Toespraak staatssecretaris Van Dam bij LTO-café

Toespraak staatsseretaris Van Dam bij LTO-café, Den Haag, dinsdag 31 januari 2017.

Geachte aanwezigen,

Leuk om hier vandaag u allen te ontmoeten. Ik heb begrepen dat dit al het tiende jaar is dat het LTO-café wordt georganiseerd. Vorig jaar lukte het niet om hier te zijn, dit jaar gelukkig wel. Nu speelde mee dat Marc Calon me persoonlijk kwam vragen of ik hier wilde zijn en als die ergens zijn zinnen op zet... 

Laat ik het zo zeggen, u heeft er niet verkeerd aan gedaan hem als voorzitter te kiezen. Ik voel me vereerd u te mogen toespreken en verheug me op de dialoog die we dadelijk aangaan.

Ik zeg bewust dialoog en niet discussie. Niet omdat ik niet van een stevig debat houd, integendeel. Maar omdat ik ervan overtuigd, ben Marc net ook zei: dit land is groot geworden doordat we de verschillen van opvatting altijd wisten te overbruggen. Door naar elkaar te luisteren, het gesprek aan te gaan en het beste van elkaars standpunten samen te brengen. 

Zo heeft dit kabinet ook geregeerd. Twee partijen die vrij fundamenteel met elkaar verschillen over de inrichting van de samenleving, maar die Nederland uit de economische crisis naar rustiger vaarwater hebben geloodst door niet de verschillen te vergroten maar samen te werken.

Tegen de tijdsgeest in. Want de twittercultuur heerst. Veel zenden, weinig luisteren. Een grote mond over de vrijheid van meningsuiting, maar een klein oor voor andere meningen. Allemaal op het eiland van het eigen gelijk, schreeuwend naar wie het horen wil dat 'ze' er op  De trend vertaalt zich naar de politiek.

Een stevige verkiezingscampagne komt eraan. Met 81 partijen die wilden deelnemen aan de verkiezingen; vandaag hoorden we dat 31 partijen mogen meedoen. Veel profileren zich met waar ze allemaal tegen zijn.  Internationaal hebben we gezien hoe scherp de campagnes waren in Groot-Brittannië over de Brexit en in de VS over het presidentschap. Onze verkiezingen van 15 maart, die van Frankrijk in mei en die van Duitsland in september bepalen hoe wij in Europa verder gaan.

Er staat veel op het spel. Maar één ding is zeker: Europa zal erdoor veranderen. Voor mij is 1 ding zeker: Europa zal ook moeten veranderen. Maar bij de verkiezingen gaat het erom of Europa de kans krijgt te veranderen. Want in alle drie de landen zijn partijen in opmars die de EU de rug willen toekeren.

Ik hoef u, de verzamelde voedsel- en landbouwwereld, niet te vertellen dat dat grote gevolgen zou hebben. Nederland is de tweede exporteur van voedsel en landbouwproducten in de wereld. Driekwart van onze export gaat naar de rest van Europa. Dankzij de open grenzen. Wij verdienen ons geld bij de buren.

Maar dat is niet voldoende. Europese samenwerking moet ons helpen vooruit te komen, moet ons meer zekerheid in het leven geven. Als het tegenovergestelde gebeurt, dreigt de Unie los te zingen van zijn burgers. Europa zal veranderen. Het zal wel moeten.

Bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsmigratie, ik heb in mijn werkbezoeken het afgelopen jaar gezien hoe daar overal in de voedselketen gretig gebruik van wordt gemaakt. En laten we er niet omheen draaien: dat heeft ook heel veel te maken met kosten en flexibiliteit. Precies dat stelt vicepremier Asscher aan de kaak, en in mijn ogen terecht.]

Ook op een ander terrein zal Europa veranderen. Het terrein waar het allemaal mee begon. Geen oorlog meer en geen honger meer, dat was het fundament van de Europese samenwerking. Beide is bereikt. Maar het mede door Mansholt vormgegeven Landbouwbeleid heeft ook andere gevolgen gehad, zoals hij zelf al beschreef in zijn beroemde brief. Hij schreef bijna 24 jaar geleden te vrezen dat het onmogelijk zou zijn een wereldbevolking van 7 miljard mensen te voeden en van een fatsoenlijk welvaartsniveau te voorzien. Hij voorspelde: ‘het natuurlijke evenwicht zal bij de voedselproduktie een steeds grotere rol spelen’.

We zijn inmiddels met meer dan 7 miljard en kijken met dezelfde vrees als Mansholt in 1972 opnieuw 30 jaar vooruit en voorzien een nieuwe schaalsprong: naar misschien wel 10 miljard mensen. En we weten vandaag dat Mansholt gelijk had. De voedselproductie van vandaag de dag kan niet voldoen aan de behoefte van de volgende generatie.

Mansholt was geen doemdenker. Dat ben ik evenmin. We kunnen het aan. En Nederland kan zelfs voorop lopen in de veranderingen die nodig zijn. Maar het vergt wel verandering.

En die verandering begint bij het besef dat het niet zo verder kan. Niet in de wereld, ook niet in Europa en zelfs niet in Nederland. De bodem, het water, de lucht, voedingsstoffen, ons klimaat: er is nog lang geen ‘natuurlijk evenwicht’. Daardoor wordt onze uitdaging om genoeg te eten te hebben voor onze kinderen alleen nog groter: grondstoffen worden steeds schaarser, door klimaatverandering kampen we met droogte of juist een overvloed aan water, soms is het te koud, soms is het te warm, er ontstaat een tekort aan schoon water.

Er ligt dus een grote opdracht voor mijn generatie: zorgen voor onze kinderen. Als zij zo oud zijn als ik nu, is er dan genoeg te eten, is er schoon water, is er energie en is dat er allemaal op een manier die de aarde nog aankan? Ik wil die vraag niet laten liggen tot ze groot zijn. Ze zouden het me niet vergeven. Ik zou het mezelf niet vergeven.

Het vergt dus verandering. In Europa.

Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid hoeft niet langer tot doel te hebben om genoeg eten te produceren. Het is tijd voor een Gemeenschappelijk Landbouw- en Voedselbeleid dat tot doel heeft te komen tot een andere voedselproductie. Genoeg. Gezond. In balans met de natuur. Geproduceerd door relatief kleine boerengezinsbedrijven zodat het platteland groen, mooi en leefbaar blijft.

Dat vergt een andere inzet van het budget. Voor voedselzekerheid is een stelsel van inkomenssteun opgebouwd. Een kritische blik op Europa betekent ook een kritische blik op die steun. Buiten deze zaal is dat niet zo vanzelfsprekend als misschien binnen deze zaal wordt ervaren. Bedenk dat een gemiddelde Nederlandse boer ongeveer net zoveel inkomen krijgt van Brussel als een alleenstaande AOW-er van Den Haag. Dan is het dus niet raar dat er discussie wordt gevoerd over de vraag of dat stelsel wel houdbaar is.

Ik denk dat Europa zijn geld slimmer zal moeten gaan inzetten. Innovatie stimuleren, duurzaamheid bevorderen, natuur en landschap subsidiëren. Dat kan helpen om de voedselproductie te veranderen. Bovendien helpt het ook Nederland. Nederlandse boeren zijn vaak koplopers. Dat is een positie om te koesteren. Dat vergt ook een bepaalde mentaliteit. Ik ben een wielerfan en elke zomer zie ik weer in de Tour: voorop fietsen is niet de kunst, voorop blíjven fietsen is het moeilijkste. Want het peloton dendert door.

Voorop blijven fietsen is de kunst.

Want het peleton dendert door. Het peloton wacht op niemand, zou Mart Smeets zeggen. Zo werkt het ook in de voedselwereld. Er is nog nooit zoveel in beweging geweest als nu. De voedselhype kopten kranten de afgelopen jaren. Maar de hype is de hipster voorbij. Steeds meer consumenten kiezen bewust. Voor gezond, voor duurzaam, voor iets nieuws en verrassends.

Zo komen twee bewegingen bij elkaar: de mondiale noodzaak om te veranderen en de wens van een steeds grotere groep consumenten om anders te eten. 

Dat biedt grote kansen. Kansen die juist wij, juist Nederland, kan pakken. Ik heb me het afgelopen jaar het vuur uit de sloffen gelopen om dat momentum te benutten. Nederlands heeft een internationale koppositie en die kunnen we behouden. 

Dat hebben we ook afgelopen donderdag op de Voedseltop gezegd. Als je die internationale toppositie wil behouden, moet je beginnen bij je eigen thuisland. Inzetten op onderscheidende kwaliteit, vooroplopen in duurzaamheid met de laagste uitstoot van broeikasgassen, het laagste gebruik van chemische gewasbescherming, het laagste gebruik van antibiotica in de veehouderij, het grootste aandeel nieuwe eiwitten en vernieuwende plantaardige producten. En daardoor verdere groei halen uit toegevoegde waarde in plaats van kwantiteit en ook daardoor onze kennis en innovaties inzetten in de rest van de wereld.

En om internationaal koploper te kunnen zijn en blijven, is een sterke thuismarkt een voorwaarde. Dat kan alleen als we het samen doen. Boeren en tuinders kunnen het niet alleen. De voedselverwerkende industrie kan het niet alleen. Onderzoekers en uitvinders kunnen het niet alleen. We zullen samen moeten optrekken: boeren, tuinders, voedselindustrie, supermarkten, horeca, kennisinstellingen, onderwijs, maatschappelijke organisaties en de overheid. We zullen samen moeten optrekken.

Ik zal me dan ook de komende maanden volop blijven inzetten om de dynamiek die je donderdag kon ervaren op de eerste Nationale Voedseltop te blijven versterken en ondersteunen.

Ik heb het afgelopen jaar veel boeren en tuinders ontmoet die volop in deze beweging meegaan. Fantastische ondernemers met verrassende producten van tomaat of paprika, met broccoli met extra gezondheidswaarde, met een speciaal varken waarmee het lekkerste vlees geproduceerd werd, met 100% natuurlijk geproduceerde kaas die zo lekker was dat ik hem met trots aan mijn Europese collega’s heb geschonken, met zuivel die geproduceerd is op een manier dat weidevogels geholpen worden. 

Maar ook de melkveehouders die ik heb ontmoet die prachtige nieuwe stallen hebben gebouwd met veel ruimte en vrije uitloop voor de koeien hoewel ze zich natuurlijk ook zorgen maken over de derogatie. Of tuinders die hun kas verwarmen met aardwarmte, veehouders die erin geslaagd zijn het antibioticagebruik naar beneden te brengen of. Er liggen gouden kansen voor echte boerenondernemers.

Zij hebben mij aangestoken met hun enthousiasme. Veel meer dan de types die soms mijn twittertijdlijn bevolken en of bij elke ambitie klagen dat we in Nederland toch al heel goed zijn of juist schelden dat ik niet met harde hand ingrijp in de veehouderij.

Vooruitgang komt niet tot stand door achterover te leunen, noch door goedwillende boeren met hun rug tegen de muur te zetten en veranderingen te eisen die ze op geen enkele manier meer kunnen waarmaken. Échte vooruitgang komt van onderop, échte vooruitgang doen we samen.

Ook het voedseldebat heeft te leiden onder polarisatie. Maar in goede Nederlandse traditie ben ik er van overtuigd dat we samen verder komen. Door soms te botsen, soms te discussiëren en door altijd met elkaar te blijven spreken.

Beste Marc (Calon),

Jij mag nu voorman zijn van een prachtige beroepsgroep. En voorzitter van één van die beroemde polderorganisaties die Nederland rijk is en die ons ver hebben gebracht. Dat is geen makkelijke taak. 

Niet alle boeren lukt het om mee te komen in de veranderende markt. Niet alle boeren zien de kansen die er zijn. Niet alle boeren zijn op eigen kracht in staat die kansen te pakken. 

Jij hebt de prachtige uitdaging om hen mee te nemen en samen met het ministerie  te werken aan beleid, zowel in Nederland als in Europa, waarmee ze worden ondersteund om te innoveren, te ondernemen en te voldoen aan de veranderende vraag. En ze te helpen samen op te trekken waardoor ze minder speelbal zijn van grote bedrijven. 

Het is een belangrijke taak waarmee ik je ook vanaf deze plek veel succes wil toewensen. Samen te werken aan een beleid zowel in Nederland als in Europa. Dat beleid wordt dit jaar gemaakt. Het is van groot belang dat we daar ook dit jaar samen in optrekken. Om die verandering waar te maken.

Zoals ik zei is de kern naar elkaar luisteren en het gesprek aangaan. U heeft lang genoeg geluisterd, tijd om een dialoog te voeren met elkaar.

Dank u wel.