Toespraak van staatssecretaris Dijksma bij de opening van de nationale faciliteit voor zoönose-onderzoek

Toespraak van staatssecretaris Dijksma (EZ) bij de opening van de nationale faciliteit voor zoönose-onderzoek in Lelystad op 9 februari 2015

Dames en heren,

Wat fijn om hier met een feestelijke reden te zijn! Het Centraal Veterinair Instituut – het CVI – is een belangrijke partner voor mijn ministerie. Maar de aanleiding voor ons contact is helaas vaak een vervelende. Sinds 1990 is deze organisatie gemiddeld elke twee jaar betrokken geweest bij uitbraken van dierziekten zoals BSE, Q-koorts en varkenspest. En onlangs nog werkten we intensief samen bij de vogelgriep.

De uitbraak van een dierziekte is altijd een drama voor de betrokken veehouders en soms een ernstige bedreiging voor de omgeving. Dan moet er snel worden gehandeld. En juist in die stressvolle situaties vervult het CVI een cruciale rol. De medewerkers van het instituut stellen snel een diagnose en geven op grond daarvan gedegen advies.

Maar ook al eerder heeft het CVI veel voor Nederland betekend. Sinds 1945 ontwikkelde het instituut vele vaccins. Tegen mond-en-klauwzeer in de jaren ’50, tegen de ziekte van Aujezsky in de jaren ’80 en tegen Varkenspest in de jaren ’90. Dat leverde niet alleen onze landbouwsector veel voordeel op; onze hele economie profiteerde van deze vindingen. Alleen al met deze drie vaccins zette de industrie honderden miljoenen euro’s om.

Er zit dus veel buitengewoon waardevolle kennis en expertise in Lelystad. Die wordt vandaag uitgebreid door het openen – of beter het sluiten – van de deuren van een nieuw deel van de nationale faciliteit voor zoönose-onderzoek. Dankzij dit state of the art centrum bent u nu ook toegerust om onderzoek te doen naar infectieziekten bij landbouwhuisdieren die een risico vormen voor de mens.

Industrie, overheid en maatschappij zullen steeds vaker een beroep doen op uw kennis van zoönose. De World Health Organization heeft becijferd dat 61% van alle bij mensen bekende infectieziekten hun oorsprong hebben bij dieren. En dat 75% van de nieuw opkomende infectieziekten besmettelijk zijn voor mens en dier. Door een groeiende wereldbevolking, een veranderend klimaat en de toenemende reislust van mensen, kunnen ‘vreemde’ ziektekiemen zich makkelijker verspreiden. Bovendien verdwijnen natuurlijke leefgebieden voor wilde dieren door het kappen van regenwouden. Daardoor zijn ze gedwongen steeds dichter bij de mens te leven.

In Nederland en Europa zullen we door al deze factoren vermoedelijk vaker last krijgen van dierziekten die ook op mensen overdraagbaar zijn. We investeren daarom in snelle diagnose, in preventie en in voldoende professionals met de juiste kennis en expertise. Deze nationale faciliteit voor zoönose-onderzoek, zowel de laboratoria als de stallen, zijn enorm nuttig als we adequaat willen reageren op dierziekten. Mijn ministerie heeft de bouw daarom ook van harte ondersteund. Deze faciliteit past binnen onze bredere inspanningen voor de gezondheid van mens en dier en het imago van de Nederlandse veestapel.

Dames en heren,

We bekijken in Nederland zoönosen vanuit het concept van One Health – gezondheid van mens en dier kunnen niet los van elkaar worden gezien. Mensen en dieren zijn sociaal en economisch met elkaar verbonden door direct contact, de voedselketen en hun omgeving. Medische en veterinaire experts moeten daarom hun krachten bundelen voor een betere gezondheid van beide. Natuurlijk beperken we onze inspanningen niet tot onze grenzen. Want virussen en andere ziektekiemen kunnen zich nou eenmaal razendsnel over continenten en verder verspreiden.

Bovendien staat One Health ook internationaal sterk in de belangstelling, met name bij snel groeiende landen als India, China en Zuid-Afrika. Dieren zijn daar in landelijke gebieden een belangrijk onderdeel van het maatschappelijk kapitaal. Nederland werkt daarom graag intensief samen met internationale partners.

Nederland is bijvoorbeeld in maart dit jaar gastland voor de International One Health Conference voor beleidsmakers en wetenschappers. En we dragen bij aan het actieplan zoönosen van de Global Health Security Agenda, een Amerikaans initiatief waaraan naast WHO, OIE en FAO, wereldwijd veel landen deelnemen.

Ook investeren we nationaal in het bundelen van krachten van verschillende publieke en private partijen. Door het hoge niveau van wetenschappelijk onderzoek en dankzij onze innovatieve bedrijven is Nederland wereldwijd al een grote speler in ontwikkeling en productie van veterinaire vaccins. Mijn beleid is erop gericht om deze koploperspositie ook uit te breiden voor de productie van vaccins tegen zoönosen.

Overheid, onderzoek en bedrijfsleven werken daarvoor samen in de topsector Life Science and Health – één van de negen sectoren die het kabinet heeft aangewezen als internationaal onderscheidend. Daarbinnen is de One Health¬¬-benadering een belangrijk thema.

Een schoolvoorbeeld van publiek-private samenwerking op het gebied van zoönosen is het Castellum-consortium. Het RIVM, MSD Animal Health, Universiteit Wageningen en Faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht ontwikkelen en produceren in het consortium samen vaccins voor Rift Valley Fever en vogelgriep.

Dames en heren,

Deze faciliteit draagt bij aan een gunstig kennis- en innovatieklimaat voor het farmaceutische bedrijfsleven in Nederland. Alle partijen – bedrijven en kennisinstellingen – die in Nederland onderzoek doen naar zoönosen, mogen gebruik maken van de faciliteit. Het Castellum-consortium en andere farmacieproducenten zullen hier straks samenwerken. Uw onderzoeksinspanningen leveren hopelijk nieuwe vaccins op, bijvoorbeeld voor Q-koorts bij runderen.

Dat is fantastisch in een tijd dat het belang van vaccins internationaal steeds groter wordt. Niet alleen voor de bestrijding van zoönosen, maar ook voor de preventie van dierziekte. Ik hoop dat u ook daaraan veel aandacht gaat besteden. Want als dieren, dankzij de juiste vaccins, niet ziek worden, hoeven ze ook niet te worden behandeld met bijvoorbeeld antibiotica. Dat kan de ontwikkeling van resistentie tegen die antibiotica verminderen – één van de speerpunten van mijn beleid.

Binnen deze faciliteit kunnen betrokken partijen veilig onderzoek doen naar zoönotische dierziekten. Dat dient een breder maatschappelijk belang. Het draagt bij aan de gezondheid van mens en dier. Bovendien vergroot het indirect de betrouwbaarheid van dierproducten voor onze eigen slagers en supermarkten. Én voor de export. Tot slot geeft het laboratorium een impuls aan de Nederlandse wetenschap.

Dankzij de laatste technologie, goede veiligheidsvoorschriften en intensieve trainingen weet u precies hoe u hier de dierenwereld binnen en de mensenwereld buiten moet houden. Ik sluit dan ook zo vol vertrouwen de deuren. Gefeliciteerd met deze uitbreiding!

Ik dank u wel.