Speech minister Bussemaker bij opening HBO Jaar

Speech van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Jet Bussemaker, bij de opening van het HBO-jaar bij Fontys Hogescholen, Eindhoven, 28 augustus 2017

Dames en heren,


Goed om hier vandaag te zijn.
Het lijkt erop dat de formatie een heel eind op weg is, dus ik ben blij dat ik nog net het studiejaar mag openen.
Al moet ik zeggen dat het me ook een beetje weemoedig maakt.  
Want het is wel echt de laatste keer dat ik hier als minister sta.

Maar van teveel weemoed ga je zwelgen in het verleden, terwijl de toekomst veel boeiender en interessanter is.
Bovendien is dat precies waar de aftrap van het studiejaar voor is: er ligt een leeg, nieuw jaar voor ons.
Klaar om te vullen met onze dromen en ambities.
Dus laten we daar vandaag bij stilstaan, voor we weer in de waan van de dag zitten.

Want die spoelt vanaf morgen gewoon ook weer over jullie allemaal heen.
Over 44.000 Fontys-studenten en ruim 4.000 Fontys-medewerkers.
Elk met hun eigen plan voor dit jaar.
Voor zichzelf of voor hun opleiding, voor hun jaargroep of hun docententeam.

In die waan van de dag kunnen er al snel eilandjes ontstaan in een grote organisatie.
Ik heb dat als hogeschoolbestuurder ook zelf ervaren.
En het is goed om daar, juist aan het begin van het studiejaar, even bij stil te staan.
Dat helpt je om het te voorkomen  - of er iets aan te doen.
En dat helpt je om de juiste vragen stellen: wat komt er op ons af? Waar willen we naartoe? Hoe komen we daar? En wat hebben we daarvoor  nodig?

Zo hebben we dat als bestuurders in het hoger onderwijs ook vaak gedaan in de afgelopen jaren.
En in die gesprekken gebruikte ik vaak een voorbeeld uit de ruimtevaart.
Over het ontdekken van nieuwe werelden.
Over de vindingrijkheid die je daarvoor nodig hebt.
En over het gebruiken van de nieuwste technologie.
Het omarmen van open en online leermethoden, zoals MOOC’s of ‘flipping the classroom.’
Van big data, die je eigen leer- en studieproces inzichtelijk maken.

Vandaag wil ik opnieuw naar de ruimtevaart kijken.
Ik neem u mee naar de bioscoop: naar een absolute klassieker uit het science fictiongenre: 2001: A Space Oddysey van Stanley Kubrick.
Het is een oudje, uit 1968.
Neil Armstrong zou een jaar later pas zijn eerste stap op de maan zetten.
Kubrick schetste een enorm ambitieus beeld van de toekomst.
Je ziet in de film zowaar de eerste iPads - al heten ze daar nog anders.
En in de sprekende computer zou je een voorloper van Siri, de spraakherkenning van je iPhone kunnen zien.

In de film reizen astronauten naar een maanbasis en naar Jupiter, voor een geheime missie.
Onderzoekers worden tijdens de lange reis ingevroren, om op Jupiter weer te ontdooien.

Zover zijn we – ook jaren na het echte 2001 – echt nog niet.
Maar dat technologie ons vrijwel oneindige mogelijkheden geeft, klopt met wat we nog steeds voorspellen.
We zeggen vaak tegen elkaar dat de wereld compleet zal veranderen.
De een hoopt erop.
De ander vreest ervoor.
Deels is de wereld door technologie ook al veranderd: kijk maar naar de manier waarop internet de rol van informatie en communicatie in twee decennia compleet heeft veranderd.

Maar Kubrick gaat nog een stap verder.
En dat doet hij met die sprekende computer waarover ik het had.
Dit is hem - hij heet HAL.
HAL kan zelfstandig denken en praten.
Hij kan zelfs liplezen.
En hij is – naar eigen zeggen – absoluut foutloos.

Ook zover zijn we nu nog niet.
Al lijkt het er soms op dat veel van onze technologie zelfstandig opereert.
Robots zorgen er nu al voor dat hele maakprocessen het bijna zonder menskracht kunnen redden.
Computers analyseren op eigen houtje hele datastromen en rekenen ons de optimale oplossingen, werkprocessen, leermethoden en verdienmodellen voor.

Maar dat is niet het hele verhaal.
Want in Kubrick’s film voorspelt computer HAL dat een ander instrument aan boord van het ruimteschip een rekenfout gaat maken.
De vluchtbegeleiders die vanaf de aarde meekijken, zeggen dat HAL ernaast zit.
Dat kan helemaal niet, zegt HAL, want ik ben absoluut foutloos.
Het moet een menselijke fout zijn.

Dan ontstaat de grote plotwending van de film.
Een conflict tussen de astronauten en ‘hun’ computer, die zich vervolgens tegen hen keert.

Het is natuurlijk science fiction, maar het gaat me om de vraag die achter dit conflict ligt.
Wie gaat erover?
En waarom willen we steeds meer en betere technologie?
Wat moet het ons brengen?
En – kijkend naar het komende studiejaar hier bij Fontys: hoe zorgen we ervoor dat open en online onderwijs niet met ons aan de haal gaat, maar ten dienste staat van onze eigen visie op het onderwijs?

De Onderwijsraad constateerde dit voorjaar nog dat de verschillen in ICT-gebruik in het onderwijs groot zijn: een duidelijke visie op de relatie tussen en onderwijs en technologie ontbreekt vaak nog.
‘Te vaak komt het nu aan op hobbyisme of altruïsme van bepaalde leraren’, zeiden ze letterlijk.
We hebben dus een inhaalslag nodig.
In het onderwijs zelf, maar ook als overheid.

Niet omdat we gewoon maar mee moeten met de tijd.
Dat moeten we wel, maar dat is niet alles.
Technologie neemt ons veel werk en moeite uit handen.
Maar het legt juist ook iets in onze handen, dat veel kostbaarder is.
En dat is: de verantwoordelijkheid om er iets goeds mee te doen.

De vraag is daarom niet of we MOOC’s of ‘learning analytics’ moeten omarmen of niet.
Dat zeggen ook José van Dijck (onze voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen) en haar medeauteurs in het boekje ‘De Platformsamenleving. Ik citeer:
‘De discussie moet vooral gaan over publieke waarden als toegankelijkheid, betaalbaarheid, verwevenheid van onderwijs en onderzoek, burgerschap en bildung. Deze waarden zijn immers niet vanzelfsprekend verankerd in de algoritmes en verdienmodellen van MOOC-platforms.’
(Einde citaat)

Dames en heren,

hoe gaan innovaties ons helpen onze doelen in ons onderwijs of onderzoek te bereiken?
Denk bijvoorbeeld aan het onderwijs als emancipatiemotor.
Open en online methoden maakt hoger onderwijs van de beste instellingen wereldwijd toegankelijk en dat biedt heel veel kansen voor emancipatie.
Vandaar dat ik instellingen stimuleer en ondersteun bij het experimenteren met open en online onderwijs, en het delen van leermaterialen.

Tegelijk kun je die emancipatiemotor  ook belemmeren.
Bijvoorbeeld als je aankomende studenten die succesvol MOOC’s van jouw instelling gevolgd hebben, voorrang gaat geven.
Dat zien we soms in de VS al gebeuren.
Het zijn twee kanten van dezelfde medaille – en aan ons de keuze om het juiste midden te vinden.

Bovendien is het belangrijk dat je niet alleen toegankelijkheid en bereik vergroot, maar ook studiesucces.
In Nederland haalt slechts 7% van de mensen die via MOOC’s colleges volgt, een certificaat.
Het effect wordt echter vele malen groter als MOOC’s gecombineerd worden met ‘gewoon’ persoonlijk contact.
Met discussiegroepen en andere vormen van online én offline interactie.
Zoals al veel gebeurt met concepten als blended learning en flipping the classroom.
Docenten zien het slagingspercentage dan ineens stijgen tot 50%.

Kortom, laten we innovatie omarmen in alle lagen van het onderwijs.
Maar om dat te doen, moet je wel eerst een sterke eigen visie hebben.
En die visie komt niet alleen uit de bestuurskamer.
Maar ook uit de docentenkamer en de studentenkamer.

Ik zie hier bij Fontys al veel actie.
En dat is prachtig.
Hans Nederlof stimuleert binnen de Vereniging Hogescholen het gebruik van digitale middelen, online materialen.
Robert Schuwer is als lector een voorloper in praktijkgericht onderzoek open online onderwijs en het delen van leermaterialen.

Maar naast die actie – en alle kennis en vaardigheden die erbij horen – kun je niet zonder het ontwikkelen van reflectie, van kritische distantie en van onafhankelijkheid.
Daarom vind ik het zo belangrijk – ik citeerde José van Dijck al – dat er in het hele onderwijs ruimte is voor Bildung.
En daarom hebben we persoonlijke vorming ook een belangrijk fundament gemaakt van de Strategische Agenda Hoger Onderwijs.
Zodat bildung een motor voor ontplooiing wordt op alle niveaus, voor iedereen.
En niet als apart vak, maar als rode draad van je schooltijd, je studietijd en net zo goed van je werkende leven.

Met Bildung bedoel ik: jonge mensen kritisch leren denken.

Zelf je inschattingen leren maken.
Leren reflecteren op wat je hoort en ziet.
Op Youtube, op Facebook – en ook in MOOC’s.
Of op wat data-analyses je voorschotelen.
Vergelijken met andere bronnen, met je eigen waarden.

Dieper graven dan de oppervlakte.

 

Dat betekent ook: leren functioneren in een samenleving waar verschillen zullen toenemen.
Dit is een oneindig leerproces.
Een proces dat, als we naar het hoger onderwijs kijken, vraagt om een doorlopend gesprek tussen alle betrokken mensen en partijen.

 

iPads, apps of technologie die nog niet is uitgevonden, kunnen die dialoog geweldig faciliteren.
Maar ze kunnen in mijn ogen alleen dát zijn: een hulpmiddel.

Nooit een vervanging van persoonlijk contact – van échte ontmoeting.

Want nadenken en reflecteren leer je echt in de ontmoeting met anderen.
In contact met docenten die zelf een diep besef hebben van hun eigen opvattingen, waarden en morele kaders.
En van de impliciete en expliciete grenzen van onze samenleving.


In die ontmoeting is dan ook ruimte om met elkaar omstreden en extreme denkbeelden op te vangen.
Denk aan studenten die radicale ideeën uit het Midden Oosten van social media plukken en die in de klas kenbaar maken.
Of docenten die hetzelfde doen met ideeën over White Supremacy uit de VS – of gewoon uit eigen land.

Daarover praten, uitgedaagd worden om te beargumenteren wat je zegt, het verschil leren tussen een mening en feit, is niet iets wat je leert met een app.

 

U hebt de waarde hiervan enkele jaren geleden zelf bevestigd in een onderzoek onder ruim vijfhonderd docenten.
Zij gaven toen aan dat ze hun motivatie halen uit leerlingen hun eigen talenten laten ontwikkelen en hen helpen gelukkige mensen te worden.

 

Maar wat betekent dit nu, als u hoge ambities moet combineren met de onvermijdelijke waan van de dag?
Help elkaar dan in ieder geval om vaak genoeg afstand te nemen van die waan: even een stap terug, even vragen: waarom doen we dit ook alweer? Waar willen we heen?

Als we dat regelmatig blijven doen, hoeven we ons niet angstig af te vragen of technologie en innovatieve onderwijsvormen zich tegen ons zullen keren, zoals boordcomputer HAL doet in de film van Kubrick.
Die angst verdwijnt met een sterke eigen visie.
En met een voortdurend gesprek over die visie.
 
Allereerst in uw eigen bestuurskamer – en ik weet dat dit al hoog op uw agenda staat:
-hoe kunt u in de bestuurskamer technologie, data, het delen en hergebruik van online materialen en het combineren van online en persoonlijk contact zó stimuleren dat uw docenten en studenten er beter van worden?
-en is uw visie ook echt in alle delen van de organisatie verankerd?

Ten tweede ook in de docentenkamer:
-hoe word je er een betere docent van – en een beter docententeam?
-Durf je je te laten uitdagen door studenten om aan hún vragen te voldoen?

-Durf je kwetsbaarder te zijn, door materiaal online te zeten of te lenen van collega’s bij andere hogescholen? Zodat je zelfmeer tijd hebt om aandacht te besteden aan die ene student die dat nodig heeft?

En ten derde in de studentenkamer:
-hoe kun jij technologie gebruiken om de regisseur van je eigen studieloopbaan te zijn?
-En hoe kan ik er mijn docenten en de samenleving iets mee teruggeven? Kun je je eigen technische vaardigheden weer aan docenten ‘teruggeven’, zodat zij ook weer van jou leren?
-Wie weet leiden deze vragen zomaar tot een van de Denk Groter Prijzen – die we straks gaan uitreiken.
Natuurlijk kunnen dit soort gesprekken zorgen voor ongemakkelijke wedervragen.
Vragen waar je soms geen antwoord op hebt.
Waardoor je blinde vlekken bij jezelf en elkaar gaat ontdekken.

Maar een echte ontmoeting – een echt gesprek –  is wel de enige manier om verder te komen en om zelfbewust te studeren, te doceren en te besturen.

En om daarin te vernieuwen op een manier die Fontys ook nog eens helpt om meer en meer een echte waardengemeenschap te worden, die de maatschappelijke leiders van morgen voortbrengt.
Nog even terug naar het plot van de film.
De computer uit ‘2001: A Space Oddysey’ bleek weldegelijk fouten te kunnen maken.
De spannende strijd tussen mens en computer – er vallen zelfs doden – wordt gewonnen door de mens.
HAL wordt handmatig uitgeschakeld door de enige overgebleven astronaut aan boord.
Zelfs de slimste computer blijkt maar een instrument in mensenhanden.

Uiteindelijk gaat er aan ‘blended learning’, ‘flipping the classroom’ en ‘learning analytics’ – en elke andere technologische vooruitgang – altijd iets anders vooraf:
moreel menselijk handelen.
Wat wij zoeken, uitvinden en bedenken, is eerst door ons eigen brein en langs onze eigen morele meetlat gegaan.
Dat betekent dat technologische vooruitgang onze menselijke verantwoordelijkheid niet minder, maar juist groter maakt.

Ook in een hyper-geautomatiseerde omgeving kunnen we altijd kiezen voor de menselijke maat. 

We kúnnen besluiten om technologie, computers en robots ondersteunend te laten zijn in de interactie tussen mensen, in plaats van leidend.

 

Technologie vraagt ons dus om méér mens te worden, in plaats van minder mens.

En ik denk dat het onderwijs van de toekomst – en dus eigenlijk dat van vandaag – dáár op gericht moet zijn.
Op mensen breed leren denken, op moreel besef ontwikkelen, op verantwoordelijkheid dragen voor het werk dat je doet.

Als bestuurder of docent van Fontys.
En als student en toekomstig professional.
Je hele lerende leven lang.

Ik wens u een prachtig, succesvol studiejaar toe.