Toespraak Teeven op Europese Dag van het Slachtoffer

Toespraak door staatssecretaris Teeven ter afsluiting van het symposium 'Het verschil maken - samenwerken voor slachtoffers van seksueel misbruik'. Den Haag, Hiltonhotel, 21 februari 2014.

Dames en heren,

De Europese Dag van het Slachtoffer lééft! De dag zelf moet nog aanbreken, maar u hebt er al een heel symposium over slachtofferzorg opzitten. Dat noem ik nog eens een voortvarende aanpak van Slachtofferhulp Nederland! Maar eerlijk gezegd verbaast me dat niets; zo kennen we Slachtofferhulp Nederland immers. En niet sinds gisteren, maar al 30 jaar lang! Grote betrokkenheid bij en professionele ondersteuning van het slachtoffer zijn sinds jaar en dag immers belangrijke kenmerken van SHN!

Als bewindspersoon met het slachtofferbeleid in mijn portefeuille, kan ik mijn handen dichtknijpen met zo’n fantastische organisatie, die een belangrijk deel van dat beleid in de dagelijkse praktijk ten uitvoer brengt. En die er mede toe bijdraagt dat 'het slachtoffer'maatschappelijk in de belangstelling en hoog op de agenda blijft staan. 

Bijvoorbeeld door een symposium als dit, met wederom – en ook dat vind ik altijd weer knap - een relevant thema: de zorg voor slachtoffers van seksueel geweld en seksueel misbruik. Want al is het beslist niet zo dat we die slachtoffers nu in de kou laten staan, toch ben ik van mening dat deze categorie slachtoffers nog méér specifieke aandacht verdient – en zeker ook in het strafrecht.

Maar, dames en heren, voordat ik nader inga op slachtoffers van seksueel geweld en seksueel misbruik, wil ik toch even ingaan op het pleidooi van Slachtofferhulp Nederland, om het slachtoffer tot procespartij te maken, zoals dat vanochtend ook ter sprake kwam – en werd ondersteund – in de inleiding van hoogleraar Van Koppen.

Zelf interpreteer ik dit pleidooi vooral als een roep om het slachtoffer serieus te nemen en het niet te betuttelen. Met die roep ben ik het volledig eens; met het pleidooi om het slachtoffer tot procespartij te maken echter niet.

Dat klinkt misschien gek uit mijn mond, maar ik zal u uitleggen waarom. In mijn visie is het slachtoffer ook nu al een procesdeelnemer met stevige rechten in het strafproces. Die positie, aan de versterking waarvan we de afgelopen jaren al hard hebben gewerkt, wil ik verder versterken. Onder andere door de uitbreiding van het spreekrecht met een adviesrecht. Maar - en dat is echt een heel belangrijk punt - ik wil niet zo ver gaan dat slachtoffers een zelfstandig recht op vervolging krijgen. Het opsporen en vervolgen  blijft in mijn ogen toch de verantwoordelijkheid van de overheid. Dat is een zware verantwoordelijkheid, die gepaard gaat met behoorlijke kosten; die mogen we niet afwentelen op slachtoffers zelf. De overheid  is verantwoordelijk voor het strafproces en moet zorg dragen voor de belangen van slachtoffers van criminaliteit in dat proces.

Zeker, aan de ene kant biedt een zelfstandig recht op vervolging het slachtoffer méér mogelijkheden om actief bij te dragen aan het halen van zijn recht. Maar er is ook een keerzijde: het brengt het slachtoffer ook in een kwetsbaarder positie.

En er is nog een tweede, eveneens belangrijke, reden waarom ik er geen voorstander van ben. Het strafbare feit betekent niet alleen een inbreuk op de rechten van het slachtoffer, er is ook een groot maatschappelijk belang verbonden aan het handhaven van de strafwet.

Ook is het nog steeds staand beleid het strafproces in te zetten als ultimum remedium en hebben we te maken met schaarse middelen van opsporingsinstanties en rechtspraak.

Dit alles, dames en heren, vergt mijns inziens een onafhankelijke weging van alle aspecten; het Openbaar Ministerie is in mijn ogen de aangewezen instantie om dit te doen. Heeft het OM besloten om niet over te gaan tot vervolging, dan kan het slachtoffer desgewenst altijd nog invloed uitoefenen op die beslissing via een procedure bij het gerechtshof.

Vorig jaar rond deze tijd heb ik mijn visie Recht doen aan slachtoffers aan de Tweede Kamer heb gestuurd. In die visienota heb ik mijn standpunt in dezen en de afwegingen die ik daarbij heb gemaakt duidelijk uiteengezet: slachtoffers moeten geen zelfstandig recht op vervolging krijgen. En daar sta ik uiteraard nog steeds volledig achter.

Dames en heren, zoals gezegd: het thema van deze dag is de zorg voor slachtoffers van seksueel geweld en seksueel misbruik. Zo meteen zal ik dieper ingaan op een aantal specifieke aandachtspunten. Maar sta mij toe eerst een kleine Tour de Horizon te geven van wat we als overheid momenteel al doen voor slachtoffers van seksueel geweld en seksueel misbruik:

  • Zo hebben slachtoffers van ernstige geweld- en zedendelicten recht op door de overheid gefinancierde rechtsbijstand.
  • Het lukt ons al steeds beter om in de rechtszaak tegen de verdachte óók tegemoet te komen aan specifieke wensen van slachtoffers. Een mooi en aansprekend voorbeeld vind ik zelf de Amsterdamse zedenzaak, waar ouders van de misbruikte kinderen het recht kregen om het woord te voeren op de zitting. Dat gaf een indringend beeld van de impact die het misbruik had, zowel op de kinderen zelf, als op het gezin en de omgeving.
  • Om met die specifieke wensen en behoeften van slachtoffers van ernstige misdrijven structureel beter rekening te kunnen houden, ontwikkelen we momenteel een instrument waarmee we die individuele noden goed in kaart kunnen brengen. Zijn er bijvoorbeeld zaken waarmee politie, officier of rechter rekening moet houden bij het getuigenverhoor van het slachtoffer? Heeft het slachtoffer behoefte aan een locatie- of contactverbod voor de verdachte, of de veroordeelde dader? De ontwikkeling van zo’n instrument vloeit voort uit de Richtlijn van de Europese Raad en het Europees Parlement, met minimumnormen voor de rechten, ondersteuning en bescherming van slachtoffers. Die Richtlijn, die nog andere specifieke maatregelen voor slachtoffers van seksueel geweld bevat, treedt eind 2015 in werking. Met de voorbereidingen liggen we goed op schema.
  • Slachtofferhulp Nederland vervult al een belangrijk deel van die specifieke behoeften – met name via het casemanagement voor slachtoffers van ernstige gewelds- en zedendelicten. Die intensieve begeleiding begon in 2010 als een pilot. Ze sloeg zo goed aan dat al twee jaar later werd besloten om casemanagement structureel op te nemen in het dienstverleningspakket van Slachtofferhulp. Daarmee behoort Nederland op dit onderdeel tot de koplopers van Europa – en daar mogen we best trots op zijn!
  • En sinds vorig jaar september kennen we natuurlijk ook de speciale financiële regelingen voor slachtoffers van seksueel misbruik in jeugdzorginstellingen en pleeggezinnen. Slachtoffers die een aanvraag indienen kunnen praktische en emotionele ondersteuning krijgen van Slachtofferhulp Nederland; het Schadefonds Geweldsmisdrijven voert de regelingen uit.

U hoort het, dames en heren: voor slachtoffers van seksueel geweld en seksueel misbruik doen we in Nederland al behoorlijk veel. En toch denk ik dat het nog beter kan. Want zedendelicten hebben een aantal kenmerken, die ze anders maken dan andersoortige delicten – en die daarom een heel specifieke aanpak vergen.

Neem het aangiftepercentage. Dat blijkt bij deze doelgroep opvallend laag. Minder dan één op de tien slachtoffers van een zedendelict stapt naar de politie. Dat is al niet veel, maar van die slachtoffers die naar de politie stappen, doet ook nog lang niet iedereen aangifte. Uiteindelijk, zo weten we uit onderzoek, doet slechts 3 procent van alle slachtoffers van aanranding of verkrachting aangifte – het spreekwoordelijke topje van de ijsberg!

Daar kunnen verschillende redenen voor zijn: het slachtoffer is nog jong, het voelt zich geïntimideerd, schaamte kan een rol spelen, of angst voor represailles. De dader kan een familielid zijn, iemand van wie het slachtoffer  afhankelijk is. Of het slachtoffer is bang niet serieus genomen te worden... Hoe dan ook: dat lage aangiftepercentage zorgt ervoor dat een groot deel van de slachtoffers niet in beeld is bij politie en justitie. Dat maakt een succesvolle aanpak van het delict lastig. En – erger nog – het vergroot de kans op herhaling van het delict. Kortom: we moeten proberen de aangiftebereidheid van zedenslachtoffers echt omhoog te krijgen!
Het is belangrijk dat politie en justitie slachtoffers van seksueel geweld of misbruik voldoende aandacht geven. Ook - of misschien wel: vooral – bij het eerste contact. Daarbij moeten we niet in de valkuil trappen om vóór het slachtoffer te denken, maar hen juist te vragen naar hun wensen en behoeften.  Uitgaan van de eigen kracht van het slachtoffer is hierbij het uitgangspunt. Slachtoffers die goed worden opgevangen en op hun gemak worden gesteld, zijn wellicht eerder bereid aangifte te doen.

Maar dan nog: de omgang met slachtoffers van zedendelicten is vaak niet eenvoudig. Degenen die vandaag de workshop van het Openbaar Ministerie hebben gevolgd, hebben al daar al iets van meegekregen. Zedendelicten vinden meestal plaats in één-op-één situaties. Zeker als het al wat langer geleden is en er geen fysieke bewijsstukken meer zijn, is het vaak het woord van de één tegen dat van de ander. Het is dan soms lastig te bepalen of het slachtoffer wel de waarheid, of de volledige waarheid, spreekt.

Soms omdat het – deels verdrongen – herinneringen uit een ver verleden betreft; maar soms ook als bewuste leugen, een valse aangifte. Als politieman of -vrouw, of als officier van justitie, ben je dan verplicht om kritisch dóór te vragen. Maar aan de andere kant wil je ook niet dat het slachtoffer – want dat blijft hij of zij, tot het tegendeel komt vast te staan - zich gewantrouwd voelt, of misschien zelfs niet serieus genomen. Heeft die persoon net alle moed bij elkaar geraapt om – soms pas na vele jaren – aangifte te doen, krijgt ‘ie opnieuw een knauw. Met als risico dat het slachtoffer helemaal 'dichtklapt', of zich zelfs voor de tweede keer slachtoffer voelt. Dat wil je uiteraard voorkomen. Maar met het oog op de waarheidsvinding moet je bepaalde vragen wél stellen. Zoiets vereist grote omzichtigheid en professionaliteit van de kant van politie, OM en de overige organisaties in de slachtofferketen.

Kortom: ik zie nog aardig wat stof voor discussie waar het gaat om de bejegening van, of de omgang met, slachtoffers van seksueel geweld en misbruik. In welke richting zouden we naar oplossingen kunnen zoeken voor de dilemma’s die ik zojuist schetste?

  • Dan denk ik bijvoorbeeld aan de nog vrij recente Centra Seksueel Geweld, waar artsen, verpleegkundigen, psychologen, maatschappelijk werkers en politie hun krachten bundelen om slachtoffers van seksueel geweld bij te staan. Die ontwikkeling slaat áán: op dit moment zijn er drie van deze centra – in Utrecht, Nijmegen en Maastricht. Daar komen er – met dank aan het Fonds Slachtofferhulp – komend voorjaar twee bij: in Leiden en Leeuwarden. En volgend jaar volgt er wellicht nog een verdere uitbreiding. Voor slachtoffers van verkrachting of aanranding kunnen deze centra de drempel om aangifte te doen verlagen. Ook denk ik dat dit kan leiden tot een betere bejegening en opvang van de slachtoffers en daarmee ook tot kwalitatief betere verhoren.
  • Verder wil ik politie en OM ook oproepen om ook zelf mee te denken en te discussiëren hoe we bij deze specifieke groep slachtoffers kunnen komen tot een goede balans tussen bejegening en de waarheidsvinding. Dat lijkt me garant te staan voor een interessante discussie, waaraan ik graag zelf mijn steentje wil bijdragen.

Dames en heren, ik kom tot een afronding. En daarmee komen we tegelijk ook aan het einde van dit symposium. Ik vind het jammer dat ik niet het hele programma heb kunnen bijwonen, maar ik laat me graag bijpraten over de thema’s die hier vandaag aan bod zijn gekomen – en liefst natuurlijk ook over interessante, nieuwe antwoorden en oplossingen die uit de discussies zijn voortgekomen.

Ik ga u zo meteen verlaten met een goed gevoel – het gevoel dat slachtoffers van seksueel geweld en misbruik van u, bevlogen professionals, in elk geval die bijzondere aandacht krijgen die ze verdienen! Moge de Europese Dag van het Slachtoffer van morgen ertoe bijdragen dat de aandacht voor deze én andere slachtoffers opnieuw breder ingang vindt – in Nederland en elders in Europa!