Toespraak van minister Lodewijk Asscher op congres FNV

Toespraak van minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op het congres van de FNV in Arnhem op woensdag 10 mei 2017.

Er zat lente in de lucht... Vier jaar geleden was ik ook op uw congres. In de oude Van Nelle Fabriek in Rotterdam. Er zat lente in de lucht. We waren nog niet uit de crisis, de werkloosheid steeg nog steeds, maar er was een ontluikend optimisme voelbaar. Omdat u met de FNV een nieuwe start maakte, en we net, tegen de verwachtingen in, een sociaal akkoord hadden gesloten. Met harde, heldere, hoopgevende afspraken. Om werkgelegenheid te behouden. Om werkzekerheid te bevorderen. Om een eind te maken aan de doorgeschoten flexibilisering.

Het optimisme was terecht. We zijn uit de crisis gekomen. Sterker uit de crisis gekomen. Met een gezond groeiende economie, met steeds meer loonruimte, en een gestaag dalende werkloosheid. Toen waren er op het dieptepunt bijna 700.000 werklozen; nu bijna 250.000 minder.

Het sociaal akkoord stond aan de basis van het herstel. De vakbeweging liet weer eens zien dat ze in zware tijden bereid is haar verantwoordelijkheid te nemen, en doet wat moet.

De gemaakte afspraken in het sociaal akkoord zijn in verschillende wetten uitgewerkt.

Met de Wet aanpak schijnconstructies pakken we onderbetaling en oneerlijke concurrentie scherper aan. Door sluwe ontduikconstructies en sjoemelende ondernemers effectiever te bestrijden.

Met de Wet werk en zekerheid is er een eind gemaakt aan een onverteerbare rechtsongelijkheid bij ontslag en hebben we de behandeling van werknemers met een vast en een tijdelijk contract beter in balans gebracht.

We zitten op de goede weg. Dat heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek vanmorgen nog eens duidelijk gemaakt: vorig jaar is het aantal werknemers met een vast contract, voor het eerst sinds 2008, toegenomen. Het gaat mij, het gaat ons, niet snel genoeg, maar een door de jaren gegroeide arbeidsmarktcultuur verandert niet van de ene op de andere dag. Maar die verandering komt er: eerder een vast contract. Daar hebben we in het sociaal akkoord afspraken over gemaakt. En daar houden we de werkgevers aan.

Onze arbeidsmarkt, onze economie kan niet zonder een zekere mate van flexibiliteit, maar te veel flexibiliteit is niet gezond voor mensen en niet gezond voor de economie. De overgrote meerderheid van werkend Nederland wil nog altijd een vaste baan. Met zekerheid. Houvast. Greep op het leven. We willen niet naar een arbeidsmarkt waar werknemers achteloos worden afgedankt: “Voor jou tien anderen.”

Hoe hard we de afgelopen jaren ook hebben gewerkt om de doorgeschoten flexibilisering tegen te gaan en terug te draaien, we zien dat er steeds weer werkgevers zijn die doorschieten. Daarom is het tijd, de hoogste tijd, om een rode lijn te trekken. Een rode lijn, die werkgevers duidelijk maakt dat er een grens is aan het flexibiliseren van arbeid.

Het is juridisch vaak net op het randje, heel uitgekookt, maar er wordt voor mij een grens overschreden als je werknemers in loondienst min of meer dwingt om hetzelfde werk als zelfstandige zonder zekerheid goedkoper voort te zetten; als je zelfstandigen inhuurt voor een klus, maar ze pas voor hun werk gaat betalen als ze volledig zijn ingewerkt; als je kinderen op hun eigen fiets maaltijden laat bezorgen, en ze ongegeneerd opzadelt met alle risico’s en fiscale lasten.

We kunnen niet anders dan een duidelijke lijn trekken: tot hier en niet verder. Wij staan niet toe dat onze arbeidsmarkt wordt verziekt door ongewenste, onfatsoenlijke, onaanvaardbare flexibilisering. Ook al ben ik demissionair, ik voel het nog steeds als mijn plicht om de uitwassen van flexibilisering aan te pakken.

Ik heb me de afgelopen jaren daarbij altijd gesteund gevoeld door de FNV, als een betrouwbare bondgenoot in de strijd voor  meer werk, goed werk, met gelijk loon voor gelijk werk. Werk van waarde. Werk dat gewaardeerd wordt.

Het is goed dat de FNV hier vandaag aandacht vraagt voor alle positieve resultaten die de afgelopen jaren zijn geboekt. Resultaten om trots op te zijn.

Het jeugdloon voor 21- en 22-jarigen is afgeschaft; werknemers van die leeftijd verdienen een volwassen loon.

Het is het makkelijker gemaakt om werk en zorg te combineren; zonder ziekmakende stress.

Met het afgeven van code Oranje is Brussel wakker geschud en zijn de schijnwerpers gezet op de schaduwkanten van het vrij verkeer van werknemers in de Europese Unie.

We hebben veel voor elkaar gekregen, maar we zijn er nog lang niet. We zien steeds meer werkende Nederlanders die niet of slecht verzekerd zijn tegen de risico’s van arbeidsongeschiktheid. Daar moeten we wat aan doen. Dat heeft de hoogste urgentie. We moeten ons sterk maken voor een Nederland waar niemand zonder sociale bescherming werkt.

Ik pleit ervoor daar afspraken over te maken in een nieuw sociaal akkoord, tussen het volgende kabinet en sociale partners, als basis voor het beleid dat de komende jaren nodig is.

Laten we de komende vier jaar niet afbreken wat we de afgelopen vier jaar hebben opgebouwd, maar samen verder bouwen aan een faire, fatsoenlijke, voor iedereen optimaal functionerende arbeidsmarkt. Zonder versoepeling van het ontslagrecht. Zonder te tornen aan de algemeenverbindendverklaring. Met een nieuw sociaal akkoord waarmee we allemaal verder kunnen. Samen vooruit.

Sociale partners zijn nog steeds in staat om gezamenlijke afspraken te maken. En dat is nodig. Voor meer zekerheid. Laat de polder doen wat de polder moet doen. Ik wens Han Busker daar veel succes bij. Ik wens u daar veel succes bij.