Toespraak van minister-president Rutte op Veteranendag
Toespraak van minister-president Rutte op Veteranendag op 25 juni 2016 in Den Haag.
Majesteit, Ridders Militaire Willlemsorde, veteranen, dames en heren,
Het is zomer 2008 in Bosnië-Herzegovina, als oud-Dutchbatter Johan de Jonge met acht kameraden de Mars Mira, mars van de vrede, loopt. In 3 dagen overbruggen zij tientallen kilometers over bergen en door de bossen van Nezuk naar Potocari in Srebrenica. Samen met duizenden nabestaanden en mensen uit de omgeving treedt Johan in de voetsporen van de mannen die in 1995 dezelfde route in omgekeerde richting liepen, in wat voor velen een vergeefse zoektocht naar veiligheid was.
Met elke stap die Johan zet komt hij dichterbij de enclave Potocari in Srebrenica. De enclave waar hij 13 jaar geleden in gijzeling werd genomen. Waarvandaan duizenden moslimmannen- en jongens werden afgevoerd en vermoord, zonder dat Johan het wist, en zonder dat hij er iets aan kon doen. En met elke stap die hij zet, wordt de figuurlijke zak stenen op zijn rug een klein beetje lichter. Hij zei daarover later: 'Ik ontdekte dat bij mij de tijd had stilgestaan. Maar de mensen die we ontmoetten hadden ondanks alles het leven weer opgepakt.'
Voor sommigen van Johan's collega’s van Dutchbat-III wordt de last in de loop van de jaren niet lichter, maar juist zwaarder. Velen van hen leveren nog elke dag een gevecht met hun herinneringen, met gevoelens van machteloosheid en verdriet.
Vanochtend sprak ik met Johan, en met zijn collega’s Paul Boomsma, Philip Messak, Harm Hiddink en Marc van Dijk. Allemaal waren zij als lid van Dutchbat-III in Srebrenica. Vandaag zijn ze hier bij ons in de Ridderzaal, daar zitten ze.
Helaas hebben Johan, Paul, Philip, Harm en hun collega’s zich lange tijd niet gesteund gevoeld, maar afgewezen. Stel je voor dat je zoontje op school van de leraar te horen krijgt dat de leden van Dutchbat-III de enclave in de steek hebben gelaten. Dat je in de supermarkt door een wildvreemde wordt aangesproken op het mislukken van de missie. Dat je maar liever zwijgt over het verleden omdat je stuit op onbegrip.
Wij waren er allemaal niet bij, in 1995 in Srebrenica. Wij kunnen ons proberen een voorstelling te maken van de ellende, van de machteloosheid, van de angst. Maar wij hebben het niet meegemaakt. Wij weten wel: de leden van Dutchbat-III moesten vrede handhaven waar geen vrede was.
Militairen die door de regering van hun land worden uitgezonden verdienen steun, respect en waardering. Zelfs als delen van de bevolking het niet eens zijn met het doel van de missie, staan we achter de mannen en vrouwen van Defensie. Zij staan in een traditie van democratische besluitvorming, militaire plicht en ook medemenselijkheid.
Zo is Johan de Jonge nog altijd betrokken bij de mensen in Srebrenica. Hij is, nadat hij de Mars Mira liep, geregeld teruggegaan en helpt met zijn organisatie Building a Bosnian dream bij de aanschaf van schoolspullen, met voedselpakketten en bij het opknappen van huizen.
Die betrokkenheid, die inzet en die enorme drang om het goede te doen is tekenend voor alle Nederlandse militairen en veteranen. Daarover bestaan duizenden verhalen. Laat ik er nog één vertellen. In 1992 was de mariniersarts Jaap Boreel in Cambodja, midden in het Rode Khmergebied. Op een dag werd er een doodziek kind van 3 jaar binnengebracht met ernstige malaria. Het meisje was eigenlijk al opgegeven. En in de meest primitieve omstandigheden deden Jaap en zijn collega's wat ze konden. Zo tapten ze met geïmproviseerde middelen bloed bij zichzelf af voor een bloedtransfusie. Na een paar dagen gebeurde het ondenkbare: het meisje knapte op en kon met haar ouders mee naar huis. 2 dagen later reed er een ossenkar vol ananassen, mango’s en papaja’s het terrein op. Een cadeau van de dankbare vader. Hij bleek een lokale topman van de Rode Khmer en zijn dankbaarheid maakte het werk van de Nederlandse commandant in het vervolg een stuk gemakkelijker. 'Hearts and minds' in de praktijk.
Vandaag laat heel Nederland zien dankbaar te zijn. Vandaag zeggen wij tegen Johan de Jonge, tegen Jaap Boreel en tegen alle veteranen: dank jullie wel.
En dat is meteen ook de betekenis van deze dag. Al meer dan 10 jaar draagt Nationale Veteranendag bij aan de waardering voor veteranen. Dat zien we ook op allerlei andere momenten en manieren. Zo mocht ik onlangs de deelnemers van de Invictus Games ontvangen, de Olympische Spelen voor gewonde veteranen. Zij hebben dit jaar een fantastische prestatie in de VS neergezet. En in Loenen komt er een erebegraafplaats voor veteranen, een langgekoesterde wens van velen.
Dames en heren, onlangs stierf Floor van Cleemputte. Hij was met zijn 107 jaar de oudste man van Nederland, én veteraan. Zijn carrière bij de marine begon in 1923. Hij diende in Indië, bevoer de wereldzeeën tijdens de Tweede Wereldoorlog en maakte de Koreaoorlog mee. De geschiedenis van de twintigste eeuw gevat in een mensenleven. Ik noem zijn naam vandaag met het diepste respect.
Wat Floor van Cleemputte, de Dutchbatters en alle veteranen bindt is dat vrijheid bij hen nooit een loze kreet is. Het is een doorleefde wijsheid, door ervaringen ingekleurd. Een veteraan zij het eens zo: 'Gelukkig hebben de meesten van ons nooit ellende meegemaakt, maar daardoor begrijpen ze vrijheid ook niet goed. Soms wil ik ze met de haren naar bijvoorbeeld Tsjaad of Afghanistan slepen, zodat ze zien wat ik heb gezien, zien wat er in de rest van de wereld gebeurt. Het is geen spannend YouTube-filmpje, het is de harde realiteit.'
Dames en heren, wij kunnen van onze veteranen leren dat we onze vrijheid moeten koesteren. Dat die niet gewoon is, maar heel bijzonder en waardevol. Dat die het waard is om elke dag opnieuw voor te strijden, zoals onze militairen dat ook vandaag doen in Mali, Afghanistan en Irak.
Dank u wel.