doen ze hartstikke goed, ze studeren vaker en sneller af dan jongens.
- En hoewel het langzaam gaat, zien we meer vrouwen aan de top van grote bedrijven en instellingen.

Toch is er één hardnekkig fenomeen, waar we in Nederland maar moeilijk los van komen.
En dat is het fenomeen dat de maatschappij de keuze van vrouwen om te werken, nog altijd sterk beïnvloedt.

In haar artikel uit 1967 haalt Joke Smit een enquête aan uit Libelle. Daarin zegt een derde van de getrouwde vrouwen dat ze wel wíl werken. En toch gebeurde dat niet.

Er waren wetten die het tegengingen.
Het was maatschappelijk gezien not-done.
De kinderopvang was niet goed geregeld.
En als je als vrouw hetzelfde verdiende als je man, of meer, dan betaalde je de helft van je salaris terug aan de belasting.

Kortom: niet zozeer vrouwen zélf, maar allerlei maatschappelijke factoren beïnvloedden of vrouwen gingen werken.

Hoe zit dat eigenlijk anno 2013?

Toen ik begin dit jaar vrouwen aansprak op het feit dat ze vaak financieel afhankelijk zijn van hun partner, zeiden veel vrouwen: dat is mijn eigen vrije keuze.

Ik denk, en ik zie het ook om me heen, dat die keuzes vaak niet zo vrij zijn als ze lijken.

Dat het vaak nog altijd de maatschappelijke situatie is, in combinatie met onbewuste en culturele normen, die vrouwen vertelt dat zíj hoofdverantwoordelijk zijn voor de zorg voor de kinderen.
En dat het dús logisch is, dat zij minder werken dan mannen.

Denk aan schuldgevoel.
Denk aan een partner die vanzelfsprekend fullime blijft werken.
Crèche of school, die eerst de moeder bellen als er iets aan de hand is.
Een werkgever die niet vraagt of je meer zou willen werken.
En weinig mogelijkheden om je werk aan te passen aan je privé-omstandigheden.

Cijfers van het SCP bevestigen dit beeld.

Van alle vrouwen die kinderen krijgt, blijft tachtig procent aan het werk. De helft van hen gaat wel minder werken - tegen één op de twintig mannen.
Tegelijk zegt meer dan de helft van de vrouwen die minder dan 25 uur werkt, dat ze meer zou wíllen werken.
Áls ze hun werktijden beter konden afstemmen op hun privéleven.
Áls hun werkgever hen vroeg meer te gaan werken.
En áls ze vaker thuis konden werken.

Voorwaarden waar lang niet altijd aan wordt voldaan.

Vooral in de zorg, de detailhandel, het onderwijs, de overheid en de schoonmaak, zijn werkgevers gewend dat vrouwen in deeltijd werken. Werkgevers zien dat als een privébeslissing, waar zij verder geen rol in hebben. En ze vragen vrouwen dus ook niet of ze meer zouden wíllen werken. Of hoe ze hen tegemoet kunnen komen, bijvoorbeeld met flexibele werktijden.

Daar komt bij, dat de cijfers van het SCP ook laten zien, dat een tijdelijke keuze voor een parttime baan, langdurige gevolgen heeft voor de loopbaan van vrouwen.

Er ontstaat een soort kettingreactie.

Door te kiezen voor deeltijd, stagneert om te beginnen de carrière van vrouwen. Hun werk wordt vaak minder uitdagend.
Daarom hebben veel vrouwen geen zin om meer uren te gaan werken als hun kinderen ouder worden.
Als ze het wél willen, geeft de werkgever vaak niet thuis. En merken vrouwen dat carrière maken bij de meeste werkgevers onbewust en impliciet op ‘de mannelijke manier’ moet. Dat wil zeggen: in de eerste twintig jaar moet er een rechte lijn omhoog zijn. Een vrouw die op haar 45ste haar loopbaan wil voortzetten, krijgt meestal nul op rekest.

Dames en heren,

Joke Smit schreef in 1967: “Een vrouw die in de maatschappij wil blijven of daarin op den duur wenst terug te keren, moet de fatalistische lijn doorbreken, of het aan het plannen slaan.
Want al voelt ze zich nog zo fit, de maatschappij heeft weinig op met mensen die na hun veertigste helemaal opnieuw moeten beginnen.”

[korte pauze]

We zijn nu vijfenveertig jaar verder. Het is tijd dat de keuze voor een parttime baan, de keuze om de focus bij je kinderen te leggen als die nog klein zijn, vrouwen niet de rest van hun werkende leven achtervolgt.

Het kan niet zo zijn dat die beslissing – waar de maatschappij invloed op heeft én van profiteert – tot gevolg heeft dat je daarna voor spek en bonen moet meedoen.
En dat we wéten dat tienduizenden vrouwen meer wíllen werken en economisch onafhankelijk zouden kúnnen zijn. Maar dat we daar geen gehoor aan geven. En hun potentie niet wordt benut.

Joke Smit wilde een samenleving waarin vrouwen én mannen konden werken én zorgen. En ze vergeleek werk met onderwijs.
Ook daarbij gaat het niet primair om de vraag of het je gelukkig maakt.
Het gaat erom, dat werk - net als onderwijs - je in staat stelt je horizon te verbreden.
Je materiële omstandigheden te beïnvloeden.
En je potentie te realiseren.

Kortom: werk maakt krachtig.

Als minister van emancipatie wil ik vrouwen daarom vandaag een boodschap meegeven. Namelijk dat ze geen genoegen hoeven nemen met een cultuurpatroon dat hen in feite stimuleert om hun economische zelfstandigheid op te geven. Een patroon ook, dat hen niet helpt om die onafhankelijkheid later weer op te pakken.

Meer ruimte om een baan te combineren met een gezin, vraagt allereerst een actieve rol van vrouwen zélf.
Om opkomen voor je rechten.
En om het hardop uitspreken van je wensen, thuis en op je werk.
Dat geldt voor jonge vrouwen die financieel zelfstandig zijn, maar dat laten schieten als ze moeder worden. Laten we voorkomen dat zij dezelfde keuzes maken als de generaties vóór hen gedwongen maakten.

Het geldt ook voor de vrouwen die al in deeltijd werken. Zij moeten weten wat dit betekent voor hun economische onafhankelijkheid en financiële toekomst. En wat ze kunnen doen als ze meer willen werken als hun kinderen bijvoorbeeld naar school gaan.

En ja, het geldt ook voor vrouwen die helemaal niet werken. Voor hen wordt het moeilijker om een baan te vinden voor elk jaar dat ze niet werken. Toch is het niet onmogelijk.

Work4women is bijvoorbeeld een uitzendbureau dat bemiddelt voor vrouwen die jaren fulltime voor hun kinderen hebben gezorgd en weer aan de slag willen. Uit een onderzoek van het blad Margriet bleek, dat veel 'thuismoeders' de wens om weer te gaan werken vaak uitstellen. Omdat ze onzeker zijn geworden over hun capaciteiten. Of niet weten hoe ze het moeten aanpakken. Zo ontstond het idee om een apart uitzendbureau voor hen op te richten. Een mooi initiatief, waar ook werkgevers enthousiast over zijn.

[korte pauze]

Voor de drie groepen vrouwen die ik net noemde geldt, dat zij én hun partners de ruimte moeten krijgen om hun werk te combineren met het ritme van hun leven.

Ik zie dat als een brede maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Daarom heb ik ook een boodschap voor werkgevers.

Ik ga werkgevers en gemeenten de komende tijd aanspreken op de belangrijke rol die ze in dit verhaal hebben. Hen erop wijzen, dat ze juist kunnen profiteren van diversiteit op de werkvloer. En van werknemers die op een ontspannen manier werk en zorg combineren.

Flexibele werktijden en verlofregelingen helpen daarbij. En in gesprekken tussen werkgever en werknemer kan de vraag of iemand meer - of, in het geval van mannen, misschien juist minder - wil werken een vast thema zijn. Er zijn hier vandaag werkgevers die daar ervaring mee hebben, en die laten zien dat het kán. Daar ben ik blij mee. Want we doen onszelf als samenleving echt tekort als we de ruimte die mensen – vrouwen én mannen – nodig hebben, niet weten te bieden.

Naast vrouwen en werkgevers spreek ik tot slot ook mannen aan.
Dat vijf procent van de vaders minder gaat werken, tegen vijftíg procent van de moeders, zegt veel over de huidige verdeling van de zorgtaken. En over de manier waarop veel mannen invulling geven aan het ‘partnerschap’ met hun vrouw.

Op deze manier hou je een situatie in stand waarin de vrouw minder verdient dan de man. En dat haar werk om die reden minder zwaar weegt. En zij dús meer zorgt.
Partnerschap betekent volgens mij ook, dat je ieder je ‘fair share’ van de zorg op je neemt. Stellen die dat zo doen zijn, daar vaak heel blij mee.

De komende tijd ga ik in gesprek met vrouwen en mannen, gemeenten en werkgevers.
Over het belang van werk en economische onafhankelijkheid. En wat vrouwen daarbij vooruit helpt, of juist belemmert.

[korte pauze]

Dames en heren, ik rond af met een uitspraak van een van de hoogste bazen van Facebook, Sheryl Sandberg. Zij zet zich in voor vrouwen op de werkvloer en zegt:

“We moeten tevreden zijn met wat we hebben, maar ontevreden met de status quo. Dát is de impuls tot verandering.”

Ik denk dat haar uitspraak prachtig aansluit bij wat u hier vandaag hebt besproken. Én bij alle genomineerden van vandaag.

Dank u wel.