Minister Blok stuurt antwoorden over wetsvoorstellen eigen bijdrage naar de Tweede Kamer

Daders van strafbare feiten die een eigen bijdrage moeten betalen voor de kosten van de strafvordering en slachtofferzorg en de kosten van verblijf in een justitiële inrichting kunnen straks kwijtschelding vragen. Voorwaarde is wel dat zij in de vijf daaraan voorafgaande jaren steeds naar vermogen hun bijdrage hebben afgelost.

Dit schrijft minister Blok (Veiligheid en Justitie) in antwoord op schriftelijke vragen van de Tweede Kamer. De vragen betreffen de wetsvoorstellen die regelen dat een deel van de kosten die de overheid maakt voor de opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten en voor het verblijf in een justitiële inrichting op de daders kunnen worden verhaald. De bewindsman komt zo tegemoet aan de wensen van de verschillende fracties.

Het gaat om een maatregel die de reeds voorgestelde betalingsregelingen aanvult. Zo krijgt elke betalingsplichtige al een standaardbetalingsregeling aangeboden van 6 maandelijkse termijnen. Ook is een individuele betalingsregeling mogelijk, dan wel (tijdelijk) uitstel van betaling. Bij de inning wordt dus rekening gehouden met het inkomen van betrokkene. Dit om te voorkomen dat de eigen bijdrage de resocialisatie van de veroordeelde en gedetineerde in de weg staat of andere (sociale) problemen veroorzaakt.

Met de nieuwe bepaling wil de overheid voorkomen dat een verschuldigde bijdrage een leven lang blijft drukken op daders die wel willen, maar niet kunnen betalen. Dat zou kunnen leiden tot een uitzichtloze situatie. Personen die wel kunnen betalen maar dat niet doen, komen niet voor kwijtschelding in aanmerking.

Wanneer iemand onjuiste gegevens verstrekt – bijvoorbeeld als de bijdrageplichtige aanvullende inkomsten geniet, die hij niet heeft opgegeven; of hij heeft aangegeven bepaalde schulden te hebben die niet bestaan – dan kan een verleende kwijtschelding worden teruggedraaid.

Verder wil het kabinet een bedrag van €518,- in rekening brengen als eigen bijdrage in de kosten bij de kantonrechter. Dit bedrag wordt gematigd wanneer een geldboete wordt opgelegd die lager is dan dit bedrag. In dat geval bedraagt de bijdrage 50% van de geldboete. Dit brengt de gemiddelde bijdrage voor de kantonrechter op €224,-. De bijdrage die verschuldigd is bij een veroordeling door een enkelvoudige kamer zal €1.380,- bedragen en de bijdrage bij een veroordeling door een meervoudige kamer €2.760.

Met betrekking tot de hoogte van de op te leggen bedragen is ervoor gekozen te differentiëren. Dit betekent dat er verschillende bijdragen gelden afhankelijk van of de zaak is beoordeeld door de kantonrechter, de enkelvoudige kamer of de meervoudige kamer. Een indicatie van deze bedragen was reeds af te leiden uit de eerder aan de Tweede Kamer gezonden impactanalyse en de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.