Toespraak door minister Van der Steur t.g.v. de opening van het onderwijsjaar Politieacademie 2016

Voorzitter Kuijs, Korpschef Akerboom, Mijnheer Leers, dames en heren,

Hartelijk dank voor de uitnodiging om het onderwijsjaar te openen. Vorig jaar was ik hier ook te gast. Ik vond het fantastisch en volgens mij was dat wederzijds. Want vertrekken na afloop… Dat zat er even niet in.

Ik ben blij dat we inmiddels een mooie cao hebben, die recht doet aan de belangen van individuele politieagenten. En ik heb goede hoop dat ik vanmiddag het terrein kan verlaten zonder wegversperringen. Die blokkade van vorig jaar, dames en heren, was in elk geval een goede illustratie van het thema van vandaag.

De relatie tussen de politie en de politiek. Op het eerste gezicht twee gescheiden werelden. Elk met hun eigen expertises.

Gaat u maar na. Van een politieagent verwachten we vastberadenheid. Koelbloedigheid. Stoere vrouwen en mannen die de rust bewaren onder moeilijke omstandigheden. Nu kan ik het mis hebben, maar dat zijn nu niet direct de associaties die mensen hebben bij sommige politici…

Toch, dames en heren, zijn onze werelden verbonden via regels en wetten waardoor u en ik niet zonder elkaar kunnen.

Dat heeft mooie kanten. Ik ben ongelofelijk trots dat ik hier mag staan als uw minister. Ik span mij graag in voor uw belangen, omdat het de belangen van de samenleving zijn.

Om maar een voorbeeld te noemen dat past bij vandaag: Dat ik met zoiets “Haags” als een wetsvoorstel het politieonderwijs de ruimte kan geven om nóg beter aan te sluiten bij de praktijk. Of denk aan het wetsvoorstel geweldstoepassing, dat ik een jaar geleden op deze plaats noemde.

Maar soms is de relatie tussen politie en politiek ook knap ingewikkeld. Het beheer en het gezag van de politie zijn gescheiden. De minister bepaalt wat de politie kan. Het gezag bepaalt wat de politie doet. En onder hun verantwoordelijkheid lopen in al die gemeenten agenten rond, die dagelijks voor lastige en uitdagende situaties staan.

Geregeld krijg ik van de Voorzitter van de Tweede Kamer een beleefd berichtje, of ik even wil verschijnen bij het vragenuurtje. Dan blijkt dat een wijkagent een huisbezoek heeft afgelegd, omdat iemand iets naars of opruiends twitterde.  Ik ga daar niet over, want deze wijkagent voert het werk uit onder gezag van de burgemeester. Maar de Kamer wil er wel met mij over spreken en dat begrijp ik als oud-Kamerlid ook als er zorgen zijn in de samenleving.

Zo’n signaal kan natuurlijk zijn waarde hebben. Politieke aandacht zet zaken in beweging. Als uit inspectierapporten of media blijkt dat agenten hun kennis niet voldoende bijspijkeren, zorgt dat voor actie. Als in de Kamer ophef ontstaat over de politie-mol, groeit de aandacht voor screening en integriteit.

Een politiek signaal kan dus een versterking zijn van onze kernwaarden: Van legitimiteit, proportionaliteit en professionaliteit.

Maar het kan ook verkeerd aflopen. Als een debat leidt tot een verzoek om nieuwe protocollen, voorschriften en regeltjes. Lastig bij het dagelijks werk. En als ik als minister te gemakkelijk iets toezeg, hebt u daar last van. Het laat zien dat wij samen onderdeel zijn van een ingewikkeld samenspel van politie, politiek, media en samenleving.

En dit is de laatste jaren alleen maar complexer geworden. In de eerste plaats, omdat ons bestel is veranderd. Bij zo’n vernieuwing hoort een levendige discussie.

  • Wat is precies de verhouding tussen minister en korpschef?
  • Tot welke grens kan de korpschef gaan in het publieke debat?
  • Heeft hij dezelfde ruimte als de voorzitter van de Nederlandsche Bank?
  • Of de directeur van ProRail?
  • Kan een korpschef zeggen dat hij de verkeersboetes te hoog vindt?

In de evaluatie van de politiewet komen ook dit soort vragen aan bod. Voor mij staat één ding vast. Tegenspraak is nodig. We moeten ons met elkaar bemoeien. Maar de vraag tot hoever – die blijft in praktijk altijd ingewikkeld. Zeker ook, omdat de samenleving om ons heen ook verandert. Gezag is niet langer vanzelfsprekend. Het moet worden verdiend - en het kan evengoed worden verloren.

  • Via een filmpje op youtube.
  • Een tweet.
  • Of een verkeerd bericht in de krant.

Op straat komt u andere uitdagingen tegen. Meer dan vroeger krijgt u te maken met verwarde personen – die een speciale aanpak vragen. Meer dan vroeger ziet u extremisme en polarisatie – bijvoorbeeld rond de komst van grote aantal vluchtelingen. En helaas, meer dan vroeger werkt u in het besef dat een confrontatie met extreem geweld niet valt uit te sluiten.

Om deze situatie het hoofd te bieden, hebben we twee zaken nodig.

  • Goede politiemensen.
  • En goede politici.

En die politiemensen – die maken we hier, in Apeldoorn. Hier leren ze wat nodig is om een situatie te doorzien. Hier leren ze de orde bewaren. Maar ook hoe je nieuwe vormen van criminaliteit bestrijdt, zowel offline als online.

Dames en heren,

wie hier van de rollende band komt, is alleen nog maar “startbekwaam”. Het opdoen van ervaring, dat gebeurt in de praktijk. Daar worden onze mensen “vakbekwaam”. Toch weet ik zeker dat goede politiemensen hier terugkomen. Ná hun afstuderen, tijdens hun loopbaan. Om de opgedane kennis te onderhouden. Om nieuwe inzichten te delen. En om zichzelf voortdurend aan te sporen zich verder te ontwikkelen. Zodat hun inzet nog waardevoller is, in de strijd tégen criminaliteit en vóór onze samenleving.

Voorzitter Kuijs, Korpschef Akerboom, Mijnheer Leers, dames en heren,

Als de spanning in de samenleving stijgt, groeit ook het beroep dat wij doen op onze vrouwen en mannen van de politie. Daardoor is hun werk een spiegel voor de uitdagingen waar onze samenleving voor staat. Kennis en kunde zijn onmisbaar om deze uitdagingen aan te kunnen. Moed en vastberadenheid zijn onmisbaar.

De politie is onmisbaar.

In dat besef verklaar ik het onderwijsjaar van de politieacademie voor geopend!

Dank u wel.