Toespraak van staatssecretaris Van Rijn op de Werkconferentie Samen Werken voor de regio (SER)

Toespraak van staatssecretaris Van Rijn op de Werkconferentie Samen Werken voor de regio (SER) op 15 maart 2016 in Amersfoort. De Stichting van de Arbeid en de VNG ondertekenden een samenwerkingsverklaring over voortzetting van De Werkkamer en de oprichting van De Wmo-kamer.

Dames en heren,

 

Geen woorden, maar daden. Daar wil ik het graag vandaag met u over hebben.

 

We spreken vandaag over samen werken voor de regio. In de regio waar ik vandaan kom – ik ben geboren in Rotterdam – , bedoelen we met werken: geen woorden, maar daden.

 

Mij is gevraagd kort te reflecteren op het belang van deze samenwerkingsverklaring van de VNG en de Stichting van de Arbeid. Dat doe ik in de geest van de regio waar ik vandaan kom.

 

Ik zal u vertellen waarom ik geloof in het belang van goed overleg tussenwerkgevers, werknemers en gemeenten. Ik zal u vertellen waarom ik overtuigd ben hoe belangrijk deze samenwerking is voor uw inwoners, uw cliënten en uw medewerkers.

 

Dames en heren,
Met het ondertekenen van deze samenwerkingsverklaring is vandaag een belangrijke, nieuwe stap gezet in de hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning. Ook voor het kabinet is dit een belangrijke stap.

 

In de eerste plaats:
Alleen als werkgevers, werknemers en gemeenten goed samenwerken, kan de hervorming van de langdurige zorg uiteindelijk slagen. Ik leg u dat uit.
 

De samenleving verandert in hoog tempo. Dankzij de goede gezondheidszorg in ons land bereiken mensen een steeds hogere leeftijd. De groep ouderen in onze samenleving wordt groter dan ooit. Chronische ziekten en aandoeningen zijn beter te behandelen. Mensen kunnen steeds beter leven met chronische aandoeningen en wonen langer zelfstandig.

 

De wens om thuis te wonen, voltrekt zich al langer in de samenleving. Het beleid past zich nu aan op deze ontwikkelingen. De wijze waarop mensen hun oude dag doorbrengen en hoe ze zo’n zelfstandig mogelijk leven willen leiden, stellen nieuwe eisen aan ons allemaal. De overheid, de werkgevers en de werknemers.

 

Gezamenlijk staan we voor een grote maatschappelijke opgave. Zorg en ondersteuning wordt meer en meer in de thuisomgeving verleend. Georganiseerd op de schaal van de gemeenschap. Op basis van principes als nabijheid, samenwerking en vakmanschap.
 

Dementie is zo’n belangrijk voorbeeld van een gezamenlijke maatschappelijke opgave. U zult misschien zeggen, dat is aan de gemeente. Zij moeten dagbesteding organiseren. Ik zeg u, dat alleen is niet voldoende. Bij lange na niet. Onlangs heb ik gesproken met medewerkers van een lokale Albert Heijn. Zij krijgen training in het herkennen van mensen met dementie. En hoe zij hier mee omgaan.

 

Meer begrip bij iedereen maakt het voor mensen met dementie een beetje makkelijker om mee te kunnen doen in de maatschappij. Een ander voorbeeld is een Renault-garage die ik onlangs bezocht. Dit bedrijf besteedt in het personeelsbeleid aandacht aan mantelzorg, zodat de medewerkers hun werk kunnen combineren met de zorg die zij aan hun naasten willen geven.

 

Je kunt als gemeente wel mantelzorgondersteuning verlenen, maar als een werkgever geen ruimte geeft om voor een naaste te zorgen, ben je niet geholpen met ondersteuning vanuit de gemeente.

 

Twee kleine voorbeelden. Voorbeelden die duidelijk maken dat we pas aan het begin staan van de hervormingsopgave. Dit is een belangrijk tweede gegeven. Kleine voorbeelden die nu nog de uitzondering zijn. Met uw inzet straks de regel.

 

Voorbeelden die ook duidelijk maken dat de belangen van gemeenten, werknemers en werkgevers meer gelijk lopen dan we soms op het eerste gezicht denken. Het is belangrijk dat gemeenten, werkgevers en werknemers zich bewust zijn van de rol die zij hebben en wat het eigen handelen betekent voor de ander.

 

Vernieuwing van het sociaal domein vraagt om verantwoord marktgedrag. Van alle partijen. Het is daarbij belangrijk om de rollen zuiver te houden en elkaars verantwoordelijkheden niet over te nemen. Zo gaan gemeenten niet over de cao. En dat moet ook niet. Cao-afspraken zijn aan sociale partners. Dat is een groot goed.

 

Ik noem het vraagstuk van de relatief lager opgeleide medewerkers. Een deel werkt nu nog in een instelling met veelal cliënten met een lichtere zorgvraag. Dat zal straks veranderen.

 

Ik noem het voorbeeld van de professional die werkt in een sociaal wijkteam. Binnen deze teams worden veel verschillende cao’s gehanteerd. Vanuit de oude ordening logisch. Maar misschien zijn betere afspraken denkbaar, formuleer ik voorzichtig. 

 

Een ander voorbeeld zijn de thuishulpen. Ik ken een gemeente waar voormalige thuishulpen nu goed werk verrichten in de jeugdhulp. Zij weten hoe je structuur in het huishouden met jonge kinderen brengt. Dat zijn nieuwe mogelijkheden die nog niet breed worden ingezet.

 

De inhoudelijke dialoog tussen gemeenten, werkgevers en werknemers is om al deze redenen enorm belangrijk.

 

Ik maak nu een klein uitstapje naar een bijeenkomst vorige week, waar vijf grote gemeenten een zogenoemde City Deal ondertekenden. Een initiatief van Eindhoven, Enschede, Leeuwarden, Utrecht en Zaanstad waarvoor ik was uitgenodigd met minister Plasterk en staatssecretaris Klijnsma.
 

De deal moet leiden tot nieuwe manieren van ondersteuning voor kwetsbare gezinnen. Voor huishoudens met meerdere problemen, zoals verstandelijke of lichamelijke beperkingen, werkloosheid, armoede, schulden en opvoedings- of psychische problemen. Om te bekijken wat echte oplossingen zijn, mogen de grenzen van regelgeving worden opgezocht. Wie voor ondersteuning bij de gemeente aan klopt, is het best af met één contactpersoon en met hulpverleners en ondersteunende instanties die goed samenwerken.
 

Deze nieuwe werkwijzen zijn straks een voorbeeld voor het hele land. Het is ongelofelijk belangrijk voor werkgevers en werknemers om daar bij te zijn. Om die ontwikkelingen mee te maken.  Want dáár gebeurt het. Bij u in de regio. In Friesland, in Oost-Brabant, in de Zaanstreek, in Twente. Daar in de regio’s vindt de vernieuwing plaats. Niet in Den Haag.
 

Dames en heren, dat is wat ik noem de derde ontwikkeling. Met de hervorming van de langdurige zorg wordt ook een stukje van het polderoverleg gedecentraliseerd. De rolverdeling tussen Rijk en gemeenten is gewijzigd. Dit vraagt om herinrichting van het overleg tussen de overheid met werkgevers en werknemers. Gemeenten horen in de eerste plaats bij deze belangrijke onderwerpen aan tafel te zitten. Met behoud van de tradities van ons land als gedecentraliseerde eenheidsstaat. Een traditie van overleg en nieuwsgierigheid naar elkaars argumenten. Maar vooral de bereidheid om met elkaar afspraken te maken over belangrijke maatschappelijke onderwerpen.

 

Mijn oproep aan u is om in die traditie binnen uw regio om tafel te gaan om met elkaar het nieuwe sociaal domeinin te richten. Vanuit de Rotterdamse traditie zou ik willen meegeven: niet te veel woorden, vooral mooie daden.

 

Dank u wel.