Een nieuw en fair handelsakkoord van Europa met Amerika is goed

Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking roept op tot een nieuw en fair handelsakkoord tussen de EU en de VS, omdat het goed is voor de Nederlandse inwoner, de Nederlandse consument en de Nederlandse werknemer.

Haar visie daarop is te lezen in onderstaand opinie-artikel dat in de Volkskrant op 10 september 2014 verscheen.

Vandaag spreek ik voor het eerst uitgebreid met de Tweede Kamer over TTIP, een nieuw handelsakkoord tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. Een goed moment om even terug te halen waar het om draait.

Tussen de VS en de EU bestaan nog steeds veel handelsbarrières. Over en weer worden invoertarieven geheven en in beide markten gelden verschillende regels en wetten. Streven is die tarieven af te schaffen en de regels zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen.

Ik ben ervan overtuigd dat op termijn de hele wereld meeprofiteert van TTIP. Dat moet ook, want de wereld kan zich niet nóg meer ongelijkheid permitteren. Daar wil ik later op terugkomen.

Als ik als Nederlandse bewindsvrouw ijver voor TTIP, heb ik eerst en vooral drie mensen voor ogen. Eén: de Nederlandse burger. Twee: de Nederlandse consument. Drie: de Nederlandse werknemer.

Eerst die burger. Ik ben voor stevige wet- en regelgeving, maar alleen zolang dat in het voordeel van burgers is. Veel regels die tussen de EU en de VS in staan zijn achterhaald en overbodig. Als we erin slagen ze af te schaffen ben ik ervan overtuigd dat we de burger het leven daarmee eenvoudiger maken.

De grootste winst is er voor de consument. Door alle handelsbelemmeringen krijgt die nu onvoldoende waar voor zijn geld. De gemiddelde opslag voor een Amerikaans product is drie procent, met uitschieters naar tientallen procenten. Dat kan een paar dubbeltjes zijn in de prijs van een ijsje van een populair merk, een paar euro op een oplader, enkele tientallen euro’s extra voor een e-reader of een paar duizend euro bovenop de prijs van een Amerikaanse auto.

Natuurlijk, meestal gaat het om relatief kleine bedragen en we zijn er na al die jaren ook wel aan gewend dat het zo gaat. Maar dat maakt het niet minder onredelijk. Het is geld waar de consument niets voor terug krijgt. Het is zondegeld en het telt op. De afgelopen decennia hebben we met zijn allen tientallen miljarden guldens, marken, francs, dollars en euro’s weggegooid.

Om bovengeschetste redenen komen veel producten trouwens helemaal niet de zee over, omdat al die toeslagen en belemmeringen ze te duur maken. Dat betekent minder keus. Wat je niet kent, dat mis je niet. Maar dat spreekwoord gaat iedere dag minder op, in dit tijdperk van internet en betaalbaar vliegen. Nederlanders weten wat er te koop is in de wereld en zien niet in waarom ze dat niet in eigen land kunnen kopen. Ik zie dat evenmin.

Nog grotere winst zit in de producten die er nu nog niet zijn. Stel dat we ooit goede afspraken hadden gemaakt over stopcontacten en gsm-systemen. Dat had over en weer heel wat gehannes met wereldstekkers gescheeld. Met elektrische auto’s bijvoorbeeld proberen we dat nu beter te doen. Vooruitlopend op wederzijdse acceptatie van veiligheidsregels voor auto’s werken we nu aan uniforme laadpalen. Dat maakt groene auto’s goedkoper en dat is zowel goed voor de portemonnee als voor het milieu.

Tot dusver gaat het allemaal over kopen, kopen, kopen. Daar wordt niet iedereen enthousiast van. Laten we het dan eens hebben over werk, werk, werk. Want TTIP is ook goed voor de gemiddelde Nederlandse werknemer.

Verlaging of schrappen van de reguliere importtarieven zullen al merkbaar effect hebben op de prijzen en dus onze exporten. Maar op sommige gebieden bestaan veel grotere belemmeringen. Zo hanteren de VS zeer strenge en kostbare eisen voor de import van onze bloemen en worden onze baggeraars al tientallen jaren buiten de deur gehouden. Om van de rare regels voor onze kazen nog maar te zwijgen. En waarom mogen Amerikaanse overheidsinstanties eigenlijk alleen maar Amerikaans kopen? En waarom mag jenever geen ‘jenever’ heten in de VS?

Al slagen we er maar in enkele van die obstakels neer te halen, dan gaan onze exportmogelijkheden al met sprongen omhoog. Met extra banen hier tot gevolg.

Het wegnemen van al dergelijke hindernissen zal de handel tussen de twee grootste handelsblokken ter wereld stimuleren. Juist Nederland is daar klaar voor. Meer dan veel andere landen heeft Nederland een open economie, gericht op export en gewend aan concurrentie op wereldschaal. Anders gezegd: Nederland is fit. Hoe gelijker het speelveld, hoe beter wij uit de verf zullen komen.

Maar de economische winst van de een hoeft niet het verlies van de ander te zijn; liever niet zelfs. We moeten dan ook alert zijn op groepen die uit de boot dreigen te vallen. Allerlei landen kennen relatief zwakke sectoren in hun economie die slechts konden voortbestaan dankzij allerlei vormen van protectionisme. Als dat soort handelsbelemmeringen wordt geschrapt gaan die sectoren daar last van krijgen. Op de lange duur zullen er mensen zijn die daardoor hun baan verliezen. Zelfs in Nederland valt dat niet uit te sluiten.

Met de mensen die dan aan het kortste eind trekken, moeten we solidair zijn. Solidariteit kost geld, dat weet ik. Maar dat geld zal er ook zijn. Een goed nieuw handelsakkoord gaat miljarden aan besparingen en extra verdiensten opleveren. Het overgrote deel van de burgers in alle deelnemende landen gaat daar merkbaar financieel voordeel van ondervinden. Veel bedrijven zullen hun winsten zien stijgen.

Dan is het niet teveel gevraagd om een deel van dat voordeel over te hevelen naar diegenen die niet meeprofiteren. In Nederland doen we dat via de belastingen, met herscholingen en desnoods sociale voorzieningen. Dat is precies de solidariteit die voor mij mogelijke negatieve effecten van grote operaties als TTIP billijkt.

Als we TTIP echt goed regelen, zullen er naar mijn overtuiging vooral winnaars en nog grotere winnaars zijn. In Nederland, de rest van de EU en de VS, en zelfs daarbuiten.
Een Afrikaans bedrijf dat exporteert naar de VS en de EU moet nu nog voldoen aan twee verschillende sets eisen. Soms liggen er dan in een ontwikkelingsland twee veldjes; een voor de VS en een voor de EU. Ieder nieuw product moet tweemaal getest worden, met alle problemen en extra kosten van dien. Dat moet beter kunnen. Maar dan moeten we TTIP precies regelen, óók rekening houdend met de belangen van andere landen.

Als de twee grootste handelsblokken ter wereld er nu in slagen de toon te zetten, is de kans groot dat de rest van de wereld dat voorbeeld volgen zal. De EU hanteert de hoge normen voor fundamentele sociale rechten van de Internationale Arbeidsorganisatie ILO. TTIP kan die normen dieper verankeren. Een goed akkoord kan zo een fatsoenlijker en transparanter wereldhandel, met uiteindelijk meer welvaart voor iedereen, weer een paar stappen dichterbij brengen.

Dat wordt overigens nog een taaie strijd, want lang niet iedereen staat te springen. Logisch, een grote operatie als TTIP gaat in tegen allerlei gevestigde belangen.

Iedere belangenorganisatie heeft wel een paar leden in de achterban die vooral nadelen zien in verandering. Zo hebben bedrijven zich veelal aangepast aan gegroeide praktijken of hebben daar juist voordeel van. Zolang burgers zonder al teveel morren de extra kosten ophoesten, zien zulke spelers meer risico’s dan voordelen aan verandering.

Aan de andere kant zijn maatschappelijke organisaties vooral kritisch. Soms met reden. Zo pleit ook ik voor meer openheid waar dat mogelijk is zonder onze Europa belangen te schaden. Soms ook lijken ze nog op zoek naar evenwicht tussen inhoud en verwachtingen van de achterban. Dat evenwicht is natuurlijk lastig in een debat dat vooral op internet meer om emoties dan om feiten draait.

Maar het zijn de feiten die de uitkomst van het debat over TTIP moeten bepalen. Ik kom op voor het belang van de individuele burger en het algemeen belang van Nederland. En die belangen zijn het best gediend met een goed, modern en fair handelsakkoord tussen de EU en de VS.

Lilianne Ploumen is minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
(Volkskrant, 10 september 2014)