Nederlands voorzitterschap van de Benelux

Bijeenkomst naar aanleiding van het Nederlands voorzitterschap van de Benelux, Nieuwe Kerk Den Haag, 20 februari 2014 [uitgesproken door secretaris-generaal Renée Jones-Bos, bij verhindering van minister Timmermans].

Dames en heren,

Minister Timmermans moet zich helaas verontschuldigen, hij is naar Brussel voor de ingelaste vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie, naar aanleiding van de gebeurtenissen in de Oekraïne. Ik wil u verzekeren dat hij graag in uw midden had willen zijn, maar het is niet anders.

De geschiedenis kan delen en verenigen. In Nederland staan we in deze jaren stil bij tweehonderd jaar Koninkrijk der Nederlanden. Zo gedenken wij dit jaar het tweehonderdjarig bestaan van de Grondwet van 1814. In België en Luxemburg is de aandacht gevestigd op honderd jaar Eerste Wereldoorlog. Dat zijn geen gemeenschappelijke herdenkingen: de herinneringen aan die tijden lopen in onze landen sterk uiteen en hebben in het verleden ook aanleiding gegeven tot scherpe woordenstrijd.

Dit jaar herdenken we gedrieën zeventig jaar D-Day. En op 5 september van dit jaar kunnen we terugkijken op de ondertekening zeventig jaar geleden van de Belgisch-Nederlands-Luxemburgse Douaneovereenkomst, waaruit de Benelux die we vandaag kennen is voortgekomen. In Londen is de grondslag gelegd voor een coördinatie van het financiële en handelspolitieke beleid van drie onafhankelijke staten. In Nederland viel die gebeurtenis op 5 september 1944 overigens niet op, want dat was de dag die in Nederland om compleet andere redenen bekendheid kreeg als “Dolle Dinsdag”: Brussel en Antwerpen waren daags daarvoor op de Duitsers veroverd en iedereen rekende op de spoedige bevrijding van Nederland.

De herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog en de naoorlogse samenwerking die we daarop hebben gebouwd, verenigt onze gedachten. In historisch opzicht is samenwerking tussen onze drie landen niet iets vanzelfsprekends, iets dat pijnloos is gegroeid. Diepe krenkingen en harde slagen zijn eraan vooraf gegaan. Hetzelfde is te zeggen van Europese en andere vormen van internationale samenwerking. Het is een voortdurende oefening, een permanente inspanning en daarmee ook zin een eerbetoon aan de onschuldige mensen die getroffen zijn door de internationale anarchie in de jaren die voorafgingen aan de samenwerking.

De Benelux is een sterk merk in Europa. Het gaf in de beginjaren het startsein voor het wijdere integratieproces in Europa. De douanesamenwerking, de vrijmaking van personenverkeer, het zijn bekende voorbeelden, we weten dat de Benelux de weg heeft gewezen. In de EU is een duidelijk zwaan-kleef-aan effect merkbaar: zodra Benelux met één standpunt komt volgen andere landen vaak. De drie Benelux-landen spreken in New York als groep van drie over de hervorming van Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Daarmee is de Benelux voorbeeld voor landen in Europa die nauwer willen samenwerken, zoals de Baltische landen en de Visegrad-groep (Hongarije, Polen, Slowakije en Tsjechië). Vorig jaar zijn we met de drie Benelux-ministers van Buitenlandse Zaken naar Georgië en Moldavië gegaan. Dit jaar, in het Nederlandse voorzitterschapsjaar, gaan we in het najaar met z’n drieën naar Tunesië. Ook dichter bij huis is de Benelux een bekend begrip: de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen heeft vorig jaar een Benelux-strategie gepubliceerd. Het dichtst bij huis, hier in Den Haag, wordt Benelux als iets van vroeger beschouwd. Bestaat de Benelux nog, hoor je dan. Daar wil Nederland in het jaar van ons voorzitterschap wat aan doen. Want de Benelux is nog steeds van belang, vooral voor grensoverschrijdende samenwerking.

We zijn de afgelopen dertig jaar uit elkaar gegroeid. We kijken niet meer naar dezelfde televisieprogramma’s. Grensoverschrijdende samenwerking is door de federalisering van België ingewikkeld geworden, niet vanzelfsprekend. Benelux-samenwerking kan ons weer dichter bij elkaar brengen. Als Secretaris-Generaal van Laarhoven en zijn mensen concrete, zichtbare resultaten boeken, dan bewijst de Benelux Unie zijn meerwaarde.

Nederland rekent er op dat de drie landen de credits van de behaalde resultaten willen geven aan de Benelux, waarvan wij immers allemaal eigenaar zijn. Het jaarplan 2014 biedt goede aanknopingspunten voor concrete resultaten:

  • Neem grensarbeid. De situatie Ford/Genk – VDL/Born strekt tot voorbeeld: daarbij konden België en Nederland samenwerken om zo het werkgelegenheidsverlies bij de ene autofabriek, te compenseren met aanbod aan de getroffenen van nieuwe werkgelegenheid bij de andere autofabriek.
  • Grensoverschrijdend wegvervoer: er wordt gewerkt aan afschaffen van formaliteiten binnen het grondgebied van de Benelux. We gaan met grotere vrachtwagencombinaties rijden dan die welke de EU-regelgeving mogelijk maakt.
  • We gaan met z’n drieën sociale fraude aanpakken. Vorige week vond de Benelux sociale top plaats. De Benelux-organisatie kreeg daar de opdracht misbruik van de A1-formulieren tegen te gaan. Misbruik van A1-formulieren is nadelig voor onze werknemers en leidt tot oneerlijke concurrentie.
  • We gaan straks een Benelux-verdrag tekenen over bestuurlijke samenwerking aan beide kanten van de grens. Wat dat in de praktijk betekent, zal de burgemeester van Terneuzen straks uitleggen.

Dit voorzitterschap staat niet in het teken van een behoefte aan verreikende visies. Vormden de jaren 1813-1815 een lelijke valse start voor de ontwikkeling van een harmonieuze relatie tussen ons drieën, de ontwikkelingen in de laatste zeventig jaar maken duidelijk dat de geschiedenis geen eindpunt kent. We maken onze toekomst zelf. Wat de Benelux betreft is dat een toekomst die vooral is gestoeld op concrete behoeftes aan praktische samenwerking, nuchter en pragmatisch.

Dank u wel.