'Cynisme over Syrië mag niet verlammen'

Nederland onderstreept het belang van de slagkracht van de Syrische oppositie om veranderingen in Syrië mogelijk te maken. Van een uitruil tussen wederopbouw en deze transitie mag geen sprake zijn. 'Het gaat over mensenlevens, oorlogsdividend mag daarbij geen rol spelen', aldus minister Koenders (Buitenlandse Zaken). Hij en minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) namen woensdag in Brussel deel aan een internationale conferentie over de toekomst van Syrië en de regio.

De tragedie in Syrië duurt inmiddels ruim zes jaar. De nood is hoog: Syriërs hebben een ernstig tekort aan voedsel, onderdak, gezondheidszorg en andere basisbehoeften. Het kabinet trekt daarom 4 miljoen euro extra uit om hen, via het Rode Kruis, te helpen. Nederland heeft sinds 2011 ongeveer 376 miljoen euro bijgedragen aan humanitaire hulp in de Syrische regio. De conferentie van de Europese Unie en andere betrokken landen is een vervolg op een bijeenkomst in Londen vorig jaar.

Minister Koenders moet constateren dat een gevoel van machteloosheid overheerst in de internationale gemeenschap. Het is noodzaak deze impasse te doorbreken. 'Cynisme mag niet verlammen', aldus de minister. 'Het is essentieel dat de VN-Veiligheidsraad vandaag een resolutie aanneemt ter veroordeling van de aanval in Idlib, die in feite een oorlogsmisdaad representeert. Onmiddellijke toegang van de OPCW, zonder mitsen of maren, is cruciaal.'

Ook benadrukt de minister dat de oppositie een rol moet krijgen in het bepalen van de transitie van Syrië naar de volgende fase. Het is volgens hem ook noodzakelijk een plan te maken voor deugdelijk bestuur in steden als Raqqa (Syrië) en Mosul (Irak) nadat deze zijn bevrijd van ISIS. ‘Zonder legitieme overheid op die plekken kan er niet worden gesproken van wederopbouw.’

Zolang er nog geen vrede is bereikt en het lijden van de bevolking doorgaat, blijft Nederland humanitaire hulp bieden aan de Syrische bevolking. Minister Ploumen: ‘De situatie voor miljoenen Syriërs is onverminderd dramatisch. En de toegang van hulp en hulpverleners tot het land nog steeds een groot probleem, evenals hun veiligheid. Toch is ook vooruitgang geboekt. Zo gaan in Libanon 200.000 Syrische vluchtelingen inmiddels naar school en in Jordanië kunnen veel kinderen hun leerachterstand inhalen via een programma van UNICEF. Daarnaast heeft de Jordaanse regering 45.000 werkvergunningen verschaft. In Turkije is met onze steun een programma opgezet waarbij vluchtelingen worden opgeleid voor banen bij Nederlandse bedrijven in Turkije.’