Ontheffing woonplaatsvereiste wethouders verruimd

Gemeenteraden krijgen meer vrijheid in het toestaan dat een wethouder niet hoeft te verhuizen naar de gemeente waar hij bestuurder is. Dat heeft de ministerraad besloten op voorstel van minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Nu moeten gemeenteraden jaarlijks een gemotiveerd besluit nemen over de ontheffing van dit zogenaamde woonplaatsvereiste, dat is vastgelegd in de Gemeentewet.

Uitgangspunt volgens de Gemeentewet is en blijft dat een wethouder woont in de gemeente die hij bestuurt. Het kabinet vindt dat de ontheffing van het woonplaatsvereiste een lokale aangelegenheid is. De noodzaak om over het voortduren van de ontheffing jaarlijks een beslissing te nemen vervalt. Dit doet meer recht aan de lokale autonomie van een gemeente. Gemeenteraden hebben zo de ruimte om bijvoorbeeld een andere termijn of aanvullende voorwaarden aan de ontheffing te stellen.

Het vervallen van de jaarlijkse termijn voor ontheffing voorkomt ook dat deze vatbaar is voor politieke beoordeling. Het niet-verlengen van ontheffing leidt namelijk tot ontslag van de wethouder omdat het woonplaatsvereiste een functievereiste is; het is ongewenst dat oneigenlijke motieven een rol kunnen spelen bij de beoordeling hiervan.

De verruiming geldt ook voor gedeputeerden. Het wetsvoorstel krijgt steun van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Wethoudersvereniging en het Interprovinciaal Overleg.

De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer. Het streven is de wet in werking te laten treden voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2018.