Zelfstandige terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers is toegenomen

Het percentage uitgeprocedeerde asielzoekers dat is teruggekeerd met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) is tussen 2001 en 2011 toegenomen. Het gevoerde terugkeerbeleid lijkt een positieve bijdrage te hebben geleverd aan deze toename. Dat constateert het WODC in zijn rapport 'Afgewezen en uit Nederland vertrokken?'. Staatssecretaris Teeven (veiligheid en justitie) heeft dit rapport en zijn beleidsbrief inmiddels naar de Tweede Kamer gestuurd.

Uit het onderzoek blijkt verder dat de duur tussen enerzijds een negatieve beslissing en anderzijds het daadwerkelijke moment van vertrek, is afgenomen. Dit betekent dat uitgeprocedeerde asielzoekers na een negatieve beslissing van de IND sneller terugkeren dan in het verleden. Van alle asielzoekers die in 2005 werden afgewezen vertrok 11 procent binnen zeven jaar na de afwijzing, hetzij door zelfstandige terugkeer, hetzij door uitzetting. Van degenen die in 2011 werden afgewezen vertrok 23 procent aantoonbaar al na 1 jaar. Verder blijkt de kans op terugkeer het grootst te zijn wanneer de duur van de procedure niet te lang is, maar ook niet te kort. De wijzigingen in de verbeterde asielprocedure in 2010 lijken daarmee ook te hebben bijgedragen aan de terugkeer.

Zelfstandige terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers is weerbarstig en fluctueert. Volgens het WODC is de verklaring hiervoor vooral te vinden in externe factoren. Zo spelen naast de invloed van het beleid ook de politieke, economische en veiligheidssituatie in het land van herkomst een belangrijke rol, evenals de specifieke kenmerken van de doelgroep (zoals gezinssamenstelling, geslacht en leeftijd).

De staatssecretaris wijst er in zijn Kamerbrief op dat het draagvlak voor terugkeer de afgelopen jaren is toegenomen. De laatste jaren zijn bijvoorbeeld ook organisaties als VluchtelingenWerk Nederland activiteiten gaan verrichten op gebied van zelfstandige terugkeer. Daarbij heeft de Nederlandse overheid de mogelijkheden voor de ondersteuning bij terugkeer en herintegratie verruimd. Uit het WODC-onderzoek blijkt dat deze aanvullende financiële ondersteuning een positief effect heeft op terugkeer. Dergelijke ondersteuning kan echter een aanzuigende werking hebben, waarschuwt de staatssecretaris. Als hier voor bepaalde landen signalen of vermoedens van zijn, kunnen onderdanen van die landen dan ook worden uitgesloten van ondersteuning.

Naast nationale maatregelen, wordt ook in Europees verband samengewerkt omtrent zelfstandige (en gedwongen) terugkeer. Recentelijk tijdens een overleg van de JBZ-raad heeft de staatssecretaris het initiatief genomen om met zijn Europese collega’s hierover van gedachten te wisselen. Zo heeft hij voorgesteld om in de Europese betrekkingen met herkomstlanden ook andere dossiers te koppelen aan het terugnemen van onderdanen. Dit initiatief is door veel lidstaten positief ontvangen en er wordt nu gesproken over een concrete invulling.