Toespraak van minister Asscher bij het afscheid van Monika Sie Dhian Ho

Toespraak van minister Asscher (SZW) bij het afscheid van Monika Sie Dhian Ho van de Wiardi Beckman Stichting op maandag 12 september 2016 in Amsterdam.

Dames en heren,

Het was een gesprek dat ik niet gauw zal vergeten. Met Norbert, een nuchtere Nederlander die met de deur in huis viel.
Hij was net weduwnaar geworden. Zijn vrouw was in het kraambed gestorven. Een uur na de geboorte van hun 2e kind. In één klap stond hij er alleen voor. Met een zoontje van 4 en een baby.

Zijn werkgever was de kwaadste niet, maar Norbert kon niet al te lang en al te vaak thuisblijven. Met hulp van familie en vrienden wist hij het nét te redden, maar hij had één verzoek. Voor latere lotgenoten. Zou het in zo’n tragische situatie niet mogelijk zijn om het bevallingsverlof van de moeder, de overleden moeder, aan de vader over te dragen?

Het leek me een redelijk en rechtvaardig verzoek. Er zijn mensen – misschien ook hier in de zaal – die denken: 'Laat iemand zich in zo’n situatie gewoon ziek melden.'

Er zijn ook mensen – misschien niet hier in de zaal – die denken: ‘Laat de overheid zich daar niet mee bemoeien. We hebben al veel te veel regels in dit land. '

Norbert was er de man niet naar om zich ziek te melden; ik wilde het in overleg met sociale partners regelen. Met steun van het parlement is het nu wettelijk geregeld. Zodat vaders zich na zo’n tragedie volledig kunnen richten op wat op dat moment het allerbelangrijkst is: de rouw om hun vrouw, de zorg voor hun kind.

Ik ga ervan uit dat de meeste werkgevers zich in zo’n situatie menselijk en meelevend zullen opstellen, maar ik vind niet dat werknemers die het overkomt, afhankelijk moeten zijn van het mededogen van hun werkgever.

Dat is ook het wezen van onze sociale wetgeving: we willen niet dat werknemers met de pet in hun hand moeten vragen om iets waar ze recht op horen te hebben.

Sociaaldemocraten hebben een sleutelrol gespeeld bij de opbouw en het onderhoud van de sociale wetgeving en sociale zekerheid. Dat is een traditie om trots op te zijn en – voor onze toekomst veel belangrijker – met eigentijdse strijd en middelen voort te zetten.

Want ook al zijn de arbeidsomstandigheden van nu niet te vergelijken met die van de arbeidersklasse 100 jaar geleden, ik citeer Henriëtte Roland Holst: 'Lange arbeidsdagen, lage loonen, slechte woningen, slecht voedsel, verwaarloozing bij ziekten en ongevallen…'

Er is nog steeds sprake van ongelijk loon voor gelijk werk, er moet nog steeds worden gestreden voor goed en gezond werk, dat behoorlijk wordt beloond, werk van waarde dat zonder ziekmakende stress is te combineren met de zorg thuis.

Dat motiveerde mij om minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te worden. Om me in te zetten voor een faire en fatsoenlijke arbeidsmarkt. Een eind te maken aan de doorgeschoten flexibilisering.

Met de Wet werk en zekerheid hebben we een wissel omgezet. Om ontsporing van flexibilisering te voorkomen. Werknemers met tijdelijke contracten komen nu eerder in aanmerking voor een vast contract. Het langdurig gebruik, misbruik, van 0 urencontracten is aan banden gelegd.
De Wet werk en zekerheid heeft aantoonbaar tot positieve veranderingen geleid.

Er is, feit, een eind gemaakt aan de rechtsongelijkheid bij ontslag, waarbij de ene werknemer, meestal de beter  betaalde, een gouden handdruk kreeg en de andere, meestal de minder  betaalde, zonder vergoeding op straat werd gezet.

Er is, feit, een betere balans in de behandeling van werknemers met een vast en een tijdelijk contract.

Er wordt, mening, toch beweerd dat de wet faliekant is mislukt. Omdat er nog altijd werkgevers zijn die werknemers met een tijdelijk contract na 2 jaar niet in vaste dienst nemen.

Het is onjuist, ongegrond en ook onzinnig vroeg om tot zo’n oordeel te komen. Het doet me denken aan de verstokte roker die na tientallen jaren te vet eten en te veel drinken besluit om voortaan gezonder te gaan leven… na een week in de spiegel kijkt en hoofdschuddend tot de conclusie komt dat het geen zier heeft geholpen…

Het gaat hier om een omslag, een cultuuromslag, die niet van de ene op de andere dag waarneembaar is. Onderzoek laat zien dat bedrijven niet altijd zo beredeneerd besluiten om te flexibiliseren. Directeuren en personeelsmanagers kiezen ook voor flexcontracten omdat andere bedrijven dat óók doen. Niet omdat het per se het best bij hun bedrijf past, maar omdat iederéén het doet...

'Flexibilisering is deels aangeleerd, dus ook deels af te leren,' stelt de arbeidssocioloog Fabian Dekker. De Wet werk en zekerheid kan daar een handje bij helpen. Als kantelpunt. Om een ongewenste trend te keren.

Ik ben blij dat ik daarbij gesteund wordt door vakbonden en door werkgevers die de waarde van het vaste arbeidscontract uit ervaring kennen. Die weten dat het vaste contract zorgt voor de wederzijdse binding en betrokkenheid die van cruciaal belang zijn voor de continuïteit en het concurrentievermogen van hun bedrijf. Die hun werknemers niet zien als een kostenpost waar ze het liefst  in schrappen, maar als het menselijk kapitaal  waarin ze liever in investeren.

Het is voor mij onaanvaardbaar als werknemers worden behandeld als wegwerpartikelen. Ik heb niks met werkgevers die met hun werknemers doen wat ze met hun leaseauto doen: na 2 jaar afdanken en inruilen voor een nieuwe.

We willen niet dat onze kinderen en kleinkinderen straks hun brood moeten verdienen op een arbeidsmarkt waar ze, als dagloners van de 21e eeuw, van het ene onzekere baantje naar het andere onzekere baantje moeten zwerven. Die voortdurend onzekerheid vreet aan mensen. Dat is sociaal en economisch ongezond en onwenselijk.

Mensen verdienen houvast, greep op hun leven. Werk van waarde is meer dan vast werk alléén. Het is werk dat je met passie en plezier kunt doen.Werk dat gewaardeerd wordt en je de kansen biedt om jezelf te ontwikkelen. Professioneel en persoonlijk. Werk waar je niet alleen energie insteekt, maar ook uithaalt.

Werk dat je, zonder ziek te worden van de stress, kunt combineren met de zorg voor je kinderen, je ouders, je vrienden.  
Vrouwen en mannen verdienen de kans om betaalde arbeid en onbetaalde zorg te  combineren. Op zó’n manier dat ze het allebei met liefde kunnen doen. Het één mag het ander niet uitsluiten. De één mag de ander niet uitsluiten. De passie voor je werk mag de passie voor je gezin niet in de weg staan, en andersom ook niet.

'Die passies verzoenbaar maken, is een politieke opdracht,' zei Monika Sie in haar Den Uyl-lezing. Ik ben het van harte met haar eens. Ik zie het ook als een opdracht. Persoonlijk en politiek. Je gezin voor je werk opofferen of je werk voor je gezin opofferen, is een keus die je geen vader en geen moeder op mag leggen.

Daarom voel ik me ook tot het bot gemotiveerd om het vrouwen en mannen mogelijk te maken om het één én het ander te doen. Door werknemers – en zelfstandigen – meer ruimte te geven om werk en privé te combineren. Zonder dat ze overbelast raken.

Ook al was niet iedereen even enthousiast, ook al piepten werkgevers dat ‘de overheid eens moest stoppen met het eindeloos in de snoeppot van de werkgevers graaien,' het  is ons toch gelukt om verlofregelingen te verbeteren en werknemers meer mogelijkheden te geven om hun werkrooster aan te passen en thuis te werken.

Het zorgverlof is verruimd. Het vaderschapsverlof verlengd. Stevige stappen vooruit, die snel gevolgd moeten worden door grotere sprongen vooruit. Niet alleen door langer vaderschapsverlof, maar ook door werkende mensen meer zeggenschap over hun tijd te geven. Dat vraagt om een strijd die we onvermoeibaar moeten voeren. Dat geldt ook voor de slag tegen ondernemers die wetten en cao’s sluw omzeilen en ruw overtreden.

Met de Wet aanpak schijnconstructies hebben we de strijd tegen onderbetaling en oneerlijke concurrentie opgevoerd. We leggen malafide ondernemers het vuur aan de schenen.

Met het afgeven van code oranje hebben we Brussel wakker geschud en opgeroepen de kwalijke effecten van het vrij verkeer van werknemers in de Europese Unie gemeenschappelijk aan te pakken. Om te voorkómen dat buitenlandse werknemers worden uitgebuit. Om te voorkómen dat Nederlandse werknemers door oneerlijke concurrentie hun baan verliezen. Om op te komen voor een fatsoenlijke behandeling en fatsoenlijke betaling van álle werknemers. Met als gouden regel: gelijk loon voor gelijk werk.

Het is heel verleidelijk om nu verder te gaan met het opsommen van alles wat we de afgelopen 4 jaar hebben bereikt op het gebied van goed werk. Om tevreden te wijzen op de daling van de werkloosheid, het afschaffen van het jeugdloon voor werknemers van 21 en 22 jaar, de schoonmakers die nu als ambtenaar hun werk doen…

Maar ja, wij zijn sociaaldemocraten die wel even trots terug willen blikken op alles wat we hebben bereikt, maar daarna meteen weer kijken wat er niet goed gaat en beter kan. Vooruit! Om de werkloosheid verder te verminderen. Om de onaanvaardbare discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken. Om de technologische vooruitgang vóór ons en niet tégen ons te laten werken.

‘De PvdA kan erop bogen na de oorlog de spil te zijn geweest in de strijd voor grotere sociale gelijkheid, welvaart en zekerheid in ons land’, schreef Joop den Uyl in het befaamde ‘De smalle marge van democratische politiek’: ‘Zij mag een belangrijk deel van de grote verbetering van de naoorlogse levensomstandigheden van gewone mensen op haar credit schrijven. Toch wordt haar betekenis niet in de 1e plaats bepaald door wat zij in het verleden gedaan heeft, maar door haar program en beleid voor vandaag, morgen en overmorgen.’

En zo is het maar net. We mogen er trots op zijn wat sociaaldemocraten in het verleden hebben gedaan, maar het gaat erom wat wij nu in hun voetsporen doen. Voor alles van waarde dat weerloos is. Voor iedereen van waarde die kwetsbaar is.

‘Waar het om draait,' schreef Monika Sie over Van Waarde, ‘is dat we mensen weer die greep op het leven geven die de sociaaldemocratie aan de vorige generaties heeft weten te bieden.’ Met politiek die het verschil maakt voor mensen. Perspectief biedt. Hoop biedt. Persoonlijke problemen van mensen vertaalt in oplossingen.

Norbert wees ons op zo’n probleem…

In de geschiedenis van het sociale recht lijkt het misschien maar iets kleins, het overdragen van het verlof als de moeder in het kraambed overlijdt, maar voor mij is het de essentie van de politiek die mijn hart heeft, politiek die er voor mensen toe doet.

Vrienden, vriendinnen,

Ik had hier eigenlijk een punt willen zetten, of beter: een uitroepteken, maar ik voel me verplicht om deze gelegenheid te gebruiken om iets te bekennen…

4 jaar geleden was ik met Monika Sie in Dublin - we namen deel aan de Progressive Governance Conference - en daar hebben we, met Thijs Kerckhoffs, al vóór de beëdiging van het kabinet, de agenda opgesteld, waarmee ik als minister naar Den Haag zou gaan.

Sorry, Diederik, zal ik dat ook maar eens zeggen… Sorry, dat ik naast het regeerakkoord nog een agenda had, de ‘Dublin-agenda’. Gericht op goed werk, het stoppen van doorgeschoten flexibilisering, het aanpakken van schijnconstructies en meer ruimte om arbeid en zorg te combineren.
Het is al 4 jaar mijn agenda, maar het was dus ónze agenda: Monika, bedankt.