Toespraak minister Koenders bij opening tentoonstelling Aleppo in Tropenmuseum

Toespraak van minister Koenders (BZ) bij de opening van de tentoonstelling over Aleppo in het Tropenmuseum in Amsterdam op 20 april 2017. Het gesproken woord geldt.

Dames en heren,

Merhaba! Welkom in het Tropenmuseum. Een museum, zoals directeur Schoonderwoerd net nog eens benadrukte, over mensen.

Ik ben vereerd te mogen spreken op de opening van deze speciale tentoonstelling die ik net kort heb mogen zien. Het is een prachtige kleine expositie, die maar een zaal beslaat. Heel overzichtelijk, met een bescheiden aantal objecten: een tiental foto’s, een oude maquette, een 17e eeuws gravureboek, bewegend beeld uit de geteisterde stad.

In die ene kleine expositiezaal komt het keihard op je af. Het is onontkoombaar: wat dit conflict betekent voor mensen. Mensen zoals u en ik. De beelden zijn schokkend in wat ze ons laten zien. Foto’s van voor en tijdens de oorlog, een tweeluik voor en na, een wrange ‘make-over’:

Wat vroeger een prachtige stad vol leven was, is nu een nauwelijks herkenbare puinhoop. Waar vroeger kleur was en licht, ‘the hustle and bustle’ van een regionale metropool, is nu het grijze puin van een stukgeschoten stad. Het verdriet, het verlies en de wanhoop hangen er tastbaar tussen.

’I need more dreams’ las ik op een van de ansichtkaarten uit Aleppo, die bij de ingang naar de expositie liggen. Maar wat ook schokkend is aan deze beelden, behalve het afgebeelde zelf: dat we hier na zeven jaar aan lijken te zijn gewend. Deze beelden van wanhoop en verwoesting uit Syrie: ze zijn al bijna ‘normaal’, zo vertrouwde een medewerker me fluisterend toe.

Dat is inderdaad een diep-tragische constatering. Want wat er nu al zeven jaar in Syrie aan de gang is, dat is niet normaal en mag ook nooit wennen. Ik hoef dat niet uit te leggen, zeker niet aan de Syriers die hier aanwezig zijn, en die als vrijwiligers bezoekers rondleiden op de expositie. Maar het mag ook niet wennen voor ons – de internationale gemeenschap.

Dames en heren,

De afgelopen zeven jaar heeft de internationale diplomatie gefaald. Ik ontmoet vluchtelingen, journalisten, de ‘White Helmets’, en ik zeg ze steeds wat ik ook hier weer zeg: jullie zijn niet vergeten. Velen hebben hun geloof in de internationale gemeenschap echter verloren en dat kan ik geheel begrijpen. Maar de inspanningen om een eind te maken aan deze tragedie gaan door.

Nederland speelt daarbij een bescheiden rol, en heeft daarbij ook een specifieke invalshoek gekozen, waar we als land ervaring en meerwaarde hebben: die van de gerechtigheid. Want ooit – hoe moeilijk dat nu ook voor te stellen is – komt aan dit conflict een einde. Dan zal gewerkt moeten worden aan duurzame vrede. En duurzame vrede is onmogelijk zonder gerechtigheid – als de geschiedenis ons iets leert, is het dat.

Na zes jaar bloedig conflict liggen er miljoenen pagina’s en gigabytes aan bewijs. Bewijs van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid: gebruik van chemische wapens, vatenbommen, moorden en executies. Van gedwongen evacuaties, aanslagen op evacuaties, ontvoeringen, martelingen: het gebeurt allemaal al zeven jaar lang, het gebeurt tot op de dag van vandaag, het gebeurt op dit moment en terwijl we hier staan, gesteund door een cultuur van straffeloosheid.

Wat dat betreft is het conflict in Syrie de best gedocumenteerde oorlogsmisdaad in de geschiedenis. Ik pleit er al enige tijd voor dat de hoofdschuldigen zich uiteindelijk ooit bij ons in Den Haag, stad van recht en vrede, moeten vervoegen om zich te verantwoorden voor hun daden. Omdat in dit conflict geldt wat in zoveel andere conflicten geldt: “there can be no peace without justice.”  

Op die lijn zit Nederland al sinds het begin van deze afschuwelijke oorlog. Onlangs nog, op 9 maart, kwamen bijna tweehonderd experts en diplomaten bijeen in Den Haag om de nieuwe VN-bewijzenbank voor Syrië te helpen bij de oprichting. Met de overweldigende hoeveelheid bewijsmateriaal straks op één plek beschikbaar, moet het onderzoek naar en de bestraffing van schuldigen dichterbij komen. 

Syriers werken daar overigens zelf het hardst aan, en met gevaar voor eigen leven. Zoals de politiefotograaf, die het land ontvluchtte met flash-drives in zijn sokken: goed voor 28 duizend foto’s aan bewijsmateriaal. Zoals de ambtenaar, die vluchtte met duizenden pagina’s instructies aan zijn lichaam getapet: bewijs van de ‘chain of command’. Zoals de onderzoekers, die tientallen checkpoints langskwamen met, verstopt in bananendozen, meters bewijs van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Deze moedige Syriers deden dit allemaal met gevaar voor eigen leven. Zodat ooit gerechtigheid zou kunnen geschieden. Gerechtigheid - ook dat zal een kwestie zijn van mensenwerk. Nederland ondersteunt waar mogelijk.

Dames en heren,

Er is nog iets wat bijblijft na het zien van een tentoonstelling als deze. Dat is iets wat ik ook altijd weer terugzie bij de Syriers die ik als minister van Buitenlandse Zaken ontmoet. Het is de ongelofelijke veerkracht van al die mensen, wiens leven en land is verwoest.

Ik zie dat ook terug in de beelden van deze expositie, waarvan er met name een bijzonder iconisch is: de foto van de fruitverkoper in de Shaar-buurt. Alles komt samen in dat ene beeld. Het puin en de verwoesting, het verlies en het verdriet, maar ook het leven dat doorgaat. De natuur die bananen en sinaasappels blijft maken, en mensen die moeten blijven eten. De wanhoop op het gezicht van de fruitverkoper, maar ook: de zonnestraal, die hem en zijn stalletje vindt.

Het is goed dat wij in Nederland deze, en de vele andere, indrukwekkende beelden blijven zien. Ik wil het museum ervoor bedanken dat zij dat, met deze tentoonstelling, mogelijk maakt. Zodat we niet alleen zien hoe Aleppo nu is. Maar vooral: dat we niet vergeten hoe het was. En hoe het, ooit, weer moet worden.

Ik wens u een succesvolle expositie toe.

Dank u wel.