'Verbreek de ketenen, steeds opnieuw'

Toespraak van minister Bussemaker (OCW) bij de Nationale herdenking van de afschaffing van de slavernij in het Oosterpark op 30 juni 2016 in Amsterdam.

Toespraak Nationale herdenking afschaffing slavernij

Dames en heren,

Ik vraag u om met mij mee te reizen, weg van hier. Naar Suriname. Om met mij per boot de rivier de Commewijne af te zakken. En om aan land te gaan bij Sinabo – langs de Commetewane kreek.

In de bush zien we resten uit het verleden liggen. Een oude suikerpers, een vliegwiel, een stoomketel. Stille getuigen. Ze brengen wat lang geleden was, dichterbij.

Sinabo was een suikerplantage die in 1702 werd aangekocht door gouverneur Paulus van der Veen. Latere eigenaren heetten Fellman,  Bicker en Boreel. Bekende namen die we ook in de archieven terugvinden als illustere bewoners van de Amsterdamse grachtengordel. En dat is natuurlijk geen toeval.

Suiker was belangrijke handelswaar in die tijd en een kostbaar consumptiemiddel. Het leverde Amsterdam en de rest van Nederland enorm veel geld op. Veel van ons cultureel erfgoed, historische panden en musea zijn gefinancierd met de opbrengst van suiker. Maar de suiker die hier het zoet bracht, werd in de andere delen van ons Koninkrijk – (delen van) Brazilië, de Antillen en Suriname – betaald met bloed, zweet en tranen.

Suikerriet plukken, het malen van het riet en het koken in grote potten op hoog vuur, was zwaar en gevaarlijk werk. Daarom lieten blanke Nederlanders dat werk doen door slaafgemaakten. Mensen die uit Afrika waren geroofd, op overvolle schepen als vee werden vervoerd. Gebrandmerkt en verkocht aan een eigenaar. Hun kinderen die op plantagegrond waren geboren, automatisch bezit van een plantagehouder.

Als slaafgemaakte kreeg je de naam van je eigenaar. Je mocht geen schoenen dragen - om herkenbaar te zijn als je wegliep. Je mocht niet leren lezen of schrijven. Je mocht niet trouwen. Je mocht wel een gezin stichten en je kreeg als je geluk had kostgrond om zelf eten te verbouwen.
Maar als het je eigenaar zo uitkwam werd je verkocht, mannen los van hun vrouwen, vrouwen los van hun kinderen.

Want slaafgemaakten waren als mens rechteloos: ze vielen onder het goederenrecht.


Zoals een inventaris van Sinabo uit 1775 kil vermeldt:
2748 akkers,
een watermolen,
suiker,
kostgronden,
weidegrond,
hoornbeesten,
moestuinen.

130 slaven.

Taxatie (in Nederlandse florijnen): 266.310,-

Op 1 juli 1863 werden in Paramaribo 21 kanonschoten afgevuurd. Met veel bombarie werd de afschaffing van de slavernij in het Nederlands koninkrijk ingeluid. Het betekende voor de meeste slaafgemaakten wel dat ze, als contractarbeider, nog tien jaar op de plantage moesten blijven werken. Maar de ketenen die ze in onvrijheid gebonden hield, werden voorgoed verbroken.

In 1863 werden in Sinabo 330 vrijgemaakte slaven geregistreerd. Zij kregen van de staat nieuwe namen.  
Zoals:


Bloemrijk, Borgia of Bout.
Brave, Deugdzaam of Elburg.
Tulp, Tweeling.
En: Sylbing.

De timmerman Jacob Sylbing werd als slaaf geboren in Sinabo. Hij trouwde na de vrijlating met Adolphina Lunes. Hun zoon Louis Sylbing is de vader van Leendert Sylbing. Leendert is de vader van Garth Sylbing. Garth is mijn man, en de vader van Sarah Sylbing, en ook van Sascha Sylbing.
Onze dochter.

Volgens Spinoza is onvrijheid de mate waarin iemand (door iemand anders) ‘vervreemd wordt’ van zijn eigen natuur. Erger misschien nog wel dan lichamelijke straf is het afnemen van wat je als mens ten diepste bepaalt. Je identiteit. Dat is letterlijk wat er gebeurde met slaafgemaakten.

Dat de betovergrootvader van mijn dochter dit nog heeft meegemaakt, raakt mij diep. Het brengt een geschiedenis, die voor mij vroeger zo ver weg leek, opeens heel dichtbij.


In families zoals die van mijn man zijn de verhalen van mond op mond, doorgegeven. Over bittere pijn en zoute tranen. Over de helden die hun vrijheid opeisten, en daarvoor bereid waren te sterven. En over manieren om je mens te voelen in onmenselijke omstandigheden. Via muziek, in dans, in klederdracht. In boeken en verhalen. Ze voegen levende herinneringen toe aan de geschiedenis die besloten ligt in de musea, in monumenten en archieven. En het wordt tijd dat we die verhalen, op een dag als vandaag, allemáál dichterbij laten komen. Omdat we zonder donker het licht niet kennen. Omdat ze ons een spiegel voor houden. Een 'bigi spikri'

Slavernij is afgeschaft. Niemand in dit land mag nog iemand anders onderdrukken en tot zijn bezit verklaren. Maar het ontkennen van iemands identiteit, of iemand een andere identiteit opdringen gebeurt soms nog steeds. Subtiel.

Als je als rapper in een dure auto rondrijdt en aangehouden wordt omdat je zou passen in het profiel van een misdadiger.

Als je solliciteert op een baan en per ongeluk een mail ziet waarin je niet wordt beoordeeld op de inhoud van je karakter maar op de kleur van je huid.

Als je door een zwartgekleurde knecht die onderdeel is van een prachtig volksfeest, wordt herinnerd aan de slavernij. En anderen geen begrip willen opbrengen voor die gevoeligheid.

Dan komt wat voor de een ver weg lijkt, voor de ander heel dichtbij.

Vrijheid is de adem van een democratische samenleving. De vrijheid om te kunnen worden wie je wil zijn,
Om je stem te laten horen,
De vrijheid, die er ook om vraagt naar elkaar te luisteren.
Je in een ander te verplaatsen.
Zodat je elkaar kunt zien zoals je bent.
Op school, en op straat,
Op podia en in musea,
Op televisie, in de krant en online,
Op al die plekken in de openbare ruimte, die daarvoor bedoeld is,

Laat de kanonschoten van toen een wake up call zijn voor vandaag. En laten we ons realiseren dat de ketenen die we een ander omdoen door hem te discrimineren en zijn identiteit te ontkennen, elke dag opnieuw verbroken kunnen worden. Dat we vrijheid alleen sámen kunnen vormgeven. Als we de stemmen uit het verleden laten spreken. Dan komt 'wij' misschien wel dichterbij.