Speech van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Jet Bussemaker, bij de opening van het Westerdijkjaar, Utrecht, 10 februari 2017

Hier stond ze, op deze plek. 
Honderd jaar geleden, op de minuut af.

‘Toen zij het trapje naar den hoogsten katheder had beklommen, en het deurtje, dat zoo veel jaren achtereen slechts voor mannen was geweken, had geopend, kwam haar van uit de volle zaal een hartelijk en gul applaus tegemoet – nu de traditie eenmaal was verbroken, durfde ook het publiek haar schenden. Warme bewijzen van sympathie, die zij neigend aanvaardde. De eerste maal, dat een vrouwelijke hoogleraar door de historische ruimte klonk, klonk zij meteen ook goed.’

Zo beschreef een journalist van het Utrechts Dagblad –  die een plekje in de uitpuilende aula had weten te vinden – de eerste stappen van Nederlands eerste vrouwelijke hoogleraar.

‘Dames, dit is een historische gebeurtenis’, zei de inspecteur van de Utrechtse politie tegen de vrouwelijke studenten, die hem heel voorzichtig om toestemming kwamen vragen voor een fakkeloptocht ter ere van Johanna Westerdijk.

‘Een mijlpaal op den weg van het Nederlandsche feminisme’, schreef het tijdschrift De Amsterdammer. 
Honderd jaar later zeg ik: gelukkig niet de laatste.

Johanna – ‘Hans’ voor vrienden en bekenden – vond dat wetenschap toegankelijk moest zijn voor iedereen die toewijding, lef en ambitie had.
Zelf had ze alle drie – in overvloed.
In haar studententijd liep ze tegen de grenzen van een mannencultuur aan.
Ze mocht in Nederland én Duitsland niet promoveren – puur en alleen omdat ze vrouw was.
Dus week ze uit naar Zwitserland.
Daar lukte het wel. 
Terug in Nederland ging ze toegewijd verder met haar werk – en bewees ze zich als een dijk van een onderzoeker en een prima manager.

Dat juist zij hoogleraar zou worden, werd zonder veel discussie besloten. 
Dat het vervolgens nog twee jaar duurde voor de zaak beklonken werd, lag meer aan het ministerie, dat zich afvroeg of we wel echt een ‘bijzonder hoogleraar in de ziektekunde der planten’ nodig hadden…

Johanna Westerdijk haalde over die discussie haar schouders op: zo had ze mooi de tijd om eerst de wereldreis af te maken, waaraan ze in 1914 was begonnen.


Ondertussen zag en begreep ze de verbittering van vrouwen die niet konden werken of studeren.
Maar in plaats van activisme koos ze voor de academia.
De proefopstellingen in het lab waren haar barricaden.
Bijna de helft van haar 56 promovendi was vrouw. 
Twee van haar Zuid-Afrikaanse studenten werden later zelf hoogleraar. 
‘Mijn meisjes’, noemde ze haar studenten graag.

Een van die studenten was Berendina Hulshof.
Mijn oudtante – tante Bery.
Ze begon haar studie biologie in Utrecht een half jaar na de benoeming van Johanna Westerdijk.

Hier zit ze in haar studentenkamer aan de Oude Kerkstraat.
Dertig jaar geleden – in mijn eigen studententijd – interviewde ik haar over haar leven. 
Ze was toen al 85 jaar, maar herinnerde zich het plezier van haar studententijd nog goed. 

‘Het vrolijkste en meest actieve werk’, vertelde ze me, ‘deden we bij professor Westerdijk. Ze kwam iedere dag even bij ons kijken en vertelde dan over alle reizen die ze had gemaakt. En eens in het jaar hield ze een avond voor studenten, bij haar thuis. Dan zong zij en speelde piano. Ze was heel muzikaal. En zij kon jodelen. Jaren later, toen ik ziek was en in Utrecht in het ziekenhuis lag –ik had haar al die tijd niet gesproken – is ze me zelfs nog komen opzoeken.’
 
Voor tante Bery sprak het gelukkig voor zich dat ze zou gaan studeren – net als voor haar twee zussen.
Maar dat gold lang niet voor iedereen. 
Zowel de maatschappij als de universiteit waren niet op gelijkheid ingesteld.

Op haar eigen bul moesten alle mannelijke verwijzingen met de hand worden doorgekrast en vervangen door vrouwelijke.
En vrijwel meteen na haar huwelijk met mijn oudoom viel er een brief van het ministerie bij haar op deurmat.
De boodschap was kort: omdat ze getrouwd was, werd haar betrekking als docent beëindigd.
Pas na een nieuwe feministische golf kreeg tante Bery iets meer kansen.

Ze mocht invallen op de school van haar man, maar alleen om hem te vervangen vanwege zijn ziekte. 
Pas na zijn dood was ze echt vrij om haar bul en haar talent te benutten. 
Als frisse vijftiger dook ze de collegebanken van de universiteit in om zich bij te scholen. 
En vervolgens bleef ze lesgeven en examineren tot haar zeventigste.

Johanna Westerdijk en mijn tante Bery hebben tijdens hun leven veel verandering ten goede gezien.
De positie van vrouwen is een stuk beter, vrijer dan honderd jaar geleden. 
Maar toch is er nog zoveel werk te doen.
Ook op Nederlandse universiteiten.
Want honderd jaar na Johanna Westerdijk is nog maar achttien procent van de Nederlandse hoogleraren vrouw.
Dat is echt veel te weinig.
We doen het in Europa ronduit slecht.

Terwijl er ondertussen wel meer vrouwen dan mannen naar de universiteit gaan.
En terwijl vrouwen doorgaans ook beter presteren op de universiteit.
Ondanks dat doen we het nog lang niet goed genoeg.
We moeten meer doen, om te zorgen dat onze universiteiten een reële afspiegeling van de samenleving – met al haar talenten – zijn.

Want dat talent is er – gewoon, hier in Nederland. 
Maar we zullen daarvoor wel af moeten wijken van de ingesleten paden van hardnekkige culturele en institutionele gewoontes.

Ik zie heel veel goede wil bij universiteiten, maar het is en blijft een zaak van lange adem.
Een zaak van leiderschap: om bij onszelf en elkaar onbewuste vooroordelen te herkennen, te benoemen en te bespreken – over vrouwen en mannen, over migranten en minderheden.
Niet om de ander aan de schandpaal te nagelen.
Maar om samen te leren en ons te ontwikkelen.
Dat is tenslotte de kern van de wetenschap.

Het vraagt ook om durf: om de dingen net even anders te doen dan je gewend bent.
De universiteit Maastricht besloot vorig jaar dat een nieuwe rector niet uit de eigen gelederen hoefde te komen. 
Dat maakte de weg vrij om de ideale kandidaat te benoemen, de ze in Rianne Letschert hadden gevonden. 
Laat dat een inspiratie zijn.

Durf vraag ik ook van vrouwen: laat je bescheidenheid varen.
Sta voor wat je in je hebt, je ambities en je dromen!
Rianne Letschert had er in eerste instantie zelf niet aan gedacht om in Maastricht te solliciteren.
Toen de universiteit haar belde – ze zat in de auto – reed ze bijna van de weg van verbazing. 
Maar gelukkig won de nieuwsgierigheid het van de verbazing.
Ze was de beste kandidaat en is nu de rector waar niet alleen Maastricht trots op is.

Ik zal uw leiderschap en uw durf ondersteunen waar ik dat kan.
Daarom heb ik 5 miljoen euro beschikbaar gesteld om nog eens 100 extra vrouwelijke hoogleraren te benoemen – bovenop uw eigen streefdoel van 200.
Ik ben blij dat NWO vanaf 1 april de eerste aanvragen voor een bijdrage kan behandelen.
Nieuwe stappen in de voetsporen van Johanna Westerdijk.

Dames en heren,

Toen ik mijn aantekeningen van het gesprek met tante Bery uit 1985 teruglas, trokken er drie generaties vrouwen aan mij voorbij.

De generatie van Johanna Westerdijk, die als student een eenling was op haar faculteit en zelf het glazen plafond doorbrak.
De generatie van Tante Bery, die – zelfs met een bul op zak –nog klein gehouden werd door dat plafond. 
En mijn eigen generatie – een toen 24-jarige studente, ambitieus en overtuigd feminist. 
Die later gewoon carrière kon maken als onderzoeker, docent, politica en bestuurder.
En tante Bery’s eigen kleindochter – ook biologe – die nu werkt bij de Vrije Universiteit.

We volgen in 2017 de voetstappen van de bijzondere vrouwen, die nieuwe paden betraden: 
Van Aletta Jacobs – de eerste vrouwelijke student.
Van Johanna Westerdijk – de eerste vrouwelijke hoogleraar.
Van Rietje van Dam – de eerste informele rector magnificus, als voorzitter van het college van hoogleraren van de Open Universiteit.
Van Yvonne van Rooy – de eerste vrouwelijke voorzitter van een College van Bestuur.
Van Dymph van den Boom – de eerste officiële vrouwelijke rector magnificus.
Van José van Dijck – de eerste vrouwelijke president van de KNAW.
En al die andere vrouwen – zoals tante Bery, in wiens voetsporen ik ben getreden.

Maar we zijn nog lang niet aan het einde van de weg.
Wetenschap en emancipatie delen een belangrijke eigenschap: een voortdurende honger naar vooruitgang, het verlangen naar iets dat er nog niet is.

Ik voel die onrust in me en koester het.
Omdat de universiteit, de samenleving en de wereld er beter van worden.

Natuurlijk vieren we de wegen die dankzij Johanna Westerdijk zijn geopend.
Maar dat is niet genoeg.
Het Westerdijkjaar is voor mij pas geslaagd als zich nog meer wegen openen. 
Nieuwe vrouwelijke hoogleraren en leiders in de wetenschap.
Nieuwe rolmodellen voor de volgende generatie.

Zodat ook mijn dochter Sascha – die zich nu oriënteert op een studie –haar eigen voorbeelden heeft. 
Zoals tante Bery destijds opkeek tegen Johanna Westerdijk.

Laat deze bijzondere vakvrouw een bron van inspiratie blijven.
Een vrouw die met toewijding, lef en ambitie de wetenschap veroverde. 
En die anderen hielp om verder en hoger te reiken. 

Dank u wel.